Thuis ben je waar je moeder in het ziekenhuis ligt
Zondagochtend om een uur of acht werd ik wakker, ik had de avond ervoor ongewild iets te veel sake gedronken in een hip Japans restaurant. Ik keek op mijn telefoon en zag dat ik vijf keer gebeld was. Een vriendin die weleens boodschappen voor mijn moeder doet, mijn chauffeur, mijn ex-vriendin die ook weleens in columns en het leven figureert als vriendin: ze hadden me allemaal geprobeerd te bellen terwijl ik in New York lag te slapen.
Mijn moeder was die ochtend naar het ziekenhuis gebracht. Zuurstofgebrek. Een dokter van de eerste hulp die ik aan de lijn had, legde uit wat hij dacht dat er aan de hand was. En de vriendin die soms boodschappen doet voor mijn moeder, lichtte eveneens kalm de situatie toe. Ze beloofde mijn moeder namens mij een kus te geven.
De jongedame die op mijn moeder past en die bij haar in huis woont was ook in het ziekenhuis. Ze was zo koelbloedig geweest wat kleren voor mijn moeder in een tas te stoppen. De situatie was onder controle, leek het. Er was zelfs sprake van dat mijn moeder de volgende dag al naar huis zou kunnen. De vraag was alleen of ik naar Amsterdam zou gaan. Moest ik meteen komen? Kon ik wachten?
Die middag sprak ik met mijn moeder. ‘Ze zijn hier erg aardig voor me,’ zei ze.
En het meisje dat op mijn moeder past, zei dat ze zondagochtend nog had gezongen – mijn moeder zingt veel –, dat ze prima had ontbeten en dat ze daarna niet lekker was geworden. Een huisarts was gekomen en die had gezegd: ‘We gaan u naar het ziekenhuis brengen.’
Haast je vooral niet. Ik ga echt niet dood. Maak je werk af
Sinds de zomer van 2010 heeft mijn moeder elke zomer kortere of langere tijd in het ziekenhuis doorgebracht. Zoals andere mensen in de zomer naar de camping in Frankrijk gaan, gaat mijn moeder in de zomer naar het ziekenhuis. Alleen de zomer van 2011 verliep zonder ziekenhuisbezoek.
Toen ik haar dinsdag aan de telefoon had zei ze: ‘Haast je vooral niet. Ik ga echt niet dood. Maak je werk af.’
Alsof ze bevreesd was dat ik haar ziekenhuisbezoek zou gebruiken als excuus om mijn werk niet af te maken; luiheid was haar een gruwel.
Maar haar cardioloog adviseerde me toch iets eerder dan gepland naar Amsterdam te komen om over een operatie te spreken die mijn moeder misschien moest ondergaan.
Woensdagavond verliet ik New York. Donderdag landde ik in Amsterdam. Ik ging vrijwel rechtstreeks naar het AMC. Ze lag niet meer op de hartbewaking, ze lag op de verpleegafdeling. Haar kamer was echter leeg, ze waren bezig aan een onderzoek.
Na een halfuur arriveerde mijn moeder in een rolstoel. Ze zag er inderdaad uit alsof ze op vakantie was geweest.
Een verpleegster vroeg: ‘Mevrouw Grunberg, wilt u wat lunchen?’
‘Natuurlijk wil ik wat lunchen,’ zei mijn moeder, ‘wat een gekke vraag. Waarom zou ik niet willen lunchen? U wilt toch ook lunchen?’
Ze kreeg een boterham met een soort zalmpaté die ze met veel smaak oppeuzelde. Op het bord in de kamer stond dat er die middag een familiebespreking zou plaatsvinden. Ik was de familie en ik begon me langzaam voor te bereiden op de bespreking. Onder andere door nog wat te typen op mijn laptop. Deadlines houden geen rekening met zieke moeders. Maar één ding staat vast: thuis ben je waar je moeder in het ziekenhuis ligt.