Deze journalist probeert aan de datahandelaren te ontkomen. Tevergeefs
In het boek Dragnet Nation doet onderzoeksjournalist Julia Agwin een dappere poging om te ontkomen aan de bedrijven en overheden die informatie over haar verzamelen. Zo neemt ze een valse identiteit aan en leidt ze een leven zonder Google. Maar zelfs dat is niet genoeg: aan de sleepnetten van bedrijfsleven en overheid valt niet te ontkomen.
Als Julia Angwin een boek publiceert, ga ik daar goed voor zitten.
Ik ben een groot bewonderaar van het werk van deze Amerikaanse onderzoeksjournaliste, en dan met name van het drie jaar durende onderzoeksproject naar online privacy van The Wall Street Journal waar Angwin tussen 2010 en 2012 leiding aan gaf. Deze What They Know -serie is tot op de dag van vandaag het beste journalistieke onderzoek naar online privacy en surveillance ooit gemaakt. Een team van onderzoeksjournalisten en techneuten legde krachtig de verborgen economie van het internet bloot, door te laten zien op welke manier online bedrijven persoonlijke data van webgebruikers verzamelen en verhandelen. Voor collega Dimitri Tokmetzis en mij was What They Know een belangrijke inspiratiebron voor onze - veel bescheidener - serie over persoonlijke data.
De serie leverde The Wall Street Journal scoop na scoop op en bood de lezer inzicht na inzicht in een vrijwel onbekende wereld waar miljarden worden verdiend aan de handel in persoonsgegevens.
Een nieuwe vorm van surveillance
In haar boek Dragnet Nation brengt Angwin - die sinds vorig jaar voor online medium Pro Publica werkt - deze nieuwe wereld uitvoerig in kaart. Dragnet Nation gaat over de Verenigde Staten; en de bedrijven en wetten die Angwin beschrijft zijn exclusief Amerikaans. Toch maakt dat het boek niet alleen relevant in een Amerikaanse context; ook in Nederland doen soortgelijke ontwikkelingen zich voor.
Angwin laat zien hoe de afgelopen jaren een nieuwe vorm van surveillance is ontstaan, ‘suspicionless, computerized, impersonal, and vast in scope.’ De journaliste vindt de herkomst hiervan in het jaar 2001 - niet alleen omdat nine eleven het startschot was van de enorme uitbreiding van bevoegdheden van de Amerikaanse overheid, maar ook het jaar ná de barst van de internetzeepbel. In de zoektocht naar een nieuw verdienmodel, kwamen internetbedrijven erachter dat advertentiebedrijven bereid waren diep in de buidel te tasten voor gedetailleerde informatie over webgebruikers. Dus begonnen zij met het verzamelen van zoveel mogelijk data.
De tandem van overheid en bedrijfsleven
Als gevolg hiervan is het tegenwoordig zo goed als onmogelijk te ontkomen aan de sleepnetten (‘dragnets’) die de dataverzamelaars hebben uitgeworpen. Overtuigend toont de journaliste aan dat de Amerikaanse overheid en technologiebedrijven daarbij de tandem opereren: de overheid heeft - juridisch en/of technisch - toegang tot grote delen van de om commerciële redenen verzamelde persoonsgegevens, en commerciële datamakelaars als Axciom kopen informatie over burgers in bij de overheid. Het doel verschilt - de overheid zegt er misdaad en terrorisme mee te bestrijden, de bedrijven verdienen er geld mee - maar het middel komt overeen: zoveel mogelijk informatie verzamelen.
Het doel verschilt - de overheid zegt er misdaad en terrorisme mee te bestrijden, de bedrijven verdienen er geld mee - maar het middel komt overeen: zoveel mogelijk informatie verzamelen
Naast een uitgebreide uitleg van de stand van zaken in sleepnetland, beslaat een groot deel van het boek Angwins dappere poging om aan de sleepnetten te ontkomen. De journaliste poogt een leven te leiden zonder constant getracked te worden. Ze probeert zonder Google de dag door te komen, maakt valse identiteiten aan, betaalt met anonieme creditcards, vraagt bij datahandelaren haar gegevens op en neemt verschillende maatregelen om haar communicatie beter te beveiligen. Angwin doet in Dragnet Nation minitieus verslag van dit moeizame en vaak frustrerende experiment, en uiteindelijk slaagt ze slechts gedeeltelijk.
Aan de sleepnetten valt niet te ontkomen
Datzelfde geldt voor het boek als geheel. Het is een fijn overzichtswerk en Angwins pogingen de sleepnetten te omzeilen zijn leerzaam, maar het lukt de journaliste niet om de lezer volledig mee te slepen in haar queeste naar meer privacy en vrijheid. Voor een deel is dat een kwestie van stijl: Angwin schrijft wat droog en opsommerig, waardoor haar hoofdpersonen - hackers, slachtoffers van identiteitsfraude, terrorismeverdachten - niet tot leven komen en hun belangrijke verhalen niet echt door weten te dringen. Ook ontbeert het boek overkoepelende duiding, waar je als lezer na de ruim tweehonderd informatiedichte pagina’s wel behoefte aan hebt.
Ondanks die bezwaren, is Dragnet Nation meer dan de moeite waard voor wie meer wil begrijpen over de manier waarop persoonsgegevens worden verzameld en verhandeld. Ook voor de lezer die wil weten welke maatregelen je daar - zo goed en zo kwaad als het gaat - tegen kunt nemen, is Dragnet Nation nuttig. Maar het is vooral een belangrijk boek voor wie niet bang is de conclusie te trekken dat er, als je een beetje een normaal leven wilt leiden, niet aan de sleepnetten te ontkomen valt.