Lang, gelukkig en gezond leven? Zorg goed voor je relaties

Lynn Berger
Correspondent Zorg
De Britse fotograaf Siân Davey volgde Martha (het meisje achterin dat naar haar camera kijkt) en haar vrienden. Hoe ontwikkelt de groep zich over de jaren? Lees onder het artikel meer over de serie. Foto’s: Siân Davey / Michael Hoppen Gallery.

Goed eten, sporten en mediteren zijn goed voor lichaam en geest. Maar als we lang en gelukkig willen leven, zullen we ook moeten investeren in onze ‘sociale gezondheid’: in het hebben en onderhouden van goede relaties.

Boston, 1938. Terwijl de Verenigde Staten zich uit de Grote Depressie graven, begint Arlie Block, hoogleraar Hygiëne aan Harvard, aan een nieuw onderzoek. Zijn vakgenoten richten zich doorgaans op wat mensen ziek maakt, maar Block wil weten wat mensen gezónd maakt. Zijn onderzoekspopulatie vindt hij dicht bij huis: hij zal uitgebreid bestuderen. 

In de achterstandsbuurten van Boston beginnen sociaal werker Eleanor Glueck en advocaat Sheldon Glueck intussen een onderzoek onder 456 tienerjongens. De jongens groeien op in zware omstandigheden, maar zijn tot nu toe op het rechte pad gebleven, en de Gluecks willen weten hoe dat komt. Later sluiten zij zich aan bij Block. 

De ruim zevenhonderd jonge mannen worden langdurig gevolgd, in de hoop erachter te komen welke lichamelijke, psychische en omgevingsfactoren bepalen of we gezond en gelukkig oud worden. De onderzoekers bezoeken de mannen thuis, interviewen hun ouders, nemen geregeld vragenlijsten af en doen medisch onderzoek. Ze blijven hen volgen terwijl ze opgroeien, werk vinden, een partner krijgen en een eigen gezin stichten. 

Inmiddels is de meer dan tachtig jaar oud. Naast de oorspronkelijke jongens worden nu ook hun partners, kinderen en kleinkinderen op gezette tijden En volgens Robert Waldinger en Marc Schulz, de huidige leiders van het Harvard-onderzoek, weten we nu wat de belangrijkste voorspeller is van een lang en gelukkig leven. Namelijk: de kwaliteit van onze relaties

Natuurlijk, schrijven Waldinger en Schulz in hun boek (2022), allerlei andere zaken zijn óók van invloed op onze gezondheid. Wat je eet en hoeveel je beweegt, je sociaal-economische status, de buurt waarin je woont, je genenpakket, ordinaire mazzel. Gezondheid is de uitkomst van een complex samenspel tussen al die factoren. Maar geen van die factoren komt zo sterk en zo consistent naar voren uit de berg data die het Harvard-onderzoek heeft opgeleverd, als de verbondenheid met onze familie en vrienden, onze geliefden en collega’s, onze buren en andere leden van onze

Relaties zijn goed voor onze gezondheid, maar wij zijn niet allemaal even goed in relaties

Met zijn focus op gezondheid en welzijn – in plaats van op ziekte en ongeluk – was het Harvard-onderzoek zijn tijd ver vooruit, maar in hun conclusies staan de onderzoekers niet meer alleen. De afgelopen decennia toonden ook aan dat sociale verbondenheid cruciaal is voor ons mentale en fysieke welzijn. (En andersom blijkt de afwezigheid van zulke verbondenheid een te hebben op onder meer onze bloeddruk, ons immuunsysteem en onze stemming.) 

Oftewel: gezondheid, dat zijn de anderen. 

Dat inzicht is verrassend – althans, voor de aanhangers van een wereldbeeld waarin onafhankelijkheid een groot goed is, succes een individuele keuze en gezondheid en geluk je eigen verantwoordelijkheid.  

Evolutionair gezien verrast het juist niet: de mens is een sociale diersoort, volledig uitgerust In de begindagen van onze soort, toen we nog in kleine groepjes jaagden en verzamelden, was een sociaal isolement een doodvonnis – en dus ontwikkelden we allerlei mechanismen die ons in staat stelden samen te werken met anderen. Als gevolg hiervan veroorzaakt een gebrek aan verbondenheid ook nu nog een stressreactie in ons lichaam. Houdt zo’n isolement aan, waardoor die stress chronisch wordt, dan beginnen de rest van ons lichaam en onze geest daaronder  

Hoewel het inzicht dat relaties ons gezond maken dus niet enkel uit het Harvard-onderzoek voortkomt, spreekt dit project wel het meest tot de verbeelding. Misschien omdat het van alle onderzoeken het langst loopt. Dat heeft iets ontroerends, zoals ook de Britse documentairereeks en de film die over periodes van vele jaren zijn gefilmd,  

Misschien daarom – of misschien gewoon door het autoritaire instituut waaraan het is verbonden – wordt het Harvard-onderzoek aangehaald in zo’n beetje elk rapport, artikel of boek over de voorwaarden voor een gezond en gelukkig leven dat ik de afgelopen jaren las. Zo ook in twee recent verschenen boeken die zijn belangrijkste inzicht als uitgangspunt nemen, om vervolgens te onderzoeken hoe we onze sociale verbondenheid in de praktijk kunnen vergroten. Want relaties zijn goed voor onze gezondheid, maar wij zijn niet allemaal even goed in relaties – en onze omgeving kan het aangaan en onderhouden van goede relaties soms behoorlijk in de weg staan.

Iedereen heeft een beeld bij lichamelijke en mentale gezondheid, maar dat geldt voor sociale gezondheid nog niet

Het eerste boek is (2024) van de Canadese onderzoeker Kasley Killam (die, niet toevallig, aan de Harvard School of Public Health heeft gestudeerd). Op basis van onder meer het Harvard-onderzoek pleit zij voor een verbreding van ons begrip van gezondheid. 

‘Sociale gezondheid’ – de mate waarin iemand zich verbonden voelt met andere mensen en tevreden is over de kwaliteit en kwantiteit van die verbindingen – is net zo’n belangrijke pijler van onze algehele gezondheid als lichamelijke en mentale gezondheid, schrijft Killam.

De drie vormen van gezondheid zijn bovendien met elkaar verweven: wie worstelt met zijn mentale gezondheid is bijvoorbeeld eerder geneigd zich terug te trekken, wat slecht is voor zijn sociale gezondheid; de stress die dit isolement veroorzaakt, speelt vervolgens de lichamelijke gezondheid parten.

Het gevolg, aldus Killam: mensen met een sterk gevoel van verbondenheid rapporteren 2,6 keer vaker een goede of uitstekende gezondheid dan mensen die dat gevoel niet hebben. Goede relaties an sich zijn niet genoeg om een gebroken bot te helen of een onrustig hart te kalmeren, maar vormen een belangrijke aanvulling op de reguliere geneeskunde.

Maar waar iedereen wel zo’n beetje een beeld heeft bij lichamelijke en mentale gezondheid, en wat je zelf kunt doen om die op peil te houden, geldt dat voor sociale gezondheid nog niet. De inzichten van het Harvard-onderzoek moeten nog altijd hun weg vinden naar het grote publiek: we lijken goede relaties vaker te zien als een leuke extra dan als een bittere noodzaak. 

Met haar boek hoopt Killam daar verandering in te brengen – met uitleg over wat sociale gezondheid is, en met tips voor wie zijn eigen sociale gezondheid wil verbeteren. Een soort zelfhulpboek voor verbinding met de ander dus, met schema’s waarmee je je relaties in kaart kunt brengen, en strategieën om bepaalde banden aan te halen of juist toxische relaties te beëindigen.

Maar ook met uitleg over hoe ‘prosociaal gedrag’, zoals dankbaarheid, vriendelijkheid en empathie, een positieve invloed heeft op ons brein en ons lichaam. En met inzichten over hoe bedrijven een gezonde relatiecultuur op de werkvloer kunnen stimuleren, en hoe inwoners en overheden de sociale verbondenheid in buurten en steden kunnen vergroten. 

Er zijn natuurlijk altijd omstandigheden die het lastig maken goede relaties te onderhouden: ‘druk zijn’, schrijft Killam, is voor veel mensen de grootste sta-in-de-weg. Maar dat wil niet zeggen dat onze relaties ons maar overkomen, dat ze vanzelfsprekend zijn of dat ze niet kunnen veranderen. We kunnen ze versterken, en daarmee onze eigen gezondheid. Maar dan moeten we ons wel eerst bewust zijn van hun belang.

Sociaal welzijn op recept kan het zorgsysteem ontlasten

Niet iedereen zal aan Killams boek genoeg hebben om zijn sociale gezondheid te verbeteren; sommige mensen hebben daar hulp bij nodig. Over die hulp gaat (2024) van de Amerikaanse journalist Julia Hotz. Zij reisde de wereld over om plekken te bezoeken waar mensen met gezondheidsklachten – van diabetes tot depressie – niet, of niet alleen, medicijnen krijgen voorgeschreven, maar ook verbondenheid.

De Engelse vrachtwagenchauffeur Frank, wiens diabetes zo heftig werd dat hij zijn beroep niet meer kon uitoefenen, sloot zich op doktersvoorschrift aan bij een fietsclub. Khyeng, een Australische vrouw die aan haar strenge opvoeding een posttraumatische stressstoornis overhield, werd door haar arts doorverwezen naar een kunstworkshop, waarbij zij en andere mensen met PTSS wekelijks een nieuw medium uitproberen – van aquarel en keramiek tot muziek. En Nick, een Britse jongen met ADHD, kreeg van de dokter een plek voorgeschreven in een vissersclub. 

Het onderliggende idee van wat in het Verenigd Koninkrijk heet, en in Nederland ‘ ’, is dat een substantieel deel van ons moderne lijden (mentaal en fysiek) wordt veroorzaakt door een gebrek aan verbondenheid – met andere mensen, met de natuur of met iets wat groter is dan wijzelf. 

Hotz staat stil bij de verklaringen voor dit gebrek: verstedelijking zorgde voor contactverlies met de natuur, door ontkerkelijking zijn we geen onderdeel meer van een groter geheel, en de kantoorbaan deed niet alleen beweging de das om, maar ook betekenisvol  

Vervolgens laat ze zien wat dit verlies teweegbrengt, voor de individuen die er gezondheidsklachten van krijgen én voor de samenleving als geheel. Want hoewel deze klachten oorspronkelijk sociaal van aard zijn – en dus niet medisch – is het ons overbelaste zorgsysteem dat ze vervolgens mag oplossen. Met, zoals bekend, groeiende wachtlijsten, stijgende zorgkosten en een angstaanjagend personeelstekort tot gevolg.

Social prescribing kan het zorgsysteem deels ontlasten én grijpt in op de kern van het probleem. The Connection Cure is geen pleidooi voor het afschaffen van de traditionele geneeskunde. Maar net als Killam weet ook Hotz dat verbondenheid een belangrijke aanvulling kan zijn op pillen en/of praattherapie.

De voorbeelden waar Hotz verslag van doet, brengt ze onder in vijf categorieën: bewegen, natuur, kunst, dienstbaarheid en verbondenheid. (Voor die laatste categorie bezoekt ze onder meer een wooncomplex voor ouderen in Singapore, waar volop sociale activiteiten worden georganiseerd –

Van verbinding met de of en het van anderen weten we dat ze zowel een preventief als een helend effect hebben. Maar wanneer ze worden voorgeschreven door (huis)artsen of sociaal werkers, hebben ze doorgaans óók een sociale dimensie: het fietsen van Frank, het creëren van Khyeng en het vissen van Nick vinden allemaal plaats in groepsverband. Dat vergroot de kans op het aangaan van nieuwe, positieve sociale relaties, en het maakt het makkelijker voor de deelnemers om hun helende gedrag vol te houden: je duikt nu eenmaal gemakkelijker in een koude zee wanneer je met een groep hebt afgesproken – zoals de deelnemers van de ‘chill therapy’ die Hotz bezoekt – dan helemaal in je eentje op eigen wilskracht. 

Hotz laat ook zien dat social prescribing niet vanzelf gaat: je hebt er verzekeraars voor nodig die het willen vergoeden, aanbieders die het lang genoeg volhouden, overheden die niet na een of twee pilots de stekker uit een project trekken en patiënten die het willen proberen. Evengoed schetst The Connection Cure de contouren van een groeiende, wereldwijde beweging, die het inzicht dat goede relaties cruciaal zijn voor onze gezondheid serieus neemt én vertaalt naar de praktijk. 

In onze samenleving krijgt het onderhouden van sociale relaties niet altijd prioriteit

Zowel The Art and Science of Connection als The Connection Cure maakt duidelijk: verbondenheid kost een hoop tijd, energie en inzet. Het lezen van deze boeken stemde me – hun hoopvolle boodschap en montere toon ten spijt – soms behoorlijk somber. Wat een treurnis, dacht ik, dat een soort die is geëvolueerd om relaties aan te gaan nu handboeken nodig heeft als dat van Killam, of relaties op recept zoals beschreven door Hotz.

Maar in onze samenleving krijgen het aangaan en onderhouden van relaties nu eenmaal niet altijd prioriteit. Integendeel: we leren kinderen dat ze het beste uit zichzelf moeten halen en werknemers dat ze met elkaar moeten concurreren; en onder het mom van ‘zelfredzaamheid’ prent de overheid burgers al jaren in dat ze toch echt eerst en vooral op zichzelf moeten bouwen. 

De erfenis van die houding manifesteert zich nu in een groeiend aantal mensen met mentale klachten, een aanhoudend vertoog over eenzaamheid en een breed gedeeld gevoel dat de gemeenschap, voor zover die er nog is, in rap tempo uiteenvalt. Daar tegenwicht aan bieden zal eerst een tijdje tegennatuurlijk aanvoelen. Voor die stroeve tussenperiode zijn Killam en Hotz uitstekende gidsen – en is het Harvard-onderzoek een heerlijk zacht breekijzer.