Waarom links steeds verkiezingen verliest (en nee, niet omdat de kiezer links niet begrijpt)
Links gaat de verkiezingen niet winnen door het de kiezer nóg een keer uit te leggen. Die begrijpt donders goed waar links voor staat – en dat bevalt hem niet.
Het ziet er beroerd uit, kameraden!
Zevenenveertig zetels. Dat is wat linkse partijen bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 binnen wisten te slepen. Het meest bedroevende verkiezingsresultaat sinds 1925. *
Nu, een jaar later, zitten we met een impopulair, rechts kabinet dat qua vertrouwenscijfers niet onderdoet voor Rutte IV in blessuretijd. En toch: links profiteert daar amper van. In de laatste Peilingwijzer staan linkse partijen nog steeds maar op 58 zetels. Dat is niet zo slecht als in 2002 of in 2023, maar daar is dan ook alles mee gezegd.
Wat vooral in het oog springt: GroenLinks-PvdA. De grootste linkse oppositiepartij – pardon: samenwerking, alliantie, verbond – blijft al sinds de verkiezingen hangen op 25 zetels. De implosie van Nieuw Sociaal Contract (NSC), waarbij veel linkse kiezers hun heil zochten, verandert daar weinig aan.
Verkiezingen verliezen verloopt op links vaak via een vast stramien: eerst de teleurstelling, dan de roep om verandering. Joost de Vries van De Groene Amsterdammer wist meteen wat ons te doen stond op die sombere verkiezingsavond. Iedereen haat links, analyseerde hij (progressofobie: het zou in de DSM moeten worden opgenomen), en dus ‘zal links zijn verhaal opnieuw moeten verwoorden, verpakken.’
Jawel, het welbekende Nieuwe Linkse Verhaal. Wat zou het dit keer worden?
‘Een verhaal dat fundamentele kritiek op het neoliberalisme combineert met een inclusief en realistisch verhaal over migratie’, suggereerde migratiehistoricus Leo Lucassen.* Links moest ‘misleide kiezers’ maar eens duidelijk maken dat ‘de problemen die [zij] ondervinden echt niet zullen verdwijnen als we met een toverstokje alle migranten wegtoveren.’
Toch het vage gevoel dat ik dat wel eens eerder had gelezen. Meer suggesties?
Nou, komt dat even mooi uit! Ecologie, armoedebestrijding, GroenLinks, PvdA – allemaal een beetje hetzelfde!
De bureaus schetsten een vergezicht waarin we zondige consumptie staken voor een beter milieu. Geen eindeloze groei op een eindige planeet – dat werk. Alle cola, snijbloemen en benzineauto’s het land uit. Ja, zo zal de verloren arbeider het rode nest weer terugvinden. Krimpen voor het klimaat. Echt een banger in de fabriekshallen.
Het is dus niet asielmigratie is humaan, maar asielmigratie is vrijheid.
Nu gun ik het mijn linkse vrienden van harte om elkaar even lekker op het ruggetje te leggen en over de onderbuik te strelen (‘hmmm, ja, nog een beetje naar links, jaaahaaaa lekker!’). Maar, mijn god… zullen we ook nog proberen verkiezingen te winnen?
Of vinden we het wel prima zo? Machteloos langs de zijlijn staan toekijken, terwijl een politieke vandaal het democratische spelregelboekje verscheurt? Als dit namelijk het antwoord is op de grootste linkse verkiezingsnederlaag sinds 1925, dan zie ik het somber in, kameraden!
Wat verkiezingen betreft, cultiveert links graag een bevlogen domheid (in de schimmelpenninckiaanse zin van het woord). De scherpste linkse denkers lijken niet in staat een onderscheid te maken tussen electorale analyse (wat vinden kiezers belangrijk?) en de eigen idealen (wat vind ik belangrijk?). Het Nieuwe Linkse Verhaal is dan ook steevast een Vrij Oud Links Verhaal, waarin men het nog één keer uitlegt.
Misschien wordt het tijd om toch eens wat electoraal realisme aan de dag te leggen. Ik zou haast zeggen: juist nu.
Links is extremer dan de PVV (vindt de kiezer)
Vorige maand werden de gegevens van het Nationaal Kiezersonderzoek 2023 gepubliceerd. Daarmee is het voor mensen die niet in de politicologische deep state zitten (zoals ik) mogelijk om de laatste verkiezingen in te kleuren met gedetailleerde kiezersdata. Het beeld dat daaruit opdoemt is zonneklaar: kiezers snappen dondersgoed waar links voor staat, en dat bevalt ze niet.
Nederlanders stemmen steeds minder op grond van hun economische voorkeuren (waar links een populair verhaal bij heeft) en steeds meer op basis van hun culturele voorkeuren (waar links een impopulair verhaal bij heeft). Dat was al langer gaande, maar deze verkiezingen vormen een voorlopig hoogtepunt in de culturele hersortering van het electoraat.
Links hoeft aan haar economische verhaal niet bijster veel te veranderen. Uit het Nationaal Kiezersonderzoek kun je opmaken dat 119 van de 150 Kamerzetels aan kiezers zich links van D66 plaatsen op het thema ‘inkomensverdeling’. Maar liefst 74 zetels plaatsen zich zelfs links van GroenLinks-PvdA! Als verkiezingen dus een referendum zouden zijn over herverdeling, kan links een aardige verkiezingszege boeken: de meeste kiezers hebben wel trek in een nivelleringsfeestje. Als het om geld gaat, is de doorsnee kiezer een gematigde sociaaldemocraat.
Helaas zijn de kaarten een stuk minder gunstig geschud als het gaat om een onderwerp als klimaat. Rechts van GroenLinks-PvdA bevinden zich maar liefst 107 zetels, en rechts van de SP (de minst klimaatvriendelijke linkse partij) zo’n 80 zetels. Verkiezingen die gaan over klimaat zijn voor links dus niet afschuwelijk, maar ook niet geweldig.
Zeker wanneer de plannen concreter worden, brokkelt de steun snel af. Klimaatbeleid moet vooral niet te dichtbij komen: meer belasting heffen op auto’s, vlees of gasverwarming is bijvoorbeeld diep impopulair. Laat staan dat de kiezer warmloopt voor hardgroene verhalen over krimpen voor het klimaat. Mocht dit soort ideeën ooit het stadium van vrije filosofie ontstijgen en de economische implicaties ervan voelbaar worden, dan is het snel gedaan met de sympathie van de kiezer (niet voor niets willen wetenschappelijke bureaus vooral ontgroeien in ‘denkstukken’, niet in doorrekeningen).
