De lesbische cinema kent een paar eenzame hoogtepunten binnen de mainstream (The Hours, The Kids Are All Right), soms in de vorm van memorabele losse scènes in niet specifiek lesbische films (Mulholland Drive, Frida). Maar op de lijst met lesbofilms domineerde lange tijd toch cult (al dan niet met vampiers, zoals in The Hunger), soft-erotiek (al dan niet met bondage, zoals in Female Perversions) en een bedroevende hoop low budget en matig gemaakt coming of age-drama. Een typisch marginaal genre, kortom.

Dat het Franse lesbische epos La vie d’Adèle dit jaar terecht de Gouden Palm won op het filmfestival van Cannes is hoopvol. Nog hoopvoller is dat het de maker lukte om iets nieuws in beeld te brengen.

De film is lang, laten we daarmee beginnen, want daarin schuilt zowel een zwakte als een kracht. Regisseur Abdellatif Kechiche koos zijn jonge hoofdrolspeelster Adèle Exarchopoulos toen hij haar een citroentaartje zag eten: haar mond was doorslaggevend, en aan die mond is inderdaad een buitensporig aantal meters film opgegaan. Het is een mooie meisjesmond, die de helft van de tijd bevallig openhangt en een paar aandoenlijk grote voortanden onthult, maar Kechiche heeft zijn publiek er met de neus zo dicht bovenop willen drukken dat de zoveelste lange close-up zou kunnen vervelen. Zijn ‘op de huid-stijl’ registreert ook sterke, minder opdringerige details in het spel van Exarchopoulos, die bijvoorbeeld constant aan haar kapsel rommelt en steeds jongensachtig haar spijkerbroek ophijst.

Van heel dichtbij dus volgen we deze vijftienjarige Adèle, naar school, naar huis, naar de stad, waar ze met een jongen afspreekt, terug naar huis, waar ze met de jongen slaapt, en weer naar school, waar ze een vriend laat delen in haar twijfel – prachtig gespeeld – over de jongen. ‘Er is iets mis met me’, zegt ze terwijl zich in haar keel iets vernauwt – we zien het, omdat Kechiche zo dichtbij is met zijn camera – en er een traantje haar openhangende mond in loopt. Ze voelt niet wat ze hoort te voelen.

Het is duidelijk waarom. Eerder heeft Adèle op straat een meisje met vaalblauw haar zien lopen in innige omstrengeling met een andere kortharige dame. Ze blijkt Emma te heten, kunstenares te zijn, jaren ouder dan zij, en ze trekt haar als een magneet naar zich toe.

Met totale overgave laat Adèle zich inwijden door Emma (Léa Seydoux). Meteen is duidelijk dat er een wederzijdse, mythische aantrekkingskracht bestaat tussen de twee, en Seydoux en Exarchopoulos maken die in alles geloofwaardig. Er bestaat een grapje: wat doen potten op hun tweede date? Ze huren een verhuiswagen. En zo lijkt het bij deze twee ook te gaan: in no time zitten ze aan tafel bij hun ouders. 

Ze lopen hard van stapel, zijn onmiddellijk onafscheidelijk, maar worden zeker geen bankzittende poezenvrouwtjes. Integendeel, Kechiche legt de nadruk op passie. Over de seksscènes in La vie d’Adèle, die net als alles in de film breed uitgemeten zijn, is nogal wat te doen geweest. Zo klaagden de actrices – die inmiddels publiekelijk overhoop liggen met de temperamentvolle regisseur – in interviews dat de scènes geschoten zijn onder onaangename omstandigheden; Kechiche zou de dames dingen eindeloos hebben laten herhalen om een zo groot mogelijke authenticiteit te verkrijgen, zodat er aan de draaidagen soms geen einde leek te komen. Ook de totale draaiperiode liep drastisch uit de hand en zowel Seydoux als Exarchopoulos geeft aan in de toekomst niet meer met Kechiche te willen werken.

In het eindresultaat zijn deze spanningen niet merkbaar. De bijna twaalf minuten durende vrijscène is van een ongekende rauwheid. Er is geen muziek, geen gedimd licht, geen flatteus camerastandpunt; alleen de twee meisjes die elkaar, in een behoorlijk plastisch in beeld gebrachte variété van standjes, luid kermend liefhebben. Ze lijken elkaar te willen verslinden, elkaar te willen drinken, raken onherkenbaar met elkaar versmolten. Hun gekreun is zo oerachtig, zo niet gepolijst voor publiek dat er na vijf minuten al een zekere kijkmoeheid optreedt, maar ze buffelen door – niks publiek pleasen – tot ze afgemat tussen elkaars benen liggen.

De scène is dusdanig intens dat je ervan moet bijkomen, maar daar laat Kechiche, die het precies van die intensiteit moet hebben, de ruimte niet voor. Direct erop zien we Emma en Adèle midden in een dansende, regenboogkleurige menigte, elkaar kussend en omhelzend, mee springend op keiharde gaypride-house. Het is een emotionerende explosie van collectieve vrijheidsvreugde (hoe plat zo’n gaypride ook is) na de intieme twaalf minuten van zojuist; het maakt de extase van Adèle’s ontwaken voelbaar. En opnieuw rekt de regisseur het moment over het hoogtepunt heen, schijnbaar om de kleurige chaos nog dieper bij ons te laten inwerken.

In een interview verklaart de regisseur niets militants te melden te hebben over homoseksualiteit. Het is simpelweg het verhaal van een liefdeskoppel, zegt hij, en dat is ook hoe de film veelal besproken wordt: als een universeel verhaal over liefde, met toevallig twee vrouwelijke protagonisten. Dat is voorstelbaar en op een bepaalde manier nobel, maar ook naïef ten aanzien van de impact die een grote film als deze kan hebben. Niet alleen omdat de regisseur een Tunesiër is, maar ook omdat zijn film op ongeëvenaarde wijze het vuur tussen twee vrouwen invoelbaar maakt. Het is het spel van Seydoux en Exarchopoulos, maar zeker ook Kechiche’s talent voor het minutieuze vastleggen daarvan dat van La vie d’Adèle inderdaad een uitzonderlijk liefdesdrama maakt, in het algemeen, en misschien wel een van de meest intense filmische verbeeldingen van menselijk verlangen ooit. Maar het kan moeilijk ontkend worden dat deze Gouden Palm-winnaar tegelijkertijd een monument is voor de lesbische cinema.

De film volgt de twee over een periode van meerdere jaren, ook als het tussen hen niet meer goed loopt. Uit de weergave van het verdriet van de oudere Adèle blijkt pas echt waarom Kechiche ervoor kiest om de actrice zo uitgebreid en gedetailleerd te registreren. In een van de meest aangrijpende scènes danst Adèle tijdens een schoolvoorstelling met de klas kleuters die ze lesgeeft op Afrikaanse muziek. Ze is uitgedost in blauw – die kleur keert steeds terug – en terwijl ze zich zichtbaar laat meevoeren op het ritme van de trommels, dat maar door- en doorgaat, zien we in haar mimiek (weer dat gezicht, ja) dat ze met dat dansen iets los schudt in zichzelf. We zien met die primitieve bewegingen het verdriet in haar opwellen, aan haar mondhoeken trekken. Een moment lijkt ze in huilen uit te barsten, maar ze herpakt zich.

Even sensueel, even effectief, is het lange shot waarin ze in zee dobbert, op haar rug, zich aan iets lijkt over te geven, haar mond weer net zo ontvankelijk – totaal on-neurotisch is ze. Het water dat kabbelt, de zon die erin schittert. In zulke momenten manifesteert zich de lichamelijkheid van het gemis, wordt het bijna onmogelijk om Emma niet met haar mee te missen.

Dit genre heeft een epos nodig als dit, waarin de levens en liefdes van de personages totaal onvermijdelijk worden gemaakt. Kechiche kan beweren dat hij niets maatschappelijks te zeggen heeft over homoseksualiteit, maar zijn film doet dat wel. Zijn film zegt: hier is Adèle, hier is haar mond, dit is haar leven met een andere vrouw, en kijk er nu maar eens langer en beter naar dan strikt comfortabel is.

Dit artikel verschijnt ook in De Groene Amsterdammer.

 

YouTube
De trailer van La Vie d’Adèle