Hoe vriendschap de belangrijkste relatie werd van deze tijd
Gezinnen worden kleiner en het aantal alleenstaanden neemt toe. Logisch dat de aandacht groeit voor die andere belangrijke relatie in ons leven: vriendschap. Wat doet vriendschap voor ons, en wat kunnen wij doen voor vriendschap?
Jarenlang bestond kerst voor mij niet uit twee, maar uit drie dagen.
Eerste en tweede kerstdag vierde ik met familie, en op ‘derde kerstdag’ ging ik aan tafel met vrienden. Een van die vrienden ken ik al mijn hele leven, de andere twee hadden we tijdens onze studie opgeduikeld. Toen die studie erop zat en we allemaal in verschillende steden en landen gingen wonen, werd derde kerstdag een informele traditie.
De diners begonnen meestal in de middag, ergens in iemands keuken. We maakten veel te veel gangen, dronken veel te veel wijn, gingen te lang door met politieke discussies, en aan het einde van de avond was ik murw en misselijk en nam ik me voor kerst volgend jaar meer binnen de perken te houden.
Dat lukte zelden. Integendeel: derde kerstdag werd groter en groter – er haakten geliefden aan en er kwamen baby’s (peuters, kleuters, kinderen) bij. De groep groeide, de tijd die we door het jaar heen voor elkaar hadden slonk navenant, maar derde kerstdag hielden we dapper in stand.
Vorig jaar sloegen we die traditie over; ter compensatie kwamen we dit voorjaar met de hele groep, die inmiddels uit zestien zielen bestaat, bijeen in een vakantiehuis in Frankrijk. Ook daar hielden we ons voornamelijk op in de keuken – we kookten meer, dronken minder en gingen nog steeds te lang door met politieke discussies. Althans, dat deden de volwassenen – onze kinderen sprongen in het zwembad, deden zich tegoed aan een bodemloze voorraad Donald Ducks en bereidden zich samen voor op de bonte avond.
Veel was vertrouwd die week: de vrienden die ik al een half leven ken, de manier waarop we ons tot elkaar verhouden, de thema’s waar we steeds weer op uitkomen (Het patriarchaat! Onderwijs! Goed eten! Sober leven!).
Andere dingen waren nieuw, of beter gezegd: ze presenteerden zich in een nieuwe samenstelling.
Zoals: de kinderen, die plots veel tijd onafgebroken met elkaar doorbrachten. Ik keek naar hun gezichten, waarin ik de gezichten van mijn vrienden herkende. En ik keek naar de vriendschappen die zij onderling sloten – vriendschappen die nieuw en van de kinderen waren, maar die me toch ook deden denken aan die van onszelf. Als een echo, of de nieuwste cirkel die zich vormt in een vijver.
Kijkend naar de kinderen was het alsof vriendschap – mijn eigen vriendschappen, maar ook vriendschap in het algemeen – zich losmaakte uit het web van relaties waarin ik mij begeef en op de voorgrond trad, als een figuur in een 3D-afbeelding wanneer je zo’n rood-groen brilletje opzet. Ik realiseerde me dat ik vriendschap weliswaar nooit voor lief had genomen, maar er misschien ook nooit écht goed over had nagedacht – wat de relatie inhoudt, wat ze betekent.
Familie vieren of verachten we, op de romantische liefde wachten we, maar vriendschap? Vriendschap ís er gewoon.
Tot ze ineens niet meer ‘gewoon’ is – een punt dat vrijwel iedereen wel een keer bereikt. Soms omdat je vrienden verliest, door ruzie of verhuizing of de dood. Soms omdat je ouder wordt: halverwege het leven ben je wel zo’n beetje klaar met uitvogelen wie je bent en kijk je met een nieuwe blik naar de mensen om je heen – een bekend midlifeverschijnsel.
Ik zou mijn eigen vriendschapsbesef, daar in Frankrijk, aan het halverwegeleven kunnen toeschrijven: het resultaat van een persoonlijke ontwikkeling, een standaardonderdeel van de levensloop. Maar misschien was er meer aan de hand – of beter: misschien hebben we als cultuur inmiddels ook het punt bereikt waarop we, meer dan voorheen, willen nadenken over vriendschap.
Een van de boeken die ik mee had genomen naar het vakantiehuis in Frankrijk was The Other Significant Others: Reimaging Life with Friendship at the Center (2024), waarin de Amerikaanse journalist Rhaina Cohen observeert dat vriendschap er, vergeleken met liefdes- en familierelaties, bekaaid vanaf komt in onze samenleving. Onterecht, vindt zij. De hechte vriendschappen die ze in haar boek portretteert, maken duidelijk dat vrienden minstens zo belangrijk (kunnen) zijn als romantische partners en familie.
The Other Significant Others maakt deel uit van een gestaag groeiende stroom aan essays, boeken, podcasts en films over vriendschap. De boodschap van die stroom: vriendschap lijkt misschien vanzelfsprekend, maar is dat allesbehalve. Sterker: nu gezinnen kleiner worden, het aantal alleenstaanden toeneemt, eenzaamheid ons collectief angst inboezemt en onze mentale gezondheid verpietert, zijn onze vriendschappen misschien wel belangrijker dan ooit.
Wat drijft de collectieve (her)ontdekking van vriendschap? Wat zegt ze over vriendschap – en wat zegt ze over onze tijd?
’s Lands voornaamste vriendschapsexpert is Beate Völker. Als hoogleraar stadssociologie, verbonden aan de Universiteit Utrecht, buigt zij zich al jaren over de sociale netwerken van Nederlanders in het algemeen, en over vriendschap in het bijzonder. De belangrijkste verklaring voor de groeiende culturele interesse in vriendschap, zegt zij, is het feit dat we ‘in de hoogtijdagen van het individualisme’ leven. Want: ‘Vriendschap is de ultieme zelfgekozen relatie.’
Familie krijg je gewoon, de manier waarop je met buren en collega’s omgaat ligt ook redelijk vast, en liefdesrelaties zijn aan allerlei sociale conventies gebonden – van daten tot samenwonen tot kinderen krijgen. Je vrienden kies je daarentegen helemaal zelf uit, en vriendschap is de barbapapa onder de relaties: dynamisch, veelvormig, flexibel, en dus geheel naar eigen inzicht in te vullen. Van samenwonen met je beste vriend(in) tot wekelijks samen wandelen of jaarlijks derde kerstdag vieren: anything goes. ‘Dat maakt dat vriendschappen heel goed passen in onze tijd’, zegt Völker.
Nog een verklaring: echtscheiding. Ongeveer een op de drie huwelijken eindigt in een scheiding,* en wanneer dat gebeurt, ontstaan er ‘gaten in je sociale netwerk’, legt Völker uit. ‘Wie vullen dat gat? Vrienden! We realiseren ons voor het eerst in de geschiedenis dat vrienden vaak langer meegaan dan partners, en daarmee groeit het besef: dát zijn de stabiele relaties in ons leven.’
Daar komt bij dat Nederlanders minder kinderen krijgen dan vroeger en familieleden vaker ver weg wonen, waardoor we in onze ‘dagelijkse actieve netwerken’ meer ruimte hebben voor vrienden. Volgens de Britse evolutionair psycholoog Robin Dunbar hebben mensen gemiddeld vijf hechte relaties, vijftien goede relaties en nog zo’n honderd kennissen in hun sociale netwerk.* Eerder in onze geschiedenis konden westerlingen dat hele netwerk vullen met familie; met het dalen van het geboortecijfer ontstond er ruimte voor hechte vriendschappen.
Zo verklaren maatschappelijke ontwikkelingen de toegenomen belangstelling voor vriendschap. Maar tegelijkertijd kan diezelfde maatschappij vriendschap soms behoorlijk in de weg zitten, betoogt Rhaina Cohen in The Other Significant Others.
Kijk maar naar onze feestdagen, die nog altijd in de eerste plaats om familie draaien (met de geboorte van Jezus Christus werd ook een kerngezin geboren). Mijn vrienden en ik gaven elkaar dérde kerstdag, niet eerste of tweede.
Familieleden en huwelijkspartners worden door allerlei conventies, rechten en plichten aan elkaar gebonden; vrienden zijn voor de wet ‘niets’ van elkaar. Kom je in het ziekenhuis terecht, dan overleggen de artsen met je familie, niet met je vrienden. Werkgevers geven makkelijker zorgverlof wanneer je voor je partner of ouder wilt zorgen dan wanneer je beste vriend ziek is; rouwverlof idem dito. En waar rondom de romantische liefde allerlei rituelen zijn opgetrokken – aanzoeken, verlovingen, trouwfeesten! – bestaan die voor vriendschap bijna niet.
De vrijheid die vriendschap kenmerkt, maakt haar dus ook vrijblijvend. Wanneer de druk wordt opgevoerd, is vriendschap vaak de eerste relatie die sneuvelt. Denk maar aan de coronalockdowns, die fysiek contact voor de meeste mensen beperkten tot hun directe familie.
De druk wordt ook op andere manieren opgevoerd. Bijvoorbeeld door het kapitalisme, dat werk en productiviteit zo hoog in het vaandel heeft staan dat gewoon ouderwets hangen met vrienden er al gauw bij inschiet. Door het kerngezin, de ‘hoeksteen’ van de samenleving die zoveel tijd en energie van zijn leden vergt dat er weinig ruimte overblijft voor relaties buiten dat gezin.* En door sociale media, die ons met onze vrienden zouden verbinden, maar ons net zo vaak van hen weg lijken te drijven – omdat we langer naar een scherm kijken dan naar het gezicht van een goede vriend.
Bovendien zien we vrienden nog te vaak als ‘een vanzelfsprekendheid’, zoals filmmaker Anne van der Steen observeert in haar geestige en ontroerende documentaire Anne (32) zoekt vrienden (2024). Als je ze hebt, zíjn ze er gewoon – een stabiele achtergrond die jarenlang weigert voorgrond te worden. Wie vriendschap voor lief neemt, loopt het risico pas te laat op te merken dat ook deze relatie kwetsbaar kan zijn, en fragiel. Zodat je op een dag wakker wordt en je realiseert, net als Anne, dat je vrienden ‘op’ zijn – al je vriendschappen verwaterd, onherkenbaar getransformeerd, kwijt.
Of zoals comedian en presentator Trevor Noah dit najaar opmerkte in een interview met organisatiegoeroe Simon Sinek: ‘Wanneer we iets opofferen voor onze carrière […] bestaat dat offer vaak uit de mensen in ons leven die we vrienden noemen.’
De toenemende aandacht voor vriendschap is dan ook niet los te zien van de toenemende aandacht voor het gebrék eraan – voor eenzaamheid, om precies te zijn. Steeds meer Nederlanders zouden gebukt gaan onder eenzaamheid; ons land kent sinds 2018 het actieprogramma ‘Eén tegen eenzaamheid’. Het Verenigd Koninkrijk heeft een minister voor Eenzaamheid; in de Verenigde Staten riep de Surgeon General een ‘eenzaamheidsepidemie’* uit en er wordt daar zelfs gesproken van een ‘vriendschapsrecessie’* – Amerikanen zouden minder vrienden hebben dan ooit.
