Wil je dat kinderen van hun scherm afkomen? Zorg dat ze iets beters te doen hebben

Sanne Blauw
Correspondent Ouderschap

Eén op de drie.

Dat is wereldwijd grofweg het aantal kinderen dat bijziend is; Deze kinderen kunnen niet goed in de verte kijken en hebben een bril nodig.

De bijziendheid bij kinderen wordt intussen een epidemie genoemd. De belangrijkste oorzaak? Te veel scherm, te weinig buiten.

Hoewel wetenschappers bekendstaan om hun eindeloze twijfel, zijn ze hier verrassend eensgezind. Te veel dichtbij kijken – op een scherm dus – leidt ertoe dat je ogen zich op afstand niet meer goed kunnen aanpassen. Buiten zijn helpt, want daar kun je in de verte kijken. Extra belangrijk op jonge leeftijd, want dan zijn de ogen nog in ontwikkeling.

Toch kijken kinderen vanaf jonge leeftijd te veel naar een scherm. Kinderen onder de 2 jaar kijken gemiddeld al terwijl de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om op deze leeftijd helemaal niet te kijken. Kinderen onder de 5 jaar kijken gemiddeld anderhalf uur, terwijl de WHO maximaal één uur aanraadt.

Veel schermtijd is niet alleen slecht voor de ogen van kinderen. Laat dit even bezinken: gezonde lichamen worden verpest door… ja, wat eigenlijk? Peppa Pig?

Urgent, zou je zeggen. En toch negeren we een belangrijke oplossing voor dit probleem.

Minder scherm!

Als je leest over schermgebruik bij kinderen, dan gaat het vaak over wat ouders kunnen doen. Afspraken maken over schermtijd, parental control op sociale media inschakelen, zelf minder op je telefoon zitten. Onlangs waren de die in het teken stonden van hoe je samen met je kind verantwoord naar een scherm kunt kijken.

Er zijn ook oplossingen die verder gaan dan de verantwoordelijkheid van de individuele ouder. Het smartphoneverbod op scholen, bijvoorbeeld. Of denk aan de discussies over het verbieden van sociale media, onlangs weer aangewakkerd door de Netflixserie Adolescence.

Al deze oplossingen hebben één ding gemeen: ze moeten zorgen voor minder scherm in het leven van een kind. Het zijn strenge oplossingen, die vooral gaan over wat niet mag. Maar wat moet dat kind vervolgens gaan doen?

Meer buiten?

Even terug naar de epidemie van bijziendheid. De oorzaak is niet alleen te veel scherm, maar ook te weinig buiten. Niet voor niets raadt het Oogfonds de 20-20-2-regel aan om bijziendheid te voorkomen: na twintig minuten dichtbij kijken, moet je twintig seconden veraf kijken én je moet op zijn minst twee uur per dag naar buiten.

Buitenspelen helpt ook tegen die andere problemen die schermen kunnen veroorzaken. Het zorgt voor beweging, verbetert de motorische ontwikkeling en gaat overgewicht tegen. En al woedt er nog discussie over het verband tussen schermen en mentale gezondheid, het is duidelijk dat buitenspelen – zeker als daar risico bij komt kijken –

Maar: er is buiten zo weinig te doen.

Een buitenwereld waar niets te doen is

De publieke ruimte in Nederland raakt steeds verder volgebouwd. Speelruimte voor kinderen legt het af tegen andere belangen, zeker in grote steden. Waar bijvoorbeeld bij stadsontwikkeling normen bestaan voor het aantal parkeerplekken per inwoner, De speelruimte voor kinderen raakt ingeperkt: stoepen worden bezet door auto’s, veldjes worden woningbouwprojecten.

Dus zijn ze aangewezen op speeltuinen, maar ook die staan onder druk. Inwoners klagen bijvoorbeeld over geluidsoverlast. Uit onderzoek van bleek dat gemeenten speelplekken aanpasten na zulke klachten – dat ging van een speeltoestel vervangen tot een hele speeltuin verwijderen. (En ben je tiener, dan ben je überhaupt niet welkom in een speeltuin en word je verwezen naar een deprimerende hangplek.)

Dan zijn speeltuinen ook nog eens saai, zeker voor de wat oudere kinderen. Voor het spraken onderzoekers met kinderen in vier Nederlandse steden. Zij vonden de speeltuinen in hun buurt te veel op elkaar lijken – denk: wipkip, glijbaan, klimrek – en misten uitdaging.

Een buitenwereld waar niets te doen is. Ik zou ook achter een scherm gaan zitten.

Een rechtvaardige straat

Discussies over schermgebruik gaan vooral over wat we kinderen af moeten nemen, maar gaan zelden over wat ze terugkrijgen. De afgelopen decennia is het binnen steeds leuker geworden, terwijl het buiten alleen maar saaier en ongastvrijer is geworden voor kinderen. Wie zich echt zorgen maakt over schermgebruik, moet zorgen dat er wat te doen is. 

En dat kan. Vroeger reden er elke zes minuten stadsbussen door de straat. Nadat een auto over de voet van haar zoon reed, kwam inwoner Annemarie Bon in actie.

Nu rijden er geen bussen meer, is het een woonerf en staan de auto’s geparkeerd in een aangrenzende garage. Kinderen kunnen er weer buitenspelen. Vorig jaar werd de straat uitgeroepen tot de ‘meest rechtvaardige straat’ van Nederland.

Maar het is niet makkelijk. Bon begon haar actie al in de jaren negentig; haar zoon was allang volwassen toen de straat er zo uit kwam te zien als nu. Een betere buitenruimte voor kinderen vraagt dan ook om meer dan actie van bezorgde burgers. Gemeenten moeten buitenspelen serieus nemen, scholen moeten pleinen na schooltijd openstellen, omwonenden moeten accepteren dat hun parkeerplekken kunnen verdwijnen.

Ik ben niet naïef: kinderen gooien hun scherm niet ineens in de prullenbak en huppelen dan vrolijk naar buiten.  

Toch: kinderen zijn geëvolueerd om vrij te spelen – als we ze maar de ruimte geven, van jongs af aan. Zorg dat ze zich thuis voelen op straat, zodat ze verder kijken dan hun scherm.