Vier eeuwen aan natuurhistorie in een prachtig psychotisch beeldverhaal aan zee

Tamar Stelling
Correspondent Niet-menselijk leven
De zwamvis uit Le Roi Méduse 1 (2024) van Brecht Evens.

Prijswinnend stripkunstenaar Brecht Evens laat complotdenkers boodschappen ontvangen van een kwallenkoning uit de oceaan. ‘De natuur is kunst. Het is waanzinniger dan de waanzinnigste fantasie, en het is allemaal waar!’

Een stripkunstenaar had een psychose, een vriendin van hem werd gebeten door een kwal, en even later zat de tekenaar wekenlang vast in een bibliotheek vol dikke nautische encyclopedieën uit de achttiende eeuw die je eens per zoveel maanden moet omdraaien omdat ze anders uit hun kaft scheuren.

Ongeveer zo is Le Roi Méduse 1 (2024) ontstaan, Koning Kwal – al heet het werk in het Nederlands De Bondgenoten. Niet eerder zag ik vierhonderd jaar aan natuurhistorische geschiedenis zo terloops en toch zo uitbundig gevierd worden als in deze vuistdikke graphic novel, waar de Vlaamse striptitaan Brecht Evens ruim vijf jaar  

Evens tekent water in de regen als een moderne M.C. Escher, schildert bonte vissen als verwerkt de radiolaria van tot de kronen van koningen en geeft landschappen hun beweeglijkheid terug à la En dan is dit nog maar deel 1.

Ik spreek Evens over de bonte kwalstrip in zijn appartement in Parijs met zicht op de Eiffeltoren, in een woon- annex werkkamer die gedurende ons gesprek almaar bezaaider raakt met mappen vol schetsen en opgeslagen natuurboeken. De vertaalslag die ik Evens zie maken van biologie naar beeldverhaal is meteen verslavend, wat maakt dat ik continu zelf het woord neem, hopend Evens te inspireren tot nóg een niet-menselijk tafereel.

Heb je al onderwaterbossen van zeewier, blauwbloedige degenkrabben, of oorlog met de salamanders? Ken je de vampierinktvis? 

Evens lacht, ‘neen, vertel alsjeblieft.’ 

Gênant.

Want Evens is niet zomaar iemand. Geliefd om zijn unieke, kleurrijke en gedetailleerde tekenstijl, is zijn werk vertaald in tientallen talen en wint hij tal van prestigieuze prijzen, zoals dit jaar de Bronzen Adhemar, de belangrijkste onderscheiding voor Vlaamse stripmakers. Ook is Le Roi Méduse 1 net genomineerd voor de een literaire prijs voor het beste Nederlandstalige boek – bijzonder voor een strip. 

Gelukkig herinnert Evens zich wel nog waar ik voor kwam.

Als de natuur tot u spreekt

‘Je mist nog wat context voor dat boek, denk ik hè?’ 

‘Het is vooral de queeste van een zoontje om zijn vader terug te vinden. Die is vertrokken en niet op het juiste uur teruggekomen. En daarin moet hij dan weten: wie is vriend, wie is vijand. En er wordt ook een beetje gevochten, maar waarschijnlijk niet tegen de juiste mensen.’ 

Le Roi Méduse 1 verhaalt over een vader en zoon, ergens op een verzonnen eiland aan de westelijkste kustlijn van Frankrijk, in Bretagne. Moeder sterft bij de geboorte van zoon, en vader zakt almaar dieper weg in lethargie. Op een dag verlaat hij zijn studeerkamer niet meer. Zoon zoekt contact, niks lukt. Totdat hij pa wat van zijn tekeningen toont. Vader ziet daar Grote Waarheden in. Alsof zoon kan kijken achter een rookgordijn, recht in het hart van de realiteit.

Vader raakt ervan overtuigd dat er een Grote Strijd op handen is, waar hij zoon op moet voorbereiden. Hij leeft op en laat zoon ‘s nachts van kliffen de zee in springen, of implanteert – pa is chirurg – geknutselde apparatuur in diens voorhoofd – en passant, body horror! Inmiddels ontvangt pa ook boodschappen van de goede kant van de strijd, via natuurverschijnselen, zoals de bellenpatronen die strandbeestjes maken in het zand. 

Elke pagina trekt Evens je dieper een waan in.

Jij wilt mensen een gevoel geven dat misschien nieuw voor ze is.
‘Ja. Tien jaar terug had ik een persoonlijke ervaring met gek zijn: een manische episode, met een psychose als hoogtepunt. Je denkt tien keer sneller en niet altijd logisch. Je hebt de hele tijd inzichten, epifanieën. En je neemt niet de tijd om die te factchecken.’

‘Maar het zijn geen hallucinaties of visioenen; je neemt precies hetzelfde waar als een ander, maar uw interpretatie ervan, uw visie erop is zeer atypisch. In het Vlaams heet psychose ook wel ‘betrekkingswaan’. Dat betekent: alles gaat over u. Het is het idee dat alles en iedereen om u heen zich bewust is van u en u iets te vertellen heeft.’

Hoe werkt dat?
‘Het kan bijvoorbeeld zijn dat je over straat loopt en iets groens je aandacht trekt. Een plakkaat van een apotheker lijkt een persoonlijke knipoog te geven. Misschien dat een woord of een symbool nogal persoonlijk voelt voor jou. Dan volg je het groen. Je laat je wandeling bepalen door waar er meer groene dingen zijn.’

‘En misschien kom je dan uit bij een enorm vastgoedkantoor, waarvan heel de gevel groen is. En je concludeert dat alle huizen die in de etalage hangen, voor jou zijn, jou aangeboden worden. Dat je mag kiezen.’

‘Dan heb ik niks gezien wat andere mensen niet ook zien. Maar ik heb er een beetje een andere indruk aan overgehouden.’

Je verzint het niet

‘Goed, aan al dat onlogische en snelle denken heb ik allerlei interesses overgehouden: in godsdienst, geschiedenis, wetenschap. Ik ben genezen van die staat en van die meningen, maar ze zijn wel in mijn hoofd beland.’

‘Betrekkingswaan is de aanleiding voor dit boek. Het gevoel dat er overal boodschappen zijn, is een interessant mechanisme voor personages.’ 

‘Mijn boek gaat misschien ook wel over complottisten – elk personage heeft z’n eigen wereldbeeld. Al zijn hun ideeën zeker niet vreemder dan die van echte complottisten. Miljoenen mensen denken dat er hagedismannen uit de ruimte aan de touwtjes trekken.’

Wat maakt de natuur zo geschikt om betrekkingswaan mee uit te drukken? Vanwaar de kwal?
‘Ik denk dat de natuur juist minder impuls en aanmoediging geeft aan een betrekkingswaanzinnige dan een bebouwde omgeving. Eén nachtwinkel bevat genoeg visuele stimuli voor een zeer uitgebreid en complex waanverhaal. Zo’n decor zou me dwingen om meer verslag te doen van iemands gedachten en minder ruimte laten voor reële actie.’

‘Dus natuur, want ik verlang ernaar beknopt te zijn. Verder, een vriendin van mij was net gestoken door een klein kwalletje. Dat had een heel steekpatroon op haar been achtergelaten, dat zij nadien liet tatoeëren. Een brandmerk van een kwal. Misschien ben je dan uitverkoren of zo?’

‘Maar de meduse is ook iemand die een dodelijke blik heeft. En ze is lunair, een symbool voor bipolariteit. Met haar stijgen en dalen in het water naargelang het getij en dus de stand van de maan. Ah, en dan zijn er kwallen bij die En zijn ze in veel zeeën niet de evolutionaire overwinnaars van wat wij zoal aanrichten..?’

Voorheen putte je voor graphic novels vooral uit eigen ervaring. Voor deze deed je extreem veel literatuuronderzoek. Waarom?
‘Misschien dat ik door die psychose en mijn leeftijd inmiddels meer houd van de schoonheid die bestaat, dan de schoonheid die verzonnen is. De waarheid overtreft veel fictie. De natuur is kunst, en je hebt het escapisme van: het gaat niet over ons. Het is waanzinniger dan de waanzinnigste fantasie, en het is allemaal waar!’

Nou ja, fantastische kunst... je hebt de natuur ook weleens omschreven als ‘bepaald geen vriendelijke moederfiguur. Ze is zeer nonchalant, een haastige sociopaat – te ongeïnteresseerd om een psychopaat te zijn.’ 
‘Haha ja, zie octopusmoeders uit de diepzee die vier jaar lang verhongeren terwijl ze hun eitjes bewaken – ze blijft En dan zegt de natuur gewoon: Oké, nou, dit werkt hè? Zullen we het zo laten?’ 

‘Maar ik houd van dingen waar we mee te maken willen hebben, én bang voor zijn: aantrekkelijk en dreigend. Neem kreeften. Geweldig en gruwelijk – die stopte ik in boek 2 van Le Roi Méduse.’ 

Ideologische doodsstrijd

‘Kreeften kennen geen veroudering. Ze worden gewoon groter en groter. Ze moeten uit hun schaal kruipen, uit hun exoskelet. Daaronder zit al iets nieuws. Dat kunnen ze tientallen keren doen in hun leven. Totdat er een soort fysisch optimum bereikt is tussen lichaam en schaal, dat maakt dat ze ofwel sterven van uitputting wanneer ze eruit kruipen, ofwel dat ze dat niet eens proberen.’ 

‘En dan beginnen ze schimmels aan te trekken. En te rotten in hun pantser. Dat is de keuze die ze hebben: proberen te sterven van inspanning, of erin blijven en langzaam rotten.’ 

‘Dat kreeftenfeit heeft interessante resonanties met ouder worden voor ons. Met ideologieën en identiteiten als pantsers misschien. Het is moeilijker om je daarvan te ontdoen, hoe ouder we worden.’ 

Je werk grossiert in dit soort biologische parabels. Al lijk je evenzeer gegrepen door ‘verzonnen’ natuurhistorie als door de natuur zelf.
‘Mijn personages zullen ook geen contact hebben gehad met biologen. Zij zijn unplugged vanuit paranoia. En hebben slechts thuis encyclopedieën doorgebladerd, net als ik.’

Evens pakt het zestiende-eeuwse Walvisboeck van  

‘Kijk hier, die dient voor mij als een parabel over angst. Hij is altijd aan het eten, is een soort nerveuze eter. En als hij wordt aangevallen, rolt hij zich op en begint zich op te eten van binnenuit.’ 

‘Maar mijn favoriet uit Walvisboeck is de ‘zeebisschop’: een kruising tussen een vis en een bisschop. Wacht, ik lees u voor: ‘‘Verder had deze vis een hoofd, ogen, oren, voorhoofd, neus, mond, wangen, schouders, armen, handen en voeten en alle andere ledematen precies als een volmaakte man of bisschop.” – dit is zo lief.’

Ook een parabel? 
‘Haha, ja. Een personage uit Le Roi Méduse ging eens uit vissen met vissers. En ze visten een zeebisschop op uit zee. De katholieke manschappen zagen direct gelijkenis met een specifieke bisschop-heilige en begonnen de zeebisschop te aanbidden.’ 

‘Maar toen brak vrijdag-visdag aan en werd hij toch nog opgegeten.’

‘Ofwel, pas op met dwepers en fanatiekelingen.’