Volgens vriendschapsexpert Beate Völker is in Nederland vooralsnog geen sprake van zo’n recessie, maar toch: wereldwijd hebben zo’n 330 miljoen volwassenen geregeld wekenlang geen enkel contact met vrienden of familie, en een hartverscheurende 20 procent van de aardbewoners geeft aan bij níémand terecht te kunnen voor hulp.* Van zulke extreme sociale isolementen weten we inmiddels dat ze slecht zijn voor je gezondheid – net zo slecht als het roken van vijftien sigaretten per dag, volgens een roemruchte vergelijking.*
Eenzaamheid en sociaal isolement zijn dé spookgestalten van de moderne tijd – en dat maakt van vriendschap misschien wel onze redding.
Het ene na het andere wetenschappelijke onderzoek toont aan dat vriendschap goed voor ons is. De afgelopen twee decennia groeide de berg bewijzen dat het hebben van vrienden niet alleen léúk is, maar ook noodzakelijk. Daarbij is het niet de kwantiteit die het hem doet, maar de kwaliteit – of we tevreden zijn met de vriendschappen die we hebben.*
Vrienden bedden ons in in de samenleving, zegt Beate Völker; ze ‘doen ons beseffen dat er meer is dan ons gezin, dan de mensen met wie we samenwonen; dat er een grotere wereld is waartoe we ons verhouden’. Hoewel we doorgaans bevriend raken met mensen die qua wereldbeeld en sociaal-economische achtergrond op ons lijken,* functioneren onze banden met ‘mensen in het spectrum van vriend tot goede kennis als luikjes naar andere werelden’, aldus Völker. Ze kunnen ons een blik gunnen op mensen buiten onze bubbel, en dragen zo bij aan gevoelens van geworteldheid en solidariteit.
Zelf leerde ik via mijn vrienden de afgelopen jaren meer over alleenstaand ouderschap, religie, hypochondrie, werken in het onderwijs en het wel en wee van de muziekindustrie. En andersom: een collectief gebrek aan vriendschappen en andere sociale banden, waarschuwt de Amerikaanse politiek wetenschapper Robert Putnam, is een van de drijvende krachten achter de toenemende polarisatie.
Vriendschap is bovendien een bron van geluk. Wie tijd doorbrengt met vrienden maakt oxytocine en dopamine aan: stofjes die ons een fijn gevoel geven. De meeste primaten sluiten een verbond door elkaar te vlooien, en ook bij mensen veroorzaakt huid-op-huidcontact nog altijd een toename van dopamine. Maar vlooien kost veel tijd, en daarom hebben wij mensen – efficiëntieoptimalisatoren die we zijn – in de loop van de evolutie andere gedragingen ontwikkeld die minder tijd kosten maar hetzelfde effect teweegbrengen. Samen lachen is een belangrijke; samen zingen en dansen ook.*
Tijdens de bonte avond van de Frankrijk-week met mijn vrienden, kanaliseerde een van ons zijn kritiek op de Ibiza-styling van het vakantiehuis in een hilarische eenakter, voerden twee bijna-tienermeiden een clownsact op en danste een vierjarige geconcentreerd op ‘Waka Waka’ van Shakira. Aan het einde waren we allemaal high – van de wijn misschien, maar toch ook van de hormonen. Zelf zat ik de hele avond in het publiek, dat is mijn lievelingsrol in dit gezelschap (in de meeste gezelschappen).
Tot slot misschien wel het beste nieuws: vrienden zijn goed voor onze gezondheid.
Zo rapporteren psychologen en gezondheidswetenschappers dat het hebben van een goed sociaal netwerk onze kans op een hartaanval, dementie en vroegtijdig overlijden verkleint. Deels komt dit doordat de mensen die dicht bij ons staan ons kunnen aanmoedigen gezonder te leven. Worden we toch ziek, dan zorgen zij voor ons én motiveren ze ons naar de dokter te gaan.
