Zeven Wereldwonderen Beter Bekend Als Het Dagelijkse Leven, een introductie

Rob Wijnberg
Oprichter

Niets is zo vanzelfsprekend als het dagelijkse leven. Maar wie goed kijkt, ziet dat het meest alledaagse bestaat uit niets minder dan een aaneenrijging van wonderen. Die wonderen wil ik de komende maanden bespreken. Als medicijn tegen de ellende uit het nieuws én als kleine oefening in wat we als kind veel beter kunnen dan als volwassenen: ons verbazen.

Wie op Google Images zoekt op de term verwondering, krijgt als resultaat voornamelijk foto’s van kleine kinderen. Niet verwonderlijk, zou je bijna zeggen, want er is geen levensfase waarin een mens zoveel verwondering ervaart als tijdens zijn jeugd.

Een baby kan al verwondering voelen als een volwassene voor zijn wieg opduikt, verdwijnt, en dan plotseling weer verschijnt. Een peuter kijkt vol verbazing naar de strapatsen van zijn favoriete tekenfilmfiguur. Een kleuter is volledig van zijn à propos wanneer hij ’s ochtends een cadeautje aantreft in de schoen die hij de avond ervoor voor Sinterklaas heeft klaargezet. De jonge puber kijkt vol ontzag naar het idool op de poster boven zijn bed.

Om nog maar over de ontdekking van het heelal te zwijgen.

Als je jong bent, kortom, is het leven één lange aaneenrijging van wonderbaarlijkheden. Niet voor niets stellen kinderen over nagenoeg alles wat hun levenspad kruist de vraag: waarom? Zo vaak zelfs dat het de Amerikaanse komiek regelmatig tot existentiële crises drijft:

Youtube plaatst cookies bij het bekijken van deze video Bekijk video op Youtube
Louis C.K.: Why?

Maar zoals de jeugd niet eeuwig duurt, heeft ook de verwondering een beperkte houdbaarheid. Weinig emoties nemen zo sterk af naarmate je ouder wordt. Volwassenheid, zou je zelfs kunnen stellen, is de gestage en onverbiddelijke verdwijning van verwondering. Veel wetenschappelijk onderzoek naar dit proces heb ik niet kunnen vinden, maar niettemin durf ik vier factoren aan te wijzen die deze verdwijning voortstuwen.

1. Gewenning

Misschien wel de meest natuurlijke, en in ieder geval de meest onvermijdelijke factor in de verdwijning van verwondering is gewenning. Verwondering wordt immers het snelst en het sterkst opgewekt door de dingen die je voor het eerst in je leven ziet. Word je in je eerste vlucht in een vliegtuig nog overmand door zinneprikkelende verbazing, de tweede keer is dat al een stuk minder - en de honderdste keer is het helemaal weg. En geen mens die zich dag in dag uit verwondert over het uitzicht vanuit het huis waar hij al twintig jaar woont.

Dat gewenning zo snel en zo automatisch optreedt, zal zeker ook evolutionaire wortels hebben: het is moeilijk (over)leven als je non-stop en niet-aflatend van de ene verbazing in de andere valt. Gewenning is een vorm van aanpassen - en de soort die zich het beste aanpast aan zijn omgeving, heeft de grootste kans op overleving. In zijn meest natuurlijke verschijningsvorm, is de verdwijning van verwondering dus vooral een overlevingsstrategie. Een manier van ‘omgaan’ met de werkelijkheid om ons heen.

2. De verlichting

Een tweede, culturele factor is de verlichting. Aan deze stroming, ontstaan aan het begin van de zeventiende eeuw, ligt de gedachte ten grondslag dat de wereld en alles wat wij daarin aantreffen uiteindelijk met behulp van de ratio te verklaren en te doorgronden is. Met andere woorden: de wereld is helemaal niet zo wonderbaarlijk als zij op het eerste gezicht lijkt.

Deze gedachte heeft de moderne samenleving in hoge mate gevormd tot wat ze nu is, in een ontwikkeling die in de sociologie ook wel bekendstaat als de verwetenschappelijking van ons wereldbeeld. Was de dominante kijk op de wereld vóór de verlichting nog mythisch en religieus van aard, sinds het begin van de twintigste eeuw voeren het rationalisme en de wetenschap de boventoon.

Descartes schreef ooit: ‘Hoewel het goed is geboren te worden met een neiging tot verwondering, zouden we uiteindelijk zoveel mogelijk van deze emotie af moeten geraken.’

Daarmee kreeg de emotie ‘verwondering’ ook een negatievere connotatie, die meer dan daarvoor geassocieerd werd met ‘onwetendheid,’ zelfs een bepaalde vorm van ‘naïviteit.’ Wie zich al te veel verwondert over de wereld, begrijpt de wereld niet - of heeft nog geen goede, rationale verklaring gevonden, werd de ondertoon.

Niet voor niets schreef de grondlegger van de verlichting, de Fransman ooit: ‘Hoewel het goed is geboren te worden met een neiging tot verwondering omdat het ons aanzet tot het verwerven van meer kennis, zouden we uiteindelijk zoveel mogelijk van deze emotie af moeten geraken.’

Die houding zit nog steeds in onze cultuur verankerd. Verwonderen mag tot op zeker hoogte, maar wie zich al te uitdrukkelijk verbaast, komt ‘naïef’, ‘kinds’ of zelfs ‘irrationeel’ over. In de moderne, rationele kenniseconomie staat er staat, zogezegd, een sociale straf op al te veel verwondering.

3. Het onderwijssysteem

In het verlengde van deze verlichtingsmoraal staat ons onderwijssysteem. Een systeem dat ten tijde van de verlichting en de daarmee gepaard gaande Industriële Revolutie werd uitgevonden en tot de op de dag van vandaag in hoge mate gemodelleerd is naar de idealen uit die tijd: een soort kennisfabriek, opgedeeld in lokalen, met een bel die aangeeft wanneer de les begint en eindigt, en met de overdracht en reproductie van kennis als hoogste doel.

Nu is het onderwijs de laatste decennia aan veel veranderingen onderhevig geweest, maar nog altijd is het schoolsysteem in grote lijnen zoals de verlichtingsdenkers dat voor zich zagen: een systeem waarin het uit je hoofd leren en eigen maken van bepaalde vaststaande kennis de voornaamste dagbesteding is.

Dat systeem is volgens de Britse onderwijsfilosoof Ken Robinson een van de voornaamste redenen waarom kinderen in hoge mate hun vermogen tot verwondering en creativiteit kwijtraken. Omdat in het onderwijs de nadruk nog altijd sterk wordt gelegd op het geven van in plaats van op het stellen van een originele vraag, en omdat bijna alle lessen worden afgesloten met standaardtesten waarin reproductie van kennis meer wordt beloond dan verbazing en creativiteit, komen kinderen aanzienlijk minder nieuwsgierig en verwonderend van school af dan ze erin gaan, aldus Robinson. Een "vallei waar verwondering en creativiteit naar toe gaan om te sterven" noemt hij het westerse onderwijssysteem zelfs.

4. Het nieuws

En dan is er nog een vierde factor in de verdwijning van de verwondering: het nieuws. Misschien noem ik deze factor uit beroepsdeformatie, maar toch durf ik de stelling wel aan: de moderne nieuwsvoorziening is niet goed voor onze neiging tot verwonderen.

Nieuws, zoals dat ons de hele dag omringt, bestaat voor het overgrote deel uit de meest dramatische gebeurtenissen in de wereld. Van gebombardeerde woonwijken in de Gazastrook tot uit de lucht geschoten vliegtuigen boven Oekraïne, van creperende ebola-slachtoffers in Liberia tot onthoofde journalisten in Noord-Irak: het is praktisch onmogelijk om het nieuws te volgen en niet hopeloos depressief en ongeneeslijk cynisch te worden.

Nieuws kweekt, op de langere termijn, cynisme en apathie - een schild dat onze neiging tot verwondering in hoge mate belemmert

En dat gebeurt dan ook op grote schaal. Het percentage volwassenen in de westerse wereld dat dagelijks het nieuws volgt (80 procent), correleert één op één met het percentage volwassenen dat bezorgd tot zeer bezorgd is over waar het met de wereld heengaat (80 procent). Voor zover nieuws ons tot verwondering aanzet, is het vooral de negatieve variant ervan: we worden er op z’n hoogst af en toe door geshockeerd.

Maar bovenal kweekt het, op de langere termijn, cynisme en apathie - een schild van onverschilligheid die ons moet behoeden voor het gitzwarte wereldbeeld dat het nieuws ons dag in dag uit voorschotelt. Een schild dat ook onze neiging tot verwondering belemmert.

Zeven Wereldwonderen, een herziene versie

Gewenning, een cultuur van weten in plaats van afvragen, een onderwijssysteem dat die houding institutionaliseert en een 24-uurs nieuwsstroom die cynisme en apathie kweekt, maken van verwondering een schaars goed.

En dat is jammer. Want hoewel we in een tijd leven waarin er genoeg is om somber over te zijn, leven we óók in een tijd waarin de wonderen alomtegenwoordig zijn. Zo alomtegenwoordig dat we ze over het hoofd zien.

En nee, dan heb ik het niet over wonderen in de klassieke zin des woords: huilende Mariabeelden of kreupelen die plotseling weer kunnen lopen. En nee, ik doel ook niet op de Zeven Wereldwonderen zoals we die kennen sinds de Griekse oudheid: de pyramiden in Egypte of het Collosseum in Rome.

Ik heb het over de wonderen die beter bekendstaan als het dagelijks leven.

Dat dagelijks leven is, voor wie maar goed genoeg om zich heen kijkt, een waar wonder. Een verzameling aan vanzelfsprekendheden die onder het vergrootglas van de verwondering opeens bizar onwaarschijnlijk, soms zelfs totaal absurd lijken. Die historisch uniek zijn, of een weerlegging van alles wat we in onze meest cynische bui denken te weten over het leven.

Die wonderen beter bekend als het dagelijks leven, wil ik de komende maanden onder dat vergrootglas leggen. Zeven in totaal. Als een medicijn tegen de dramatiek van het nieuws én omdat het oud-Griekse lijstje van de zeven wereldwonderen wel een update kan gebruiken. Niet dat de piramiden niet knap zijn gemaakt. Maar wonderen?

Dat een willekeurige wereldburger anno nu rijker is dan de farao die erin begraven ligt: dát is pas een wonder.