Waar links echter veruit het minst op scoort, zijn de onderwerpen asielmigratie en integratie. Als het gaat om integratie, plaatsen maar liefst 131 zetels aan kiezers zich rechts van GroenLinks-PvdA. Ik herhaal: 131 zetels! Zelfs rechts van de SP, een partij die volgens sommigen een antimigratieprofiel zou hebben (wat de kiezer nog niet lijkt te zijn opgevallen), bevinden zich wel 122 zetels.
Als iedereen in Nederland op basis van zijn migratiestandpunt zou stemmen, dan zou het hele linkse blok dus rustig nog een keer kunnen halveren. Het is goed te weten dat Nederlanders GroenLinks-PvdA op migratie extremer vinden dan de PVV, de partij van ‘minder, minder, minder’ Marokkanen.
Hierdoor is het voor links niet alleen lastig om aansluiting te vinden bij de doorsnee kiezer, het maakt het ook ingewikkeld voor linkse partijen om een coalitie aan te gaan met partijen als NSC of VVD. Die staan in de beleving van hun kiezers mijlenver af van GroenLinks-PvdA.
Nu kun je van alles vinden van de opvattingen van de mediane kiezer (dat het een domrechtse dwaas is met moreel laakbare standpunten, bijvoorbeeld), maar de rekenkundige realiteit is dat je alleen verkiezingen wint met meer dan de helft van de stemmen. En zolang die doorsnee kiezer van links geen geloofwaardig verhaal te horen krijgt over de onderwerpen die er voor hem of haar toe doen, stemt die kiezer niet links.
Voor de goede orde: dat wil niet zeggen dat elke linkse partij zich maar moet richten op de doorsnee kiezer. Er mag uiteraard best een loeiend links geluid blijven klinken, want ook daar is een markt voor. Maar als geen enkele partij op links de brug weet te slaan naar het midden, is links gedoemd tot een eeuwige minderheid.
Het uithangbord van cultureel-progressief Nederland
Lang was het de PvdA die de brugfunctie naar het politieke midden vervulde. Wie meer natuur wenste kon GroenLinks stemmen, wie op meer Europa hoopte koos voor D66, wie meer herverdeling eiste kon naar de SP. Dat was dan vervelend voor de PvdA (zie de dramatische verkiezingsnederlaag van 2017), maar die stemmen bleven wel behouden voor het linkse blok. (Hoewel het linkse regeringsdeelname wel kon bemoeilijken als de flanken wonnen.)
De PvdA stond altijd al ver af van cultureel-conservatieve kiezers, maar de innige samenwerking met GroenLinks heeft de ideologische kloof tussen links en de kiezer nog groter gemaakt. GroenLinks-PvdA heeft, zo blijkt uit het Nationaal Kiezersonderzoek, vooral het culturele profiel van GroenLinks overgenomen.
De partijbesturen marcheren ondertussen vrolijk voort met hun fusievoornemens. Frans Timmermans opperde op een recente partijbijeenkomst zelfs het idee voor nog bredere samenwerking: ook D66, PvdD en SP mochten zich aansluiten. Dat men binnen GroenLinks-PvdA heel opgewekt is over het gezamenlijke verkiezingsresultaat (meer zetels dan in 2021, dus één plus één bleek toch meer dan twee!) geeft te denken.
Enkele weken geleden deed voormalig PvdA-partijprominent Ad Melkert in een ingezonden stuk in de Volkskrant een poging het onafwendbare af te wenden.* ‘Het opheffen van de Partij van de Arbeid – juist nu – is een dramatische en historische vergissing’, schreef hij. ‘Het antwoord ligt niet in verder naar links, maar in versterking van het politieke midden.’ Er bestaan volgens Melkert ‘te veel fundamenteel andere opvattingen tussen de fusiepartners [over] groei, arbeid, migratie, klimaatradicalisme [en het] Midden-Oosten’.
Melkert heeft een punt. Het zwaartepunt van de publieke opinie bevindt zich niet links van de oude PvdA, zeker niet als het gaat om culturele thema’s. Toch is de partij in de ogen van kiezers de afgelopen verkiezingen (nog) verder naar links opgeschoven. Daardoor heeft GroenLinks-PvdA veel stemmen gewonnen van andere cultureel-progressieve partijen (in het bijzonder van D66), maar hebben linkse partijen ook electorale ruimte prijsgegeven aan partijen als NSC en, erger nog, de PVV.
Nederlanders zien GroenLinks-PvdA als het politieke uithangbord van cultureel-progressief Nederland, als een partij die postmateriële zaken als milieu belangrijker vindt dan materiële zaken als een verhoging van het minimumloon. Daarmee spreekt ze vooral hoogopgeleiden aan, maar vervreemdt ze een groot deel van het electoraat van zich.
Ik denk dat ze dit bij GroenLinks-PvdA ook wel beseffen en hun best doen dat te veranderen. Ik zie Frans Timmermans niet anders doen dan in beschimmelde woningen in Heerlen-Noord de volkshuisvesting bepleiten. Maar tegelijkertijd is hij natuurlijk wel de voormalig Eurocommissaris voor klimaat die zeven talen spreekt.
Je kunt bovendien moeilijk ontsnappen aan de mensen die jouw partij aantrekt. ‘De breedte van de discussie’, zoals Ad Melkert het noemde, is door de hechte samenwerking met GroenLinks nogal uitgedijd. Op het laatste PvdA-partijcongres werd er gestemd over reparatiebetalingen voor het slavernijverleden; steun aan inheemse volkeren (en dan doelen ze niet op de Friezen); wapenleveranties aan ‘het Palestijns verzet’; en het opdoeken van Frontex (de organisatie die de Europese buitengrenzen bewaakt). Wat je daar ook van denkt, het zijn geen discussies waar je de mediane kiezer mee aanspreekt.
Ontwaakt! Bekeren helpt niet!
Maar goed, waarom zou je ervan uitgaan dat die doorsnee kiezer vastgeroest zit in zijn opvattingen? ‘Wees moedig, wees links, en zet je af tegen het midden’, schreef de jonge publicist Ernesto Herrera Fuentealba op de opiniepagina van NRC, in reactie op het pleit van Melkert. ‘De PvdA moet niet meer kijken naar wat veilig voelt, maar naar wat nodig is. De kiezer is klaar met halfslachtige compromissen en verwaterde visies.’ *
Links moet niet naar het midden, het midden moet maar naar links! Met superieure overredingskracht – een Nieuw Links Verhaal! – zal het de kiezer wel duidelijk worden wie hier de beste ideeën heeft. Ontwaaaaaakt verworpenen der aaaaarde!
Lekker, zo’n linkse klaroenstoot, maar waar is die op gebaseerd? Wat doet ons vermoeden dat we kiezers kunnen bekeren tot onze kosmopolitische overtuigingen? De resultaten van drie decennia aan kiezersonderzoek laten zien dat politieke standpunten over de grote onderwerpen niet tot nauwelijks veranderen. Over het harder straffen van criminaliteit, het verkleinen van de inkomensverschillen, de Europese eenwording en integratie is de Nederlander amper anders gaan denken.
Meningen veranderen vooral door wat politicologen wel ‘cohortvervanging’ noemen (en normale mensen: ‘de dood’). ‘Sterft, gij oude vormen en gedachten’ – maar dan letterlijk. Zo rond het dertigste levensjaar hebben de meeste mensen hun politieke identiteit gevormd, waarna grondhoudingen amper worden bijgesteld.
En, zoals de keizer van Japan opmerkte na de val van de tweede atoombom: ‘De situatie heeft zich niet noodzakelijkerwijs in ons voordeel gekeerd.’
Een paar jaar geleden leek het er nog op dat de jongste generaties cultureel-progressiever worden. Dat het midden naar links zou komen op een thema als migratie zou dus een kwestie van tijd zijn. Maar uit het laatste kiezersonderzoek blijkt dat 18- tot 24-jarigen over migratie juist negatiever denken dan 25- tot 34-jarigen (terug naar TikTok, kameraden!).
Van geld naar cultuur in het stemhokje
Verkiezingen gaan uiteindelijk niet zozeer over het veranderen van opvattingen, als wel over het activeren van opvattingen. Politieke partijen proberen ervoor te zorgen dat mensen een bepaald deel van hun identiteit meenemen naar het stemhokje (en een ander deel thuislaten). Mensen kunnen prima op een partij stemmen waar ze het grotendeels mee oneens zijn. Zolang die partij het maar met ze eens is over de onderwerpen die voor hen het allerbelangrijkst zijn.
Het is nu ondenkbaar, maar de PvdA won in 1998 vrijwel evenveel stemmen van mensen die asielzoekers wilden terugsturen als van mensen die juist meer asielzoekers wilden toelaten. Dat jaar haalde links voor het eerst én het laatst in de parlementaire geschiedenis de helft van alle stemmen.
Het was niet zo dat cultureel-conservatieve PvdA-kiezers in 1998 in de veronderstelling verkeerden dat de PvdA ook hun standpunten over asielmigratie deelde. Nee, deze kiezers wisten dat de partij anders dacht over asielmigratie en integratie dan zijzelf. Die onenigheid was echter minder belangrijk, omdat het in de jaren negentig niet ging over ‘Nederland weer voor de Nederlanders’ maken, maar over ‘werk, werk en nog eens werk’.
Na de eeuwwisseling veranderde dat. Na de aanslagen op 11 september 2001 en de opkomst van Pim Fortuyn, die vlak voor de verkiezingen werd vermoord, verschoof het debat van geld naar cultuur.
PvdA-kiezers dachten weliswaar hetzelfde over geld, maar heel verschillend over cultuur. (In feite: het spiegelbeeld van de PVV-achterban, die gelijk denkt over cultuur, maar anders over geld.) De electorale zwakte van de PvdA werd zo genadeloos blootgelegd: van de PvdA-kiezers die in 1998 meer asielzoekers wilden toelaten, bleef driekwart de partij trouw. Van de PvdA-kiezers die de asielzoekers juist wilden terugsturen slechts een vierde. De helft van de PvdA-kiezers verliet de partij.
Het verraad van de pratende vulpen
In de linkse canon wordt de verkiezingsnederlaag van 2002 heel anders herinnerd. Zo gauw de figuur Melkert ergens opduikt, leidt dat steevast tot opgewonden commentaar. Zo van: komt die sociaaldemocratische dino ons even vertellen hoe mooi het wel niet was in het Jura. Nou, zo mooi was dat Jura niet. Iedereen weet: na het Jura kwam het Krijt en daarop volgde de massa-extinctie van 2002.
Voormalig PvdA-Kamerlid Frans Leijnse (hij was er zelf nog bij in het Jura) schreef in de Volkskrant dat kiezers wegliepen bij de PvdA vanwege ‘de vage middenkoers, het afschudden van de ideologische veren, het meegaan in de neoliberale verheerlijking van de vrije markt, de privatisering en de afbraak van publieke diensten’.* Leijnse merkte op dat velen binnen de partij er net zo over denken.
Ik vrees dat Leijnse daarin gelijk heeft. Je kunt in linkse partijzaaltjes op veel instemmend geknik rekenen als je nog eens vertelt over hoe de arbeider werd verraden door de pratende vulpen Ad Melkert.
Sociaaldemocratische kiezers stapten in 2002 bovendien vooral over naar partijen die economisch rechtser en cultureel-conservatiever waren dan de PvdA, zoals het CDA (13,3 procent van de kiezers uit 1998) en de LPF (8,8 procent).
Het is waarschijnlijker dat het economische succes van Paars zijn ondergang werd. ‘Werk, werk en nog eens werk’ beklijft nu eenmaal wat minder wanneer de werkloosheid niet langer 7,5 procent (1994), maar slechts 2,3 procent (2002) bedraagt. Economische welvaart biedt de cultureel-conservatieve kiezer de luxe om te stemmen op basis van culturele waarden (minder migratie) in plaats van materieel eigenbelang (meer werk en herverdeling).
De Tweede Kamerverkiezingen van 2002 bleken een voorbode. De LPF ging binnen een jaar alweer op in een verzengende vlammenzee van amateurisme en incompetentie, maar hun succes had laten zien dat het mogelijk was antimigratiesentiment te munten in stemmen. Geert Wilders nam in 2006 het cultureel-conservatieve stokje over van Fortuyn, en sindsdien weet hij het politiek systeem met succes te kantelen. Weg van geld, vol op cultuur.
Af en toe verdrong een crisis (de financiële crisis, de eurocrisis, de coronacrisis) de culturele ongemakken een tijdje uit het publieke debat. Dan werd de PVV plotseling gedwongen stelling te nemen op thema’s waar haar achterban niet eenduidig over dacht (denk: Nexit of het bezuinigingspakket in Rutte I), terwijl de PvdA en de VVD juist heldere standpunten innamen op thema’s waar hun achterban wel eensgezind over was (werkgelegenheid, economie).
Maar op de langere termijn is de trend onmiskenbaar: waar links in 1998 nog 29,3 procent van de stemmen won bij de migratiekritische helft van Nederland, was daar in 2023 nog maar 8,5 procent van over. Daarbij komt dat in de jaren negentig bijna veertig procent van het meest migratiekritische kwart van de Nederlanders überhaupt niet kwam opdagen bij verkiezingen. Bij de laatste verkiezingen was dit kwart juist de groep met de hoogste opkomst (slechts 16 procent stemde niet). Kortom: afgehaakt Nederland is aangehaakt.