Maar het komt óók doordat een gevoel van verbondenheid met anderen fungeert als een ‘buffer’ tegen stress. Verbondenheid zorgt ervoor dat je lichaam in een stressvolle situatie minder van het ‘stresshormoon’ cortisol aanmaakt én dat een verhoogde cortisolspiegel minder lang aanhoudt. Dat is beter voor je immuunsysteem – en dus voor je gezondheid.*
Zo’n gevoel van verbondenheid hoeft natuurlijk niet alleen van vrienden te komen. Een goede band met je familie, collega’s en buren is óók goed voor je gezondheid. Maar, nogmaals: demografische trends – een lager geboortecijfer, familie die vaker verder weg woont, meer eenpersoonshuishoudens – betekenen dat onze vrienden een steeds prominentere rol spelen in ons sociaal leven, en dus in ons welzijn.
Dit geldt zeker voor jongeren, voor wie vriendschap de belangrijkste relatie is – belangrijker dan familie of de romantische liefde. Kinderen die een traumatische ervaring meemaken maar óók goede vrienden hebben, ontwikkelen later minder snel psychische problemen, ontdekte de Nederlandse neuropsycholoog Anne-Laura van Harmelen. Meer nog dan liefhebbende, begripvolle ouders zijn vrienden voor hen een belangrijke voorwaarde voor* veerkacht.*
Zo bezien past de toenemende aandacht voor vriendschap niet alleen in een tijd van individualisering, echtscheidingen en angst voor eenzaamheid, maar óók in een tijd waarin een op de drie Nederlanders last heeft van een of meer chronische aandoeningen. Mede hierdoor stijgen de zorgkosten en komen ‘preventie’ en ‘gezondheid’ steeds hoger in het vaandel te staan; wie mensen gezond wil houden, doet er goed aan niet alleen een gezonde leefstijl aan te moedigen, maar ook een gezonde vriendschapsstijl.
En dan zijn onze vrienden straks, wanneer we oud en hulpbehoevend zijn, misschien wel onze voornaamste zorgverleners: steeds minder ouderen hebben een grote kinderschare die de zorg voor hun oude dag wil en kan dragen, en zorgprofessionals zijn er ook niet genoeg. Daarmee wordt het aangaan en onderhouden van sociale banden, waaronder vriendschap, zó belangrijk dat de Wereldgezondheidsorganisatie dit jaar zelfs een commissie in het leven heeft geroepen die onderzoekt hoe overheden eenzaamheid kunnen tegengaan en ‘sociale connectie’ kunnen bevorderen.
Want een samenleving die vriendschap verwaarloost, verwaarloost uiteindelijk zichzelf.
In de documentaire Anne (32) zoekt vrienden wil Anne van der Steen weten hoe het komt dat haar oude vriendschappen maar niet beklijven, en nieuwe vrienden maken steeds niet lukt. De oorzaak vindt ze, uiteindelijk, bij zichzelf: ze is niet open genoeg, durft zich niet kwetsbaar op te stellen, en dat zit échte vriendschap in de weg.
Zo gaat het vaker, in al die boeken, essays en films over vriendschap: die pleiten niet alleen voor een herwaardering van vriendschap, maar leggen de verantwoordelijkheid ook grotendeels bij het individu. ‘Bel je oude vrienden wat vaker op’, zegt de een. ‘Ga bij je vrienden in de buurt wonen’, zegt de ander. ‘“Vriendschappen” is een werkwoord’, concludeert een derde.
En zeker, vriendschap vergt op z’n minst twee individuen die deze relatie niet voor lief nemen, niet vanzelfsprekend vinden, en bereid zijn er moeite voor te doen. Derde kerstdag, een gezamenlijke vakantie, een terugkerend etentje met een goede vriend: het zijn allemaal manieren om vriendschap te zien én te behandelen voor wat ze is. Wie zelf meer ruimte maakt voor de vrienden in zijn leven, geeft bovendien het goede voorbeeld aan de volgende generaties: er zijn méér relaties om in te investeren dan alleen die met je familie en je geliefde.
Maar het cultiveren en beschermen van vriendschap is niet alléén een taak van de individuele vrienden in kwestie. Of we vrienden kunnen maken en behouden is ook voor een groot deel afhankelijk van onze omgeving. Die kan namelijk vriendvriendelijk zijn, of juist vriendonvriendelijk.
Niet voor niets maken de meesten van ons het makkelijkst vrienden in onze school- of studententijd. School en studie zijn bij uitstek vriendvriendelijk: we komen elkaar daar vaak tegen en hebben relatief veel tijd om elkaar te leren kennen. Ook mijn eigen derdekerstdagcrew vormde zich in die context: we vonden elkaar in een gedeelde serieusheid, een gedeelde kijk op de wereld en hetzelfde nerdy gevoel voor humor – maar zonder de grote hoeveelheid tijd in elkaars gezelschap waren die ingrediënten nooit omgeslagen in vriendschap.
Zo’n vriendvriendelijke omgeving kunnen we ook in de rest van de samenleving creëren. Bijvoorbeeld door de wet te veranderen, zoals Rhaina Cohen betoogt in The Other Significant Others. Trek vriendschapsbanden gelijk met familie- en huwelijksrelaties, en de institutionele ruimte voor vriendschap wordt al direct een stuk groter.
Maak het bijvoorbeeld mogelijk voor vrienden om elkaar juridisch aan te wijzen als levenspartner, zonder dat ze daarvoor hoeven te doen alsof ze geliefden zijn of samen in een huis hoeven te wonen. En sta het toe dat mensen dit met meer dan één ‘significante ander’ kunnen doen. Dan kunnen vrienden er beter bij worden betrokken in noodgevallen, beter voor elkaar zorgen, gemakkelijker samenwonen, samen kinderen grootbrengen en elkaar belastingvrij een grotere erfenis nalaten – net zoals huwelijkspartners en familieleden dat nu kunnen doen.
Daarnaast kunnen we vriendschap ook meer aandacht geven in opvoeding en onderwijs, zoals Beate Völker oppert. De ouders die hun kinderen nog leren dat je nooit met vreemden mag praten, zouden die boodschap wat kunnen nuanceren, zegt zij: ‘Er zijn genoeg situaties waarin het wél veilig is om met vreemden te praten.’
Scholen en universiteiten zouden socialevaardigheden- en vriendschapscursussen kunnen aanbieden. ‘Niet iedereen vindt het makkelijk om contact te leggen met een vreemde, terwijl zulk contact het begin kan zijn van een vriendschap.’
Wanneer we dan ook nog eens de openbare ruimte aantrekkelijk maken om in te verblijven – ‘We weten donders goed hoe dat moet, met veel groen en brede stoepen’ – hebben mensen meer kans elkaar te ontmoeten en een gesprek aan te knopen.
Nog een manier: wanneer volwassenen én kinderen meer ongestructureerde vrije tijd hebben, kunnen ze die tijd bijvoorbeeld besteden aan simpelweg met hun vrienden zijn.* Mijn vrienden en onze kinderen deden dat in Frankrijk – maar we hebben hemel en aarde moeten bewegen om dat voor elkaar te krijgen, en gratis was het ook niet.
En willen we voorkomen dat het aangaan en onderhouden van vriendschappen een privilege wordt, zullen we dus óók serieus werk moeten maken van armoedebestrijding. Zodat mensen meer geld hebben om mee te doen aan sociale activiteiten – en meer hersenruimte om betekenisvol sociaal contact aan te gaan.
Wie vriendschap de ruimte wil geven, hoeft zich dus niet te beperken tot zijn eigen vriendenkring. Iedereen kan daarnaast in actie komen voor een vriendvriendelijker samenleving. In de opvoeding en in het stemhokje, op school en in de buurt. Een samenleving met meer vrije tijd, wetgeving die oog heeft voor vriendschap en betere publieke ruimtes. Een samenleving met minder armoede en ongelijkheid, en meer solidariteit.
En kom dan vooral in actie samen met anderen – wie weet ontmoet je op de barricaden nog een nieuwe vriend.