Een nieuw kind én een nieuw brein: zo ingrijpend verander je als je moeder wordt

Sanne Blauw
Correspondent Ouderschap

Dwanggedachtes, hyperfocus, je niet meer jezelf voelen: moeder worden is geen sinecure, zeker niet voor je hersenen. Recent onderzoek wijst uit dat de veranderingen in het brein vergelijkbaar zijn met die in de puberteit. In het boek Moederteit vraagt wetenschapsjournalist Lucy Jones zich af: waarom hebben we nog geen naam voor deze metamorfose?

Ik zat naast mijn man Floris op de bijrijdersstoel, op de achterbank lag onze pasgeboren zoon in de Maxi-Cosi. Hij was een week oud. 

Floris vertelde iets, maar ik kon me er niet op concentreren. Ik kon alleen maar denken aan hoe ik op het hoofd van mijn zoon zou gaan staan. Ik zag mijn voet telkens weer neerkomen op zijn oortje. Dat lieve oortje met het deukje erin.

Ook de Britse wetenschapsjournalist Lucy Jones had naargeestige gedachten over wat er allemaal met haar baby zou kunnen gebeuren, vertelt ze in haar boek Matrescence Toen ze zich er verder in verdiepte, kwam ze erachter dat het veel nieuwe moeders

Zulke opdringerige gedachten zijn maar één voorbeeld van hoe ingrijpend de overgang naar het moederschap kan zijn. De veranderingen die een vrouw doormaakt doen niet onder voor die in de puberteit, schrijft Jones. ‘Na de kindertijd en de adolescentie is er geen andere periode in het leven van een volwassene die gepaard gaat met zulke dramatische psychologische, sociale en fysieke veranderingen.’

Maar waar we voor de puberteit een duidelijke term hebben en bijbehorende ideeën over wat die periode inhoudt, bestaat er geen woord voor de metamorfose van het moederschap. Tijd, vindt Jones, voor meer begrip over wat er gebeurt in het hoofd van een nieuwe moeder.

Een nieuw brein

Al in de jaren zestig besloot psycholoog Jay Rosenblatt bloed van een pas bevallen rat te injecteren in een andere vrouwtjesrat. Die laatste begon zich te gedragen alsof ze moeder was:

Rosenblatt wordt ook wel ‘the father of mothering hij stond aan de wieg van onderzoek naar het gedrag van zoogdiermoeders. Hormonen als oestrogeen en prolactine, weten we intussen, veranderen het gedrag en zorgen er bijvoorbeeld voor dat een moeder melk kan geven. Ook bij mensen.

Maar recent is duidelijk geworden dat de transitie naar het moederschap ingrijpender is dan een dikke buik en een andere hormoonbalans. Zo blijkt genetisch materiaal van het kind soms wel tientallen jaren in het lichaam van de moeder te blijven. Cellen of DNA van de foetus werden gevonden op allerlei plekken: de longen,  

Het is nog niet duidelijk of dat achtergebleven materiaal een bepaald doel dient, schrijft Jones; daar is het onderzoek te pril voor. Maar dat een vrouw een ‘chimaera’ wordt, een organisme dat cellen van meerdere individuen bevat, is duidelijk.

Op hersenscans is te zien dat het brein ook verandert. Jones beschrijft recent onderzoek, dat onder andere laat zien dat de grijze materie in de hersenen krimpt en de cortex minder dik wordt. Uit één onderzoek bleek dat de veranderingen zo verregaand zijn dat je zelfs zes jaar later aan de hand van scans kunt zien of een vrouw ooit zwanger

‘Ik voel me niet echt mezelf’, schreef ik tijdens mijn zwangerschap in mijn dagboek. Bij het lezen van Jones’ boek begreep ik waar dit gevoel vandaan kwam: ik was ook niet meer dezelfde persoon. 

De functie van die veranderingen

Minder grijze materie in de hersenen, een dunnere cortex – dat klinkt alsof het moederbrein er alleen maar op achteruitgaat. En wie de grappen over momnesia hoort, zou denken dat je er vooral vergeetachtig van wordt, van dat moeder worden. 

Maar het is goed mogelijk dat die aanpassingen juist ergens goed voor zijn. Ze lijken op die tijdens de puberteit, legt neurowetenschapper Elseline Hoekzema aan Jones uit. ‘In de adolescentie wordt dit beschouwd als een specialisatie van de hersencircuits, waarbij zwakke verbindingen tussen zenuwcellen worden geëlimineerd om netwerken te verfijnen.’ 

Meer onderzoek is nodig, maar een van de hypotheses die Hoekzema in haar lab aan het Amsterdam UMC onderzoekt, is dat het brein zich specialiseert zodat de moeder gevoeliger wordt voor wat haar baby nodig heeft. 

Jones beschrijft hoe onbeholpen menselijke baby’s ter wereld komen en citeert daarbij neurofilosoof Patricia Churchland: ‘De biologische oplossing lijkt te zijn geweest om de emoties die verband houden met overlevingsdrang (angst bij dreiging, onbehagen bij honger) zo aan te passen dat moeders ook alert zijn op dreiging voor de baby, en onbehagen bij de baby.’

Dat zou verklaren waarom ik zo hyperalert was op mijn omgeving in de eerste maanden als moeder. Een keer liep ik met de kinderwagen over straat en dacht ik dat ik een geparkeerde auto achteruit zag rollen. Ik keek om me heen – zag dan niemand dat die auto niet op de handrem stond? Misschien had ik het me ingebeeld. Misschien, dacht ik, word ik wel een beetje gek.

‘De eenzaamste tijd’

Jones beschrijft hoe ze in de eerste maanden na haar bevalling steeds zwaarmoediger werd. De zorgen, het slaapgebrek, haar traumatische bevalling – uiteindelijk werd het haar te veel. Van de huisarts kreeg ze de diagnose ‘postnatale depressie’ en een recept voor antidepressiva.

Jones is niet de enige moeder met psychische problemen na de bevalling: Elk jaar overlijden vier tot vijf jonge moeders aan zelfdoding;

Het is indrukwekkend hoe het lichaam zich aanpast door het krijgen van een kind, maar het maakt vrouwen ook kwetsbaar. Al helemaal, stelt Jones, omdat die ingrijpende verandering gepaard kan gaan met eenzaamheid: ‘Voor mij was het de eenzaamste tijd van mijn volwassen leven’, schrijft ze daarover.

Jones is ervan overtuigd dat haar eenzaamheid (deels) veroorzaakt werd door hoe de moderne samenleving is georganiseerd. De laatste tweehonderd jaar is het kerngezin de norm geworden, wat vaak betekent dat de zorg bij de ouders – en vooral bij moeders – terechtkomt. Nadat ze thuiskwam uit het ziekenhuis, zo ervoer Jones, stond ze er alleen voor. 

Dat strookt niet met hoe we het grootste deel van de geschiedenis samenleefden, en hoe sommige niet-westerse gemeenschappen het nog altijd doen. De zorg voor kinderen werd gedeeld, bijvoorbeeld met grootouders of andere familieleden. ‘Onze hersenen en ons zenuwstelsel hebben zich ontwikkeld in samenlevingen waarin kinderen grootbrengen iets collectiefs was’, schrijft Jones.

Jones pleit ervoor om van het grootbrengen van kinderen weer iets gemeenschappelijks te maken. Er staat van alles op haar verlanglijstje voor maatschappelijke veranderingen: het verlengen van vaderschapsverlof; kortere werkweken; investeren in openbare plekken waar ouders en kinderen welkom zijn, zoals bibliotheken en speeltuinen.

Als geslaagd voorbeeld noemt ze de Nederlandse kraamzorg, waardoor nieuwe ouders in de eerste dagen met hun baby worden bijgestaan. Zelf had ik naast de kraamzorg ook veel aan Centering Pregnancy, waarbij je met een groep zwangeren controles en voorlichting krijgt

Matrescentie

‘Ik vertrouwde mezelf niet als ik met een mes in mijn handen stond’, bekende een kennis toen ze bij me op kraambezoek kwam. Haar vriendinnen hadden ook zulke dwanggedachten gehad na de geboorte van hun kinderen, wist ze me te vertellen. Dat luchtte op: ik was dus niet de enige. 

De eenzaamheid rond het moederschap, schrijft Jones, gaat over meer dan letterlijk alleen zijn. Al die hevige gevoelens kunnen gepaard gaan met schaamte. Schaamte voor je vreemde gedachten, voor je neerslachtige gevoelens, voor de bevreemding die je voelt in je nieuwe rol. Die schaamte is net zo goed eenzaam. 

Ik had heus wel gehoord dat het niet alleen een roze wolk was, maar toch overviel mijn nieuwe moederhoofd me. Het had me geholpen als ik toen al wist dat deze fase zo ingrijpend kon zijn als de puberteit. De Nederlandse titel van het boek is niet voor niets  

Ik vind de Engelse term mooier. Jones kwam het tegen toen ze, negen maanden na haar bevalling, een stuk in The New York Times Daar las ze ‘een woord waarin alles samenkwam wat ik voelde (...)’. 

Het woord? Matrescence. Matrescentie. Op naar de Dikke Van Dale.