Popcultuur is veel meer dan vermaak: het beïnvloedt wie we zijn én kunnen worden

Valentijn De Hingh
Correspondent Populaire cultuur

We wijden een vijfde van ons leven aan tv-kijken, lezen en theater- en bioscoopbezoek. Natúúrlijk heeft popcultuur effect op onze voorkeuren, keuzes en ons lichaam. En dat effect is immens, laat datajournalist Walt Hickey zien.

Wist jij dat de lucht in een bioscoopzaal verandert tijdens een horrorfilm?

Nee, ik bedoel niet de geur, vanwege angstzweet of schrikscheetjes. Ik heb het over de samenstelling van de gassen die het publiek uitademt en die in de atmosfeer van de zaal blijven hangen. 

Neem het stofje isopreen, waar mensen meer van uitademen als hun spieren zich aanspannen. Hiervan is een piek detecteerbaar in de zaal, telkens als de psychopathische moordenaar op het witte doek het publiek laat schrikken. Ook het CO2-gehalte schiet bij enge films al snel omhoog: omdat we onder spanning sneller en dus vaker in- en uitademen, ligt de concentratie CO2 na afloop van horrorfilms al gauw tweeënhalf tot zes keer hoger dan wanneer het publiek net in de zaal zit.

Maar daar blijft het niet bij. Wat wij ervaren tijdens het kijken van een film is van invloed op vele duizenden chemische reacties die constant in ons lichaam plaatsvinden. Zodoende verschillen de concentraties van zo’n honderd gassen in de lucht naargelang het genre.

En dit is lang niet de enige invloed die het kijken van een film kan hebben op ons lichaam. Wist je bijvoorbeeld dat ons bloed letterlijk stolt bij het zien van een bloedstollende filmscène? Wanneer onze adrenaline stijgt, nemen ook de zogenaamde stollingsfactoren toe: eiwitten die een korstje vormen als je een wondje hebt – je lichaam zet zich schrap voor als het misschien verwond raakt. Als we kijken naar een personage dat achtervolgd wordt door een gek met een mes, reageert ons lichaam alsof het ons echt overkomt.

Ik kan er nog wat wist-je-datjes tegenaan gooien, maar hé, we zijn De Correspondent, niet de Quest. Wat ik maar wil zeggen: de invloed van wat wij kijken, lezen en luisteren reikt stukken verder dan enkel verstrooiing ende vermaeck. Dat, althans, betoogt de Amerikaanse Pulitzerprijswinnaar Walt Hickey in zijn boek You are what you watch.

Popcultuur leert ons verlangen naar wie we kunnen zijn

Walt Hickey is een datajournalist die over popcultuur schrijft. Dat is logischer dan het klinkt.

Dat hij datajournalist is geworden, heeft Hickey namelijk direct aan de popcultuur te danken. Natuurlijk, hij was als kind al goed in wiskunde, had de kans om te gaan studeren en was, schrijft hij, van nature aandachtsgeil genoeg om journalist te willen worden. Maar de echte reden dat hij datajournalist werd, is dat hij als kind Jurassic Park zag en hoofdpersonage Ian Malcolm – een wiskundige, gespeeld door Jeff Goldblum – de coolste gast vond die hij ooit had gezien.

Zonder de dinosaurusfilm had Hickey wiskunde nooit als studierichting overwogen. Het was de vibe van Ian Malcolm die hem al op jonge leeftijd op het idee bracht iets met cijfers te gaan doen.

Popcultuur, schrijft Hickey, maakt ons misschien niet direct tot wie we zijn. Maar het leert ons te verlangen naar wie we zouden kunnen zijn.

Natúúrlijk is media meer dan afleiding

Of we het nu willen of niet, popcultuur is iets waar wij ons leven aan wijden, aldus Hickey.

Amerikanen kijken dagelijks gemiddeld twee uur en eenenvijftig minuten televisie, en spenderen daarbovenop een slordig half uur extra aan dingen als lezen, schrijven of bioscoop- en theaterbezoek. In totaal consumeren zij drie uur en tweeëntwintig minuten van de dag media. Daar zitten Nederlanders niet ver vanaf:

Er gaat dus behoorlijk wat tijd in zitten, dat Netflixen, tijdschriftjes lezen en podcasts bingen. Volgens Hickey beslaat de totale tijd die we spenderen aan mediaconsumptie gemiddeld 22 procent van een mensenleven.

Het wonderlijke, aldus Hickey, is hoe weinig we ons vervolgens lijken te bekommeren om de impact ervan. Er zijn talloze boeken over zaken waarvan de invloed op ons welzijn buiten kijf staat: voeding, sport, werk, reizen, slaap. Maar de tijdsbesteding waar we ruim een vijfde van ons leven aan wijden, zonder dat het moet, die wordt afgeschreven als verstrooiing, afleiding, of iets wat we slechts passief ondergaan.

Als het over cultuur gaat, richten we ons vooral op wat wij met cultuur doen, in plaats van op wat cultuur met ons doet, aldus Hickey. Hoogstens de negatieve invloed die cultuur kan uitoefenen krijgt af en toe wat aandacht – denk aan gewelddadige games als aanstichters van agressie, of films en televisieseries als hersenspoelers en propagandavehikels. 

In You are what you watch wil Hickey juist laten zien dat ‘films en televisie en boeken en muziek ontegenzeggelijke effecten op mensen hebben’, en dat die effecten ‘complex en fascinerend zijn, en vaak ten goede uitpakken’.

En ook: dat de impact van deze effecten op wie wij zijn zo allesomvattend is, dat we het haast niet kunnen bevatten.

Boogschieten door The Hunger Games

Weet je The Queen’s Gambit nog, die Netflixserie over het getroebleerd schaakgenie Beth Harmon, die tijdens de eerste coronalockdown uitkwam? 

en ontketende een niet zo bescheiden schaakrage.

En dit fenomeen blijkt helemaal niet zo uniek. Toen de eerste film uitkwam, in 2012, stegen de inkomsten van de Amerikaanse boogschietbond van 1,5 naar ruim 2,7 miljoen dollar en verachtvoudigde de verkoop van zijn materialen.

Met name het aantal meisjes dat aan boogschieten deed, steeg hard: hun deelname aan boogschietcompetities verdubbelde in 2012. Van de meisjes onder de achttien die zich bij USA Archery aanmeldden, noemde 48,5 procent Katniss Everdeen, het hoofdpersonage uit The Hunger Games, als de reden om te gaan boogschieten.

Zo zijn er nog legio voorbeelden van hoe populaire films of series onze voorkeuren sturen; hondenrassen fluctueren altijd in populariteit, maar de vraag naar specifieke hondensoorten piekt overduidelijk na het uitkomen van films met die rassen in de hoofdrol: dalmatiërs na 101 Dalmatiërs (1961), collies na Lassie Come Home (1943), sint-bernards na Beethoven (1992). 

Hetzelfde geldt voor namen: J.M. Barries toneelstuk Peter Pan Of, schrijft Hickey: pas na het uitkomen van bepaalde delen van de Star Wars-franchise kreeg je schoolklassen met Leia’s, Anakins of Kylo’s erin. En zelfs een populaire naam als Emma werd nóg populairder nadat de best bekeken aflevering ooit van de sitcom Friends was uitgezonden – de aflevering waarin de baby van Ross en Rachel geboren wordt.

Hoe gewelddadige films bijdragen aan minder criminaliteit

Het lijken onbenullige voorbeelden, maar bedenk: een naam is iets waar iemand zomaar de rest van diens leven mee rondloopt. En ook de hobby’s of sporten die je als kind beoefent, kunnen overduidelijk een grote impact op je latere leven hebben: wie weet hoeveel Olympische medailles er gewonnen worden, simpelweg omdat de atleet in kwestie als kind een sport is gaan beoefenen vanwege een lievelingsfilm.

Soms zijn de effecten van populaire cultuur nog steviger. Wist je bijvoorbeeld dat gewelddadige films criminaliteitscijfers niet doen stijgen, maar doen dalen? Zelfs als het gaat om zeer gewelddadige films, resulteert het feit dat mannen tijdens deze weekenden iets beters te doen hebben dan rottigheid uithalen in netto lagere criminaliteitscijfers.

Het bewijst nog maar eens hoe onzalig die op cultuur en media eigenlijk was. Als ze in Den Haag eens wisten dat ‘linkse hobby’s’ misdaadcijfers kunnen verlagen, dan zou toch zelfs de zuinige VVD kwistig met subsidies gaan strooien?

Gelukkig is Walt Hickeys boek – met al deze inzichten en meer – voorlopig nog verkrijgbaar met slechts 9 procent btw. Laat politici daar vooral hun voordeel mee doen.