Hier worden de ‘aantallen doden’ in Irak weer eventjes mens
Als zesjarig jongetje speelde ik journalistje. Ik maakte een tekening van de val van de Berlijnse Muur. ‘De Muur die viel, en alle mensen huilden. Maar sommigen die lachten.’ Dat was mijn beknopte commentaar onder de tekening. Eerder dat jaar was ik al eens teruggekomen van school met de opmerking dat het schoolplein niet bepaald het Plein van de Hemelse Vrede was. Het wereldnieuws van die tijd liet me kortom niet onberoerd.
Het waren de jaren dat alles beter leek te worden. Een oom, zelf journalist, reisde de hele wereld over voor mooi nieuws. Hij kwam terug met stukjes steen van de Berlijnse Muur. Met foto’s van hoe hij de vrijlating van Nelson Mandela bijwoonde. Het waren tastbare stukjes hoop: de wereld leek zich te herstellen.
Een paar maanden later viel Amerika Irak binnen en begon de Tweede Golfoorlog. Voor mij, inmiddels in groep 4 beland, betekende dit dat ik voor het eerst de klas werd uitgestuurd. Ik had een keer te vaak giechelend ‘kutraketten’ geroepen, waarmee we Saddams Scudraketten van commentaar voorzagen.
Het was een slechte tijd voor boosdoeners en de vrijheid - zo leek dat tenminste - groeide overal met de dag.
Alles werd beter, maar niets werd goed
Als vijftienjarige, toen de nodige Weltschmerz mij gegeven mijn leeftijd niet vreemd was, wist ik intussen wel beter. Het was in feite overal zoals het al met graffitiletters ergens op de Berlijnse Muur geschreven stond: ‘Alles wird besser, aber nichts wird gut.’
Mijn eerste gedrukte woorden waren dan ook een gedicht over de toen op handen zijnde Derde Golfoorlog. Vergeef me de nogal omineuze tienertaal, maar dat gedicht, het zweeft nog steeds op internet rond, ging zo:
‘Ik steek een kaars op; ‘t is barbaars; dat lichten gaten moeten dichten die door oorlogsvuur gemaakt zijn. Of door mensen, die zich wensen, dat vuur en vlammen vrede kunnen maken. Dat bommen kunnen raken, de harten van de mannen, die vechten voor hun doelen, maar niet kunnen voelen...
Wie de doden zijn.’
En nu, nog eens vijftien jaar later? Nu ben ik journalist. Wat voor verhalen zijn er over de wereld van nu te vertellen?
Afgelopen zondag konden we in het NOS Journaal zelfs zien hoe wanhopige jezidi’s hun reanimatiepogingen op een oude vrouw moesten staken
Het Ijzeren Gordijn dat in mijn jeugd werd doorgeknipt, is aan een comeback bezig, zoals ik zelf kon zien aan de grenzen van Griekenland, Spanje en Bulgarije. Ook apartheid is weer terug van nooit helemaal weggeweest. Maar dan door visaregimes die de armen en behoeftigen van deze wereld uitsluiten van bezoekjes aan het vrije, welvarende Westen. Het Midden-Oosten is intussen nog altijd een strijdtoneel. Achter elke verdreven dictator bleek een ander schuil te gaan. Of, zoals we nu zien, een beweging die in de halve regio hun heilsstaat wil afdwingen.
Het optreden van de IS-terroristen levert eindeloos schrijnende beelden op, die met ongekende snelheid over onze schermen schieten. Afgelopen zondag konden we in het NOS Journaal zelfs zien hoe wanhopige Yezidi’s hun reanimatiepogingen op een oude vrouw moesten staken. Zelfs het doodgaan, na een tragische vlucht, blijft ons niet bespaard.
De machteloze wereld
Tijdens de Tweede Golfoorlog zag de wereld - voor het eerst live op CNN - de bommen vallen en de raketten knetteren. U herinnert zich vast nog hoe heel de aarde in brand leek te staan toen de olievelden vlam vatten.
Tijdens de Derde Golfoorlog, in 2003, zag de wereld Amerikaanse tanks Bagdad binnenrijden, terwijl een woordvoerder van de Irakese overheid hun komst glashard ontkende. ‘The Americans are nowhere near.’ Terwijl: de Amerikanen waren er wel, en de massavernietigingswapens die hun aanwezigheid rechtvaardigden ontbraken.
En nu kijkt diezelfde wereld vrijwel machteloos toe hoe degenen die als kind deze oorlogen meemaakten met een geweer in de ene en een koran in de andere hand hun landgenoten onderdrukken. Hoe ze met graffiti de huizen van christenen met een ‘n’ markeren, als aankondiging van een zekere dood. Hoe ze Yezidi’s, een andere minderheid, een berg opdrijven waar ze , zonder hulp, nooit meer afkomen.
Mijn generatie nieuwskijkers zag de wereld hoopvol beginnen, zag het vervolgens van kwaad tot erger gaan - ik vergat Rwanda nog te noemen - en zag hoe geweld telkens opnieuw de hoop - Arabische Lente, anyone? - in de kiem wist te smoren.
Misschien is het daarom wel dat ik deze week ineens geraakt werd door enkele foto’s in mijn berichtenstroom op Facebook. Ze kwamen van het fotoblog ‘Humans of New York’, waar normaal gesproken slechts New Yorkers op te zien zijn.
Brandon Stanton, de fotograaf, plaatst elke dag enkele foto’s met een klein verhaal of citaat erbij, die vervolgens door miljoenen Facebookgebruikers worden gedeeld en geliket. Het zijn stuk voor stuk prachtige odes aan de diersoort mens, die zonder uitzondering voor een lach, een traan, of allebei tegelijk zorgen.
De komende twee maanden reist Stanton voor de Verenigde Naties de hele wereld over. Hij brengt in acht etappes de Milleniumdoelen in beeld. Zijn eerste stop is Noord-Irak, waar hij de afgelopen week over begon te publiceren. Met zijn welbevinden plaats ik zijn vijf mooiste foto’s en microverhalen hier.
Ze dienen voor mij als welkome herinnering aan de menselijkheid van al die ‘aantallen’ doden en vluchtelingen op het nieuws. Aan de levens die mensen hebben geleid voor ze stervend, schietend of struikelend in onze nieuwsbulletins verschijnen. Aan het leven zelf, in feite de ultieme ontkenning van de dood. En aan de hoop, die - koppig als die is - bij ieder mens aanwezig blijkt.
Een kwart eeuw na mijn tekening van de Berlijnse muur speel ik nog steeds journalistje. Op zoek naar een verhaal om te vertellen over de situatie in Irak stuitte ik op deze foto’s. Nu woorden - oh, cliche - maar weer eens te kort schieten vormen ze de beste verhalen die ik kon vinden: