AI verandert onze wereld. Wie niet experimenteert, snapt niet wat er op het spel staat

De beste manier om je een mening te vormen over AI is er zelf mee aan de slag gaan. Vanaf de zijlijn kun je niet inschatten wat het is, wat het wel en niet kan, welke rol je het wilt geven en wat je wilt beschermen.
Een scène uit de serie Mad Men: Het is avond, het kantoor van het reclamebureau aan Madison Avenue is verlaten. Don Draper zit met zijn voeten op het bureau, in zijn hand een dictafoon. Hij brainstormt hardop over een campagne voor frisdrank. Erg lekker gaat dat niet. Toch blijft hij praten, want hij weet dat er morgenochtend een af document op zijn bureau ligt. Een assistent heeft zijn losse flarden gerangschikt en uitgewerkt.
Vroeger was die luxe voorbehouden aan de echte Don Drapers van deze wereld – de zakelijke elite. Tegenwoordig hebben we vrijwel allemaal zo’n assistent tot onze beschikking, dankzij AI-taalmodellen.
Je kunt in een taalmodel als ChatGPT je gedachten inspreken, net als Don Draper dat achter zijn bureau deed. Daarna laat je ze herschrijven tot een heldere briefing. En als je wilt, denk je vervolgens samen met het model door over structuur, formuleringen en alternatieven. Met een simpele prompt, de opdracht aan het taalmodel, vraag je om de belangrijkste lessen van een expert uit je vakgebied mee te nemen.
Een menselijke assistent kost tientallen euro’s per uur; deze digitale assistenten een paar tientjes per maand.
Hoe AI steeds meer van mijn taken overneemt
Ik merkte laatst hoeveel tijd het kan schelen als ik deze nieuwe assistenten gebruik. Ik werkte aan een nieuw boek, gebaseerd op gesprekken uit een interviewprogramma dat ik presenteer. Op een gegeven moment maakte ik zó intensief gebruik van AI-tools dat ik me afvroeg: Wat is hier eigenlijk nog míjn werk? Wat kan alleen ik maken? Wat draagt met recht mijn signatuur?
Daar kom ik zo op, maar eerst een inkijkje in hoe de tools me helpen en welke tijd ik daarmee naar schatting bespaarde:
- Laten we beginnen bij het interviewprogramma dat de basis vormde voor het boek. Ik koos de gasten, plande sommige afspraken met de e-mailtool Shortwave, die mijn agenda checkte en direct een voorstel in een conceptmail zette. Ik hoefde alleen nog maar op ‘verzenden’ te klikken (een halfuur tijdsbesparing).
- Daarna deed ik mijn vooronderzoek met de AI-zoekmachine Perplexity. Die vond vaak goed verstopte, interessante uitspraken – bijvoorbeeld in urenlange YouTube-video’s (twee uur tijdsbesparing).
- Dankzij Wispr Flow praatte ik hardop à la Don Draper over wat ik de geïnterviewden wilde vragen. De app transcribeerde mijn geklets (één uur tijdsbesparing).
- Het transcript van Wispr plus de fragmenten uit mijn vooronderzoek met Perplexity plakte ik in het taalmodel Claude. Daar rolde een goed gestructureerd draaiboek voor de interviews uit (anderhalf uur tijdsbesparing).
- Ik nam de interviews op en liet ze transcriberen met MacWhisper (vier uur bespaard).
- Vervolgens wilde ik op basis van elk interview een hoofdstuk voor het boek schrijven. Weer met Claude. In een ‘project’ stonden de bestaande hoofdstukken die ik al had geschreven, plus specifieke instructies die ik bij elk hoofdstuk meegaf: ‘open met een opvallende anekdote, gebruik alleen directe citaten van de geïnterviewde, en druk zelfbedachte overgangen vet, zodat ik ze herken als synthetisch’. Dat is nodig, want Claude schrijft inmiddels zó menselijk dat het lastig is om synthetische passages eruit te pikken (twee uur tijdsbesparing).
- Uit Claude rolde een concept, dat ik vervolgens voor 90 procent herschreef. Dat vind ik niet erg, want door Claude begin ik veel makkelijker met schrijven, en daar gaat het me om. Ik controleerde alle citaten, breidde sommige uit en scande het originele transcript op passages die niet mochten ontbreken (één uur tijdsbesparing, en een hoop gepeins minder).
- De herschreven tekst haalde ik ten slotte door een speciale Eindredacteur-GPT. Dat bespaarde de twee menselijke eindredacteuren, die daarna nog aan de slag gingen, extra werk (één uur tijdsbesparing).

Wat blijft er over als AI al zoveel kan?
Ik schat dat de zes AI-tools me per hoofdstuk zo’n dertien uur werk hebben bespaard. Met in totaal twintig hoofdstukken kom je op anderhalve maand werk. Ideaal, maar het roept ook de vraag op: wat is eigenlijk nog mijn bijdrage aan het boek? Die zit in het kiezen van de gasten. In het stellen van vragen. In het creëren van een sfeer waarin iemand zich durft uit te spreken. In het selecteren van de juiste citaten. En in het toevoegen van observaties en het uitwerken van ideeën. Allemaal aspecten van het werk waar ik enorm van geniet.
Want ja, sommige van die taken zouden óók geautomatiseerd kunnen worden. Maar ik kies ervoor dat niet te doen. Zo wil ik het plezier niet missen van het vinden van de juiste formuleringen tijdens het schrijven.
Wat overblijft, is blijkbaar het werk dat enkel mensen kunnen doen
Als deze tools zich in dit tempo blijven ontwikkelen, kan ik steeds meer routinematige taken aan ze overdragen. Wat overblijft, is blijkbaar het werk dat enkel mensen kunnen doen.
Precies dát maken deze AI-tools zichtbaar: welke taken echt menselijk zijn. Daarmee kan ik me nog onderscheiden in een tijd waarin iedereen met software als deep research en Claude non-fictie kan ‘produceren’.

Meer tijd voor menselijkheid – als we dat willen
Als we de tijd die AI ons oplevert niet direct volproppen met nieuw werk, ontstaat er ruimte voor het type arbeid dat wij zélf als menselijk ervaren.
Neem de zorg. In de nabije toekomst zullen AI-tools in huisartsenpraktijken waarschijnlijk een cruciale rol spelen in het stellen van diagnoses – omdat ze meer kennis kunnen raadplegen, excelleren in patroonherkenning en geen last hebben van menselijke vooringenomenheid. In sommige experimenten delven radiologen nu al het onderspit.
Ik sprak hierover met een bevriende huisarts. Zij verwacht dat ze als dokter dankzij AI méér tijd krijgt voor het menselijke aspect van haar werk. Voor begeleiding, het bespreken van medische dilemma’s en emotionele bijstand.
Of we krijgen meer vrije tijd. Zoals bij softwarebedrijf AFAS. CEO Bas van der Veldt vertelde me dat ze daar naar een vierdaagse werkweek gaan, tegen hetzelfde salaris. Dat kunnen ze zich veroorloven door de tijdswinst die AI oplevert. Zo kunnen medewerkers op de terugweg van een klantgesprek een telefoonnummer bellen en daar hun ervaringen inspreken. Als ze weer achter hun bureau zitten, staan de notities keurig in het klantsysteem. En op de vijfde dag kunnen ze de kinderen van school halen.
Maar pas op: er ontstaat een nieuwe elite
In eerste instantie zorgden AI-tools ervoor dat diensten die ooit alleen waren weggelegd voor directeuren, nu beschikbaar kwamