Ontwikkelingshulp was al rot tot op het bot, lang voor de miljardenbezuinigingen van westerse landen

Ontwikkelingshulp wordt te vaak gedicteerd door westerse belangen, ziet Tammam Aloudat, die 25 jaar als hulpverlener werkte. In plaats daarvan moeten hulporganisaties luisteren naar de mensen die het werk ter plaatse doen. ‘Zij weten wat écht nodig is.’
Het was een van Donald Trumps eerste daden, nadat hij aan zijn tweede termijn als Amerikaans president begon: rigoureus snijden in buitenlandse hulp. Maar liefst 83 procent van alle hulpprogramma’s van de VS is geschrapt.
Over de hele wereld moesten hulpverleners plots hun werk staken, met desastreuze gevolgen. Miljoenen mensen zijn geraakt: leveringen van medicijnen naar afgelegen klinieken vielen bijvoorbeeld stil, en duizenden hiv-patiënten verloren medische steun.
‘We heroriënteren onze buitenlandse hulpprogramma’s’, verklaarde minister van Buitenlandse Zaken Marco Rubio, ‘zodat ze direct aansluiten op wat het beste is voor de Verenigde Staten.’
Nederland volgt een vergelijkbaar pad. Vanaf 2027 wordt structureel 2,4 miljard euro per jaar op het hulpbudget bezuinigd. Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp Reinette Klever verwoordde het als volgt: ‘Alle programma’s die we financieren, moeten direct bijdragen aan ons eigen belang.’
Er lijkt zich een verschuiving te voltrekken in de wereld van ontwikkelingshulp: van goedbedoelde liefdadigheid naar een eigen-volk-eerst-mentaliteit. Terwijl veel media stilstaan bij de gevolgen van deze verandering, wordt weinig gesproken over hoe het systeem er hiervoor eigenlijk voor stond. Ging het de afgelopen decennia wel zo goed?

Volgens Tammam Aloudat is het antwoord nee. Hij is geboren en getogen in Syrië, werkte 25 jaar als hulpverlener, was voorzitter van Artsen zonder Grenzen in Nederland en leidt nu vanuit Genève The New Humanitarian, een nieuwsorganisatie gericht op humanitaire kwesties.
Aloudat kent de sector van binnenuit en stelt: ontwikkelingshulp was al gebroken, lang voordat rechtse politici de stekker eruit trokken.
Wat was uw reactie op de keuze van de Verenigde Staten om ontwikkelingshulp in te dammen?
‘Het was geen enorme verrassing. In zowel de VS als West-Europa is er al langer het narratief dat ontwikkelingshulp iets slechts is. Toch vond ik de abrupte bezuinigingen van Trump, zonder een goed doordacht plan, wél schokkend. Veel van die programma’s zijn direct levensreddend, of het nu ging om het uitdelen van voedsel of het ondersteunen van vluchtelingen. Mensen krijgen ineens geen enkele hulp meer.’
‘Binnen de hulpsector heerst er sinds Trumps aankondiging complete paniek. Wat moeten we doen, hoe bezuinigen we, hoe blijven we opereren zonder mensen te ontslaan? De focus ligt vooral op hoe de sector zichzelf kan redden en minder op hoe we kunnen voorkomen dat mensen lijden. Het lijkt alsof mensen eerder om het humanitaire systeem rouwen dan om het verlies van de diensten die mensen nodig hebben.’
U zegt dat er in het Westen al langer het idee heerst dat ontwikkelingshulp iets slechts is. Kunt u dat toelichten?
‘Westerse landen snijden al jaren in ontwikkelingshulp. Het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland, Duitsland, Frankrijk en Nederland hebben allemaal hun hulpbudgetten gekort.’
‘Politici presenteren deze keuzes steeds als bezuinigingen. Maar als bezuinigen echt het doel was, hadden deze landen minder schadelijke manieren kunnen vinden dan snijden in hulp, wat direct menselijk leed veroorzaakt. Ik zie het terugschroeven van hulp juist als symptoom van een grotere ziekte.’
Wat is de grotere ziekte?
‘De ineenstorting van de liberale wereldorde – het systeem dat na de Tweede Wereldoorlog werd opgezet. Die orde was nooit écht eerlijk. Het is ontworpen door de overwinnaars van de oorlog, terwijl de rest van de wereld nog grotendeels gekoloniseerd was.’
‘Maar binnen die liberale wereldorde was internationale solidariteit wel belangrijk, of op z’n minst de schijn daarvan. Ontwikkelingshulp was daar een belangrijk middel voor: het diende als het vriendelijke gezicht van westerse landen, het gaf ze invloed in allerlei regio’s en maakte andere landen afhankelijk van ze. Deze vorm van ‘soft power’ vinden ze nu minder noodzakelijk.’
Waarom?
‘Omdat het systeem waarin soft power belangrijk was aan het instorten is. Toen ik in Syrië opgroeide, in de jaren tachtig en negentig, haalden we onze informatie vooral uit westerse media. Wat zij vertelden, was “de waarheid”. Dat verhaal ging ongeveer zo: “Wij zijn democratisch, dus wij zijn goed. Kapitalisme is goed, kijk maar naar ons – we zijn rijk.” Dat ze rijk zijn geworden dankzij vierhonderd jaar kolonialisme en uitbuiting, daar hoorde je natuurlijk niks over. Een alternatief geluid was er nauwelijks, behalve in dissidente kringen of een paar academische hoekjes.’
‘Het idee van ontwikkelingshulp paste perfect in dat narratief. Mensen uit arme landen werden in die westerse media niet neergezet als mensen met een eigen stem, maar als hongerige of stervende lichamen die alleen gered konden worden door het Westen. Dat is nu compleet veranderd, vooral sinds Gaza. Palestijnen delen nu zélf beelden via sociale media. Het verhaal van Israël als de goodguy heeft een enorme klap gekregen. En daarmee ook het beeld van veel westerse landen, die Israël onvoorwaardelijk steunen.’
‘Nu westerse landen de stortvloed aan andere narratieven niet meer kunnen tegenhouden, lijken ze het liberale systeem op te geven. Ze schakelen om van soft power naar hard power, en stoppen hun geld liever in wapens. De Britse premier Keir Starmer zei onlangs bijvoorbeeld in één adem dat hij meer in defensie wil investeren door te bezuinigen op ontwikkelingshulp.’
Toch zegt u ook dat het systeem van ontwikkelingshulp niet moet worden gerepareerd. Waarom niet?
‘Ik zeg niet: sluit de boel. Maar we moeten erkennen dat het systeem al kapot was. Ontwikkelingshulp is altijd een koloniaal project geweest – of een manier om het westerse liberale model te promoten. Het houdt de machtsverhoudingen in stand die uit het kolonialisme zijn voortgekomen. Voormalige koloniale machten bepalen nog steeds hoe het geld stroomt. Zij kunnen geldkranen open en dicht draaien, sancties opleggen, handelsregels maken die alleen voor arme landen gelden, enzovoort.’
‘Dit zijn dezelfde landen die eeuwenlang rijkdommen uit andere delen van de wereld hebben geroofd. Afrika, bijvoorbeeld, is niet per ongeluk achtergesteld, het is actief onderontwikkeld. En nu moeten we applaudisseren omdat een fractie daarvan wordt teruggegeven als “hulp”?’
‘Hulp wordt daarbij gezien als liefdadigheid in plaats van als solidariteit. Liefdadigheid is iemand op straat eten geven in plaats van geld, omdat je denkt dat hij het anders aan drank uitgeeft. Dat is neerbuigend. Solidariteit betekent dat je iemands keuzes respecteert.’
‘Daar komt nog iets bij: humanitaire hulp wordt verkocht als iets apolitieks. Maar dat is een illusie. Neem klimaatverandering: je kunt niet alleen de gevolgen bestrijden zonder de oorzaken aan te pakken. Hetzelfde geldt voor migratie. Westerse landen verkopen wapens aan conflictgebieden en weigeren vervolgens de vluchtelingen uit die gebieden op te nemen. De sector heeft zich te lang laten gebruiken als instrument van buitenlands beleid. Het idee was: we redden tenminste levens. Alleen gaat dat niet meer op. Veel hulporganisaties zwijgen bijvoorbeeld over de genocide in Gaza, maar krijgen desondanks nauwelijks toegang tot de Gazastrook om iets te doen.’
We moeten dus niet af van ontwikkelingshulp, maar het systeem moet fundamenteel anders. Hoe moet het eruitzien?
‘Ik heb daar niet één antwoord op. De eerste stap is het onder ogen zien van een pijnlijke waarheid: de problemen van de humanitaire sector zijn niet begonnen bij Trump, en de oplossing ligt niet in wat sleutelen aan het bestaande systeem.’
‘Het besef dat het anders moet is niet nieuw. Al jaren klinkt in de sector de roep om meer macht voor lokale organisaties. Zij weten wat écht nodig is. Dat vraagt om luisteren naar mensen die het werk ter plaatse doen: de hulpverleners aan het ziekbed, in de tentenkampen. Het vraagt ook om sterke lokale journalistiek, in plaats van westerse verslaggevers die een week invliegen. Toch is er de afgelopen decennia weinig veranderd. Hulp blijft te vaak gedicteerd door wat het Westen denkt dat nodig is, en door wat beter scoort bij donoren en westerse media.’
‘Als we dit echt willen veranderen, moeten we breken met een systeem dat wordt ontworpen door mensen die zelf nooit een humanitaire crisis hebben meegemaakt. De macht ligt nu bij westerse beleidsmakers en organisaties. Dat moet worden omgekeerd. Dan zal hulp er overal anders uitzien: niet als een miljardenindustrie waarin geld via tussenstations sijpelt, maar als een recht – geen liefdadigheid. Mensen zouden niet hoeven smeken om hulp.’