Deze twee factoren verklaren vrijwel het gehele verlies van links.
De geest is uit de fles
Nu hoopt links misschien dat ze die verloren kiezers weer terug kan krijgen door vol op het sociaaldemocratische orgel te gaan: armoedebestrijding, volkshuisvesting, bestaanszekerheid. Dat we migratiekritische kiezers kunnen verleiden om hun abjecte opvattingen te parkeren en weer gewoon, zoals in de goeie oude tijd, PvdA te stemmen.
Dat is geen gekke gedachte als je bedenkt dat klassiek linkse thema’s als woningbouw en armoede de afgelopen verkiezingen nog steeds belangrijk waren voor de kiezer. Sterker nog: er waren meer kiezers die hoopten dat het kabinet wat aan armoede zou doen dan aan migratie.
Van die wens zag je alleen weinig terug in het stemhokje. Kiezers die zeiden dat ze armoedebestrijding of woningbouw belangrijk vonden, stemden niet veel anders dan kiezers die dat niet vonden.
Kiezers weten bij dit soort thema’s namelijk niet goed welke partij ze moeten hebben. Armoedebestrijding en woningbouw zijn consensuskwesties geworden, vraagstukken waarbij vrijwel alle politici het eens zijn over het doel, maar kibbelen over de middelen. Dit soort thema’s zijn lastiger te politiseren (‘Wij eisen 100.000 woningen!’ – Ja, wie niet?).
De politieke vraag is dan vooral: hoe wil je dat ze honderdduizend woningen bouwen? Maar over de middelen (30 procent sociale huur? Vergunningsvrij bouwen in de achtertuin? NIMBY’s de pas afsnijden?) hebben kiezers vaak minder uitgekristalliseerde opvattingen dan over het doel zelf (meer woningen!).
Dat hoeft op zich nog niet uit te maken. Mensen hoeven ook niet te weten hoe een brood wordt gebakken om te weten wie een goede bakker is. Toch lijkt men links geen grote competentie toe te dichten op armoedebestrijding en woningbouw. Van de mensen die woningbouw belangrijk vonden, zei bijvoorbeeld een derde geen idee te hebben welke partij daar de beste plannen voor had. Slechts een karige 11 procent noemde GroenLinks-PvdA.
Dat kiezers op economische onderwerpen minder verschillen zien tussen partijen, ligt misschien ook aan het feit dat die verschillen er steeds minder zijn. In 1986 bestond er nog wezenlijke onenigheid over de verzorgingsstaat. ‘De verzorgingsstaat is geleidelijk uit zijn krachten gegroeid’, viel te lezen in het ‘aktieprogram’ (toen heette het nog een program) van het CDA. ‘Te makkelijk werd gedacht en gedaan of ongeveer alles wel te beteugelen en te betalen viel, zodra het maar tot staatszorg werd verklaard.’ Dat zijn teksten die je vandaag de dag niet meer zult aantreffen bij NSC, bijvoorbeeld. Die partij ging juist de verkiezingen in met een pleidooi om de bestaanszekerheid tot staatszorg te verklaren.
Alle grote partijen schoven de afgelopen decennia op naar de economische opvattingen van de doorsnee kiezer. In de ogen van kiezers is GL-PvdA in 2023 iets minder links dan de PvdA in 1986; is NSC in 2023 aanzienlijk minder rechts dan het CDA in 1986; en is zelfs de VVD minder rechts dan voorheen.
De positie van de PVV is in dit opzicht nog het meest interessant. De PVV is volgens de kiezer aanzienlijk linkser dan haar ideologische voorganger, de LPF. Wat Geert Wilders werkelijk vindt mag Joost weten, maar hij heeft zijn partij de afgelopen jaren vakkundig in de richting van de mediane kiezer geduwd. Hij stemt vóór verhoging van het minimumloon, vóór verlaging van de pensioenleeftijd en vóór afschaffing van het eigen risico. Dat zijn populaire economische standpunten die je eerder alleen op links kon kopen.
De economische stellingnames van de PVV vormen ook een interessant contrast met cultureel-progressief links: waar GroenLinks-PvdA de nadruk legt op zaken die populair zijn bij hoger opgeleiden, zoals gratis kinderopvang en goedkoper onderwijs, legt de PVV nadruk op standpunten die populair zijn bij lager opgeleiden, zoals het schrappen van het eigen risico en het verlagen van de pensioenleeftijd.
Nu is de reden om op de PVV te stemmen voor de kiezer vaak niet economisch van aard. Maar als je, zoals de LPF, kankerpatiënten de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering uit wilt knikkeren, dan kunnen economische standpunten wel degelijk een dealbreaker zijn. De LPF won dan ook vooral bij economisch rechtse kiezers (zeg maar: de migratiekritische VVD’er), terwijl de PVV het – tot de laatste verkiezingen! – beter deed bij economisch linkse kiezers.
Afijn, het punt is: de verzorgingsstaat staat veel minder ter discussie dan voorheen. Dat probleem is ook niet makkelijk door links op te lossen, omdat zij iets of iemand nodig heeft om zich tegen af te zetten. Kabinet-Lubbers I verdubbelde de armoede (bijna), Rutte IV halveerde die – wat het simpelweg moeilijker maakt om het thema te politiseren. Het is voor links eigenlijk hopen op een financiële crisis of andere economische malaise waarmee de focus verschuift van cultuur naar economie.
Wil je milieu? Meer milieu? Nog meer milieu?
Wat rest zijn onderwerpen waar wel glasheldere tegenstellingen bestaan, zoals milieu en migratie. Dit zijn zogenoemde positionele kwesties: over zowel het doel als de middelen bestaat onenigheid. GroenLinks-PvdA vindt het bijvoorbeeld een morele plicht om asielzoekers toe te laten, terwijl de PVV de grenzen dicht wil gooien.
In tegenstelling tot armoedebestrijding en woningbouw waren het de thema’s milieu en migratie die deze verkiezingen de politieke scheidslijnen bepaalden. Wie klimaatbeleid prioriteit gaf, stemde links; wie migratie wilde indammen, stemde rechts-populistisch.
Voor links als geheel is deze culturele herschikking een dramatische ontwikkeling, maar voor losse linkse partijen is dat natuurlijk niet per se het geval. Links is uiteengevallen in partijen die de kiezer steeds verfijndere postmateriële behoeftebevrediging beloven. Wil je meer milieu? GroenLinks. Nog meer milieu? Partij voor de Dieren. Meer Europa? D66. Nog meer Europa? Volt. Minder discriminatie? BIJ1. Minder discriminatie, maar wel discriminatie van Armenen in 1915? DENK.
Voor veel van deze postmateriële partijen is het een electoraal verdienmodel om Wilders tegen te spreken. Op de inhoud is dat begrijpelijk (hallooooo, de man wil noodrecht misbruiken!), maar op de consequenties is het funest. Zowel postmaterieel links als populistisch rechts wil het politieke strijdveld verplaatsen van economie naar cultuur. Wilders weet als geen ander dat zijn grootste tegenstander ook zijn grootste medestander kan zijn.
WAT IS GROENTE? Kiezer don’t care
Linkse partijen vestigen hun hoop op de kritische blik van de kiezer. Bij maatschappijleer hebben we immers geleerd dat kiezers politici afrekenen op resultaat. Zo bezien is het een kwestie van tijd voor de valse profeet Geert Wilders door de mand valt.
‘Voorzitter, zou ik, via u, aan de heer Timmermans mogen vragen hoe hij het verklaart dat sinds hij in de oppositie zit, het vertrouwen in de politiek fors is gestegen?’ vroeg Geert Wilders plagend tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen.
‘Ja, dat wil ik ontzettend graag verklaren’, antwoordde Timmermans. ‘Mensen wordt ontzettend veel beloofd, en zij hebben nog niet in de gaten dat ze door u, meneer Wilders, in het pak worden genaaid.’
Prima antwoord, daar niet van, maar ik ben bang dat het een wat te versuikerd beeld van de democratische werkelijkheid is. Kiezers zoeken vooral naar politici die hun waarden en prioriteiten delen. Beleid is een manier om die waarden en prioriteiten uit te dragen, maar of dat beleid ook het gewenste resultaat heeft, is – tenzij je het heel bont maakt – bijzaak.
Voorbeeld: Donald Trump wil een muur bouwen. Je zou kunnen zeggen: een kostbare en volstrekt krankzinnige manier om migranten tegen te houden. En daar zou je gelijk in hebben. Maar het gaat er niet om wat Trump over die muur zegt, het gaat erom wat die muur over Trump zegt. Namelijk: dat hij het soort politicus is dat bereid is een muur te bouwen om migranten tegen te houden.
Het is niet anders voor Geert Wilders, die grenscontroles wil invoeren (zinloos); noodrecht wil gebruiken (kansloos); en terugkeerborden wil plaatsen (absurd). Linkse politici kunnen moord en brand schreeuwen over hoe idioot deze beleidsvoorstellen zijn, maar hun verontwaardiging verraadt aan kiezers vooral dat zij het minder belangrijk vinden om asielmigratie te stoppen dan Geert Wilders.
Kiezers zijn nu eenmaal niet fijntjes gekalibreerd op de mogelijkheden en onmogelijkheden van beleid. Het gaat ze om een gevoel van richting; GroenLinks is meer voor milieu dan de PvdA, de PVV wil meer doen aan asielmigratie dan de VVD.
Als politici zich dus niet beperken tot wat mogelijk en verstandig is, kan politieke strijd gemakkelijk ontsporen in inhoudelijke waanzin. Het formele spelregelboekje van de democratie is helaas vrij dun: wie de meeste stemmen krijgt, wint de macht. Gelukkig houden de meeste politici zich aan een aantal ongeschreven regels: neem ambtelijk advies serieus; reken je verkiezingsprogramma door; blijf weg van de persoonlijke aanval; verdiep je in de inhoud; beperk je voorstellen tot het mogelijke, en ga zo maar door.
Die ongeschreven spelregels zijn er niet voor niets. Van een afstandje lijkt alles wat de overheid doet eenvoudig, maar van dichtbij valt dat vaak vies tegen.
Kiezers willen de btw op groente en fruit zo snel mogelijk afschaffen, maar bij de Belastingdienst springen er tien ambtenaren een raam uit als je het voorstelt. Die vragen zich namelijk af: wat is groente?
WAT IS GROENTE!? Is dit de Speld!?
Nou, probeer het maar eens: zijn het de vruchten, de zaden, de stengels, de bladeren, de oliën? Geen bewerkte groente, zegt men dan. Oké, maar wat is dan ‘bewerkt’? Wassen? Schillen? Verpakken? Snijden? Drogen? Fermenteren? Kruiden? Koken? Bakken? Barbecueën? Een dadel, is dat fruit? Ik denk het. Gedroogde dadels? Misschien. Een reep van gedroogde dadels? Eh… Dadelstroop, dadelspread, pindakaas-dadel-cookiebar? Oh god… Waar eindigt de noot en waar begint de Snickers? Wat je ook verzint, de kans is groot dat je straks met een peloton juristen staat te procederen tegen de YumYum die haar Kimchi-5 pack-noedels wil aanmerken als kool.
Maar het is toch gezond! Ja, werkelijk? Van een fles sinaasappelsap springt het glazuur je van de tanden; aardappelen, niet zo gezond als je ze in de frituur gooit; ananas, foute boel als je het op een pizza pleurt (bovendien: moreel laakbaar). En dat staat allemaal nog los van de vraag of een bloemkool die geen 1,69 euro (9 procent btw), maar 1,55 euro (0 procent btw) kost de Nederlander nou werkelijk tot de bloemkool zal bekeren. Even veronderstellende dat de btw-verlaging überhaupt wordt doorgegeven aan de consument, want dat kan natuurlijk ook nog, dat die bloemkoolboer het gewoon in zijn zak steekt. En wat mag dit allemaal kosten trouwens? Meer dan een miljard euro per jaar; geld dat je misschien beter kunt besteden aan bijvoorbeeld gratis gezonde schoollunches in plaats van dit ongerichte schot hagel.
Ik wil maar zeggen: het antwoord op de vraag ‘hoe moeilijk kan het zijn!?’ is doorgaans: vrij moeilijk! Maar om dat uit te leggen zijn we nu al drie alinea’s verder. Het democratisch ethos vraagt om politici die het kunnen opbrengen om ook zaken die meer dan drie alinea’s kosten om uit te leggen mee te wegen in hun beleidsvoorstellen. Politici die de moeite nemen om de kloof tussen kiezer en beleid te dichten – om kennis te nemen van gevoelens en die te vertalen in werkbare oplossingen.
Nou moeten we niet al te romantisch doen over de mate waarin zelfs de meest fatsoenlijke politici zich wat aantrekken van ‘de inhoud’ (zie de btw op groente en fruit, waar de oppositie ook liever deed alsof de overheid gek was). Niettemin: de meeste politici proberen – tenminste in theorie – met een half been in de beleidswerkelijkheid te staan.
Geert Wilders heeft die pretentie volledig laten varen. Hij huldigt een radicaal andere politieke spelopvatting. Grenscontroles werken niet? Welles! Spreidingswet heeft niks met asielinstroom te maken? Toch wel! Verkiezingsprogramma doorrekenen? Hier heb je een A4’tje. Ik denk dat weinigen dachten dat het kon: gewoon het informele bijlagenboekje van onze democratie door de versnipperaar halen.
Maar dat kan dus wel.
Geert Wilders sleept zijn politieke concurrenten rustig mee in een electorale dodenmars. ‘Met de spreidingswet zet de VVD de deur wagenwijd open voor kansarme asielzoekers!’ Aan de Eerste Kamerfractie van de VVD vervolgens de keuze: uitleggen wat lastig is uit te leggen of kiezen voor electoraal opportune domheid.
Bedenk: een stevig deel van de kiezers heeft helemaal geen moeite met grensoverschrijdende wetgeving. Maar liefst 63 procent van de Nederlanders vindt dat het kabinet snel maatregelen moet nemen tegen asielmigratie; 42 procent vindt het prima als dit gebeurt zonder toestemming van de Eerste en Tweede Kamer.* 43 procent zegt dat de grenzen volledig dicht moeten voor asielzoekers, en ongeveer 38 procent wil dat ook als Nederland daarmee handelt in strijd met internationale verdragen en Europese regelgeving.
Deze gifbeker kunnen we maar beter zo snel mogelijk leegdrinken: de kiezer gaat het democratisch ethos niet redden. Dat zullen politici zelf moeten doen. ‘Grote meerderheden van burgers tolereren schendingen van een democratische norm als ze in ruil daarvoor gewenst beleid ontvangen’, zo noteert politiek wetenschapper Alexander Wuttke in een bespreking van de literatuur over democratische erosie.* Als politieke spelbrekers niet de pas wordt afgesneden, dan belooft het alleen maar erger, hardvochtiger, krankzinniger en, ja, dommer te worden.
Popularisme: waar wil de kiezer over praten?
Dus, wat kan links doen? Politiek wetenschapper Simon Otjes, een van de meest realistische stemmen op links, merkt terecht op dat GroenLinks-PvdA ‘een strategie moet hebben om het maatschappelijke en politieke debat weg te keren van migratie en richting de grote ecologische en sociaaleconomische vraagstukken.’* Met name op economie hoeft links het publiek niet te bekeren tot haar standpunten: ze staat al dicht bij het zwaartepunt van de publieke opinie.
Noem het popularisme: politici moeten niet praten over onderwerpen die ze populair willen maken, ze moeten het hebben over onderwerpen die al populair zijn. Dat klinkt alsof het voor de hand ligt, maar het is lastig in de praktijk te brengen. Zo weten politici bijvoorbeeld lang niet altijd wat bij de kiezer populair is. Wat in de eigen kring als schokkend wordt ervaren, is lang niet altijd wat in bredere kring leeft. Politiek geïnteresseerden gaan al snel apeshit over Capitoolbestormingen en misbruik van het noodrecht, maar dat is niet iets wat sterk leeft bij de mediane kiezer.
Ik zeg dit niet om die democratische normoverschrijdingen te relativeren (ja mensen, het is fucking erg), maar om duidelijk te maken dat je geen verkiezingen wint door mensen aan te spreken op thema’s die ze maar matig boeien.
Je zag het gebeuren tijdens de verkiezingscampagne van Kamala Harris, die het vooral gooide op de gebreken van Donald Trump. P oliticoloog David Broockman testte in een gi-gan-tisch onderzoek tientallen politieke boodschappen uit bij meer dan 100.000 ondervraagden.* Het overtuigendst bleken de boodschappen waarin werd uitgelegd wat Kamala Harris zelf wil: ze is vóór de Amerikaanse variant van de AOW, ze is vóór gratis gezondheidszorg voor ouderen, ze is vóór het aanpakken van criminaliteit, en ga zo maar door. Het minst overtuigend: praten over Donald Trump. Over dat hij de democratie wil afschaffen, dat hij ‘vreemd’ is, en – helemaal bedroevend – dat hij migranten wil tegenhouden.
Politiek draait, platgezegd, om het overbrengen van prioriteiten. De politicus die vooral focust op haar tegenstander, geeft daarmee aan dat die tegenstander haar grootste prioriteit is. Maar dat werkt voor de meeste kiezers niet inspirerend. Sterker nog, degenen die dat wel aanspreekt, zijn waarschijnlijk al overtuigd – wie Trump koste wat kost wil tegenhouden, stemt toch al op Harris.
Dat betekent: in plaats van steeds te reageren op de laatste oprispingen van de politieke vijand, kun je de kiezer beter duidelijk maken waar jij voor staat – en dan vooral die zaken die brede steun kennen. In het geval van links is dat dus: herverdeling, minimumloon, betaalbare boodschappen. Als je steeds ingaat op wat de tegenstander zegt, dan vecht je op zijn strijdveld.
Migratie. Voor ons!
Ik vrees tegelijkertijd dat links iets moet met migratie. Het linkse verhaal over migratie is momenteel zo impopulair dat het kiezers vervreemdt en regeringsvorming compliceert. Het zou prettig zijn wanneer een komend middenkabinet het migratievraagstuk kan pacificeren, zodat iedereen een goed excuus heeft om Geert Wilders de komende honderd jaar te negeren.
Nu worden er wel pogingen gedaan tot een Nieuw Links Verhaal op migratie, maar de vraag is of het de juiste zijn. In de migratieparagraaf van het Nieuwe Linkse Verhaal van Marjolein Moorman lezen we bijvoorbeeld over arbeidsmigratie dat ‘het bedrijfsleven geen strobreed in de weg [is] gelegd om goedkope arbeid aan te trekken voor vervuilend, gevaarlijk en vies werk’. Stevige woorden. Maar op asielmigratie wordt het verhaal al een stuk vager. Ze hekelt ‘de klassieke truc van de zondebok: de vluchteling als oorzaak van alle problemen’ en schrijft dat ‘de meeste mensen nog steeds vinden dat we mensen op de vlucht voor geweld en vervolging niet in de kou kunnen laten staan’.
‘Hard op arbeidsmigratie en zacht op asielmigratie’ is alleen geen electoraal succesnummer. En dat gaat het ook niet worden.
Politicoloog Alexander Kustov laat in zijn boek In Our Interest: How to Make Immigration Popular op grond van opinieonderzoek in tientallen landen zien dat elk land een kleine groep xenofoben heeft (ongeveer 10 tot 20 procent van de bevolking), die tegen elke vorm van migratie is. Elk land heeft eveneens een ongeveer even grote groep hardcore humanitairen, die bereid zijn zelf in te leveren om migranten een beter leven te geven (zeg maar: die negentien zetels links van GroenLinks-PvdA).
Maar de meeste mensen zijn volgens Kustov ‘altruïstische nationalisten’. Er zijn maar weinig mensen die bereid zijn buitenlanders te helpen vóór hun eigen landgenoten, en bijna niemand is bereid buitenlanders te helpen wanneer dat ten koste gaat van hun eigen landgenoten. Als men dus het gevoel heeft dat Nederland niet profiteert van migratie, dan verdampt de steun al snel.
Het is dus cruciaal dat mensen bij ‘de migrant’ denken aan iemand die iets komt brengen in plaats van halen, schrijft Kustov. Nu denken veel Nederlanders bij migratie aan kansarme asielzoekers die een uitkering genieten, niet aan kenniswerkers die met een hele grote laser door een piepklein druppeltje tin nanometersdikke lijntjes op een plak silicium kunnen tekenen. Ze denken, kortom, aan het asielzoekerscentrum in Ter Apel, niet aan de ASML-fabriek in Veldhoven.
Het probleem is dat over asielmigratie, meer dan bij andere vormen van migratie, het gevoel bestaat dat het Nederlanders iets kost, niet iets oplevert. En laten we eerlijk zijn: heel gek is dat niet. Volgens het CBS zit ongeveer 41,6 procent van alle asielmigranten die sinds 1998 van buiten Europa naar hier kwamen in de bijstand. Dat is bij autochtone Nederlanders 2,3 procent, en bij arbeids- en studiemigranten maar 0,9 procent. *
De kern van het probleem is dat links, als het gaat om asielmigratie, een beroep doet op de kosmopolitische compassie van de Nederlander – en die is niet ruim voorradig. ‘Migratie kan niet populair worden in democratieën op humanitaire gronden alleen’, stelt Kustov vast in een ontnuchterende conclusie.
Begrijp me niet verkeerd: persoonlijk vind ik al dat gesomber over migratie maar decadent gezeik. De komst van gastarbeiders en vluchtelingen is wat mij betreft een van grootste bijdragen van Nederland aan het wereldwelzijn. Geen enkele Nederlander – zelfs als die opklimt van de armste 5 procent tot de rijkste 5 procent – kan een welvaartssprong maken die vergelijkbaar is met die van zo ongeveer iedere Marokkaanse arbeidsmigrant die ooit naar Nederland kwam. Besef: met het gemiddelde inkomen van een tweede generatie Nederlandse Marokkaan behoor je nu tot de rijkste 1 procent in Marokko zelf!
Ik vind het dan ook een totale miskenning van je geboorteprivilege als je in Nederland – een van de meest welvarende landen van de wereld – niet bereid bent matig cultureel en economisch ongemak te accepteren om anderen een beter leven te gunnen. Ik behoor, kortom, tot die hardcore kosmopolieten die moreel gewicht wensen toe te kennen aan mensen die buiten onze landsgrenzen zijn geboren (Randstad: 30 miljoen inwoners, voertaal: Esperanto – lfg!).
Prima dus, dat er linkse partijen zijn die migratie populair willen maken op humanitaire gronden. Ik wens ze daarbij veel succes. Maar ik denk niet dat we moeten blijven wachten op een betere mens, die niet gaat komen. Er moet een linkse partij zijn die de mediane kiezer, die schoft, serieus neemt. Een Nieuw Links Verhaal op migratie moet geen PVV-verhaal zijn (daar concurreert links ook nauwelijks mee), maar het moet wel de meerderheid van de mensen kunnen aanspreken, die niet overloopt van kosmopolitische compassie.
Dus: hoe zou een Nieuw Links Verhaal over migratie eruitzien? Ik denk dat het in de eerste plaats nodig is dat links migratiebeleid duidelijk uitdraagt dat we migranten accepteren die iets komen brengen, niet migranten die iets komen halen. En met duidelijk bedoel ik: zo duidelijk als een Trumpiaanse muur. Als er twintig denkstappen nodig zijn om te begrijpen hoe migratie de Nederlander ten goede komt, dan heb je al verloren. De voordelen moeten evident zijn, ook voor wie geen doctoraat in de economie heeft.
In Canada snappen ze dat, schrijft Alexander Kustov. Canada scoort potentiële migranten op eigenschappen en vaardigheden waar de Canadese economie wat aan heeft: taalbeheersing, leeftijd, scholing, werkervaring, of een uitnodiging van een werkgever. Provincies die graag bepaalde migranten laten overkomen, kunnen ook besluiten extra punten toe te kennen. Om de zoveel maanden krijgen de migranten die zich hebben gemeld met de meeste punten een (tijdelijk) werkvisum.
Zo’n puntensysteem is natuurlijk geen wondermiddel, maar het is er wel een dat ‘gemakkelijk valt te communiceren door de overheid en gemakkelijk valt te begrijpen door kiezers’. Als jij de taal spreekt, dan maak je meer kans op een visum; als jij meer vaardigheden hebt, dan maak je meer kans; als jij een uitnodiging hebt van een werkgever, dan maak je meer kans. Het Canadese migratiebeleid geniet dan ook breed politiek draagvlak. Bijna 70 procent van de Canadezen gelooft dat de economische impact van migratie positief is.
Grote Canadese middenpartijen bakkeleien over de aantallen migranten, zeker de afgelopen jaren waarin de regering Trudeau het vrij bont heeft gemaakt door een half miljoen migranten per jaar toe te laten (historisch onvertoond), maar het systeem zelf staat niet ter discussie. En vooralsnog weet de rechts-populistische uitdager – de People’s Party of Canada – de kiesdrempel niet eens te halen.
Opvallend genoeg heeft Canada de afgelopen jaren ook rond de 30.000 asielzoekers per jaar toegelaten via zogenoemde VN-hervestiging (in Nederland kregen in 2023 zo’n 15.000 mensen asiel). Deze vluchtelingen komen echter op uitnodiging en worden gescreend door de VN-vluchtelingenorganisatie, waarbij de Canadese politiek zelf bepaalt uit welke landen er hoeveel migranten mogen overkomen.
Ook hier draagt het beleid duidelijk uit dat Canada openstaat voor echte vluchtelingen (waar ook in Nederland publieke steun voor is), maar niet voor ongecontroleerde migrantenstromen waarvan iets van de helft uiteindelijk zal worden afgewezen. Dat valt natuurlijk wel gemakkelijker te regelen in Canada dan in Europa – een flink stuk varen voor de gemiddelde Syrische vluchteling.
Voor het indammen van irreguliere vluchtelingenstromen en het meer inzetten op Canada-stijl hervestiging is best wat te zeggen.* Het huidige asielsysteem motiveert vluchtelingen om een levensgevaarlijke oversteek over de Middellandse Zee te maken, omdat je pas aanspraak maakt op bescherming onder het asielrecht bij het bereiken van de Europese grens. Deze oversteek heeft tussen 2014 en 2023 aan 28.000 (!) mensen het leven gekost – een morele catastrofe. Wie bovendien de fysieke of financiële middelen ontbeert om zo’n oversteek te maken, of door geografisch toeval nooit in de buurt van Europa kan komen, hoeft überhaupt niet op onze compassie te rekenen. Het gevolg is dat er vaker relatief rijke, jonge mannen uit Syrië komen, dan bijvoorbeeld vrouwen en kinderen uit Myanmar.
De hoofdmoot van het migratiebeleid moet echter een selectief arbeidsmigratiebeleid zijn. Daarbij helpt het als links steevast de link legt met publieke doelen: het Zuyderland Medisch Centrum zucht onder personeelstekorten, waardoor dit Heerlense ziekenhuis een aantal afdelingen moet sluiten. Oké, waarom mag Heerlen eigenlijk geen verblijfsvergunningen uitdelen aan kundige buitenlandse dokters en verplegers die deze functies willen en kunnen vervullen? Waarom geen vergunningen voor buitenlandse bouwvakkers die onze huizen willen bouwen? En laten we vooral niet moeilijk doen over ingenieurs, ondernemers en tandartsen uit het buitenland, die bijdragen aan een beter Nederland (en nog flink belasting afdragen ook).
Juist door een selectiever migratiebeleid behouden we draagvlak voor de migratie die nodig is. Ironisch genoeg weet Canada met een selectiever en strenger gecontroleerd migratiebeleid meer migranten per inwoner op te nemen dan zeg, Zweden, dat – tot voor kort – een uitgesproken humanitair migratiebeleid kende. De bezwaren van kiezers gaan in de kern dan ook niet zozeer over de hoeveelheid migranten (hoewel daar natuurlijk wel een grens aan zit), maar over het gebrek aan selectiviteit en het verlies van controle.
Er is niks mis mee dat een overheid haar best doet uit te stralen dat zij het belangrijk vindt dat grenzen niet poreus zijn. Om het even scherp te stellen: op links wordt vaak smalend gedaan over symbolische maatregelen als grenscontroles. Maar waarom eigenlijk? Het is een betrekkelijk goedkope manier om mensen het gevoel te geven dat de overheid het niet op zijn beloop laat (dat zulke grenscontroles waarschijnlijk niet veel uitrichten, hoef je verder niet dood te checken).
Win verkiezingen en doe het goede – en graag in die volgorde
‘Wat moet het verhaal zijn?’, vroeg Groot Wassink. ‘Dat verhaal hebben we al lang!’ Ja, de vorm zou wel wat beter kunnen, vond hij. Links is te lief, dus kappen met meepraten en de handschoenen uit. Bijvoorbeeld door ‘racisten racisten te noemen’, door ‘de kapitalistische productie- en consumptiewijze’ aan de kaak te stellen, en door niet meer zo selectief solidair te zijn – ‘solidariteit moet internationaal zijn en tussen generaties’.
Daar was Moorman het helemaal mee eens. ‘Het is één voor twaalf, het is twaalf uur. Hoe kan je niet van klimaat een topprioriteit maken!?’ Ze had inspiratie opgedaan bij wijlen Joop den Uyl, want die schijnt ook al te hebben gevonden dat er grenzen aan de groei zaten. ‘Wel een hele rechtse PvdA’er hoor’, sputterde Groot Wassink tegen.
Zorgen over asielmigratie wuifde het duo weg. ‘Mensen hebben legitieme zorgen’, zei Groot Wassink. ‘Maar door rattenvangers van Hamelen wordt ze aangepraat dat het door vluchtelingen komt.’
Het wordt gebracht met een air van ‘zo, nu gaan we eens wat harde noten kraken’. Maar dit zijn natuurlijk geen harde noten. Dit is een Snickers, vermomd als een harde noot. Dit zijn twee linkse wethouders die tot de geruststellende conclusie komen dat ze de kiezer zullen overtuigen door met meer verve en passie uit te dragen wat cultureel-progressief Nederland al lang vond.
Pedagogisch links legt de kiezer nog één keer uit waar die zich eigenlijk druk over moet maken: de klimaatkladderadatsch, de staat van de podiumkunsten, de internationale solidariteit, de kapitalistische productiewijze. En maak jij je druk over asielmigratie, dan ben je eigenlijk boos op het neoliberalisme, slachtoffer van misinformatie, of je bent gewoon een racist – dat kan ook nog!
‘Zullen we eerst weer eens de grootste worden?’, besluit Groot Wassink zijn verhaal. Puik plan Rutger, maar ik vermoed dat we daar niet in slagen door het antipopularistische handboek van Moorman en Groot Wassink te volgen.
Het is misschien deprimerend dat de meeste mensen onze opvattingen over grenzeloze solidariteit niet delen, maar ik vind een debatavond in Theater Frascati – waar linkse makers elkaar nog eens stevig vasthouden met gepassioneerde verhalen gespeend van iedere electorale realiteitszin – nog net wat deprimerender. Verkiezingen verliezen met de juiste opvattingen blijft verkiezingen verliezen.
Op links willen we niet alleen dat het goede gebeurt, maar ook dat het goede gebeurt om goede redenen – maar zullen we gewoon eens beginnen met dat eerste? Ik pleit graag voor een wat zakelijkere benadering van democratische politiek: win verkiezingen en doe het goede – en graag in die volgorde.
Je hoeft xenofoben niet naar de mond te praten, maar je kunt wel proberen een migratieverhaal te vertellen dat de overgrote meerderheid die niet overloopt van kosmopolitische compassie kan aanspreken. Je hoeft klimaatverandering niet te bagatelliseren, maar je kunt ook een opgewekt verhaal houden over zoevende auto’s, goedkopere stroom en schonere lucht, in plaats van te somberen over snijbloemen.
En ondertussen tot vervelens toe blijven hameren op de standpunten waar je een populair links verhaal bij hebt: goedkope boodschappen, goedkope huizen, goedkope zorg, meer geld voor de middenklasse, verhoging van het minimumloon, goede arbeidsvoorwaarden en ga zo maar door. Zoals Geert Wilders alles terugbrengt tot ‘grenzen dicht’, zo moet links elk onderwerp terugbrengen naar geld. (En als het even kan niet met abstracte verhandelingen over ‘de kapitalistische productiewijze’ door een man die een opvallende gelijkenis vertoont met Vladimir Iljitsj Oeljanov – overigens een hele rechtse communist.)
Wie verkiezingen wil winnen zal, kortom, de neiging moeten onderdrukken om de kiezer op te voeden – pardon, te verheffen – tot de juiste standpunten. Wie verkiezingen wil winnen, zal moeten aansluiten bij waar kiezers al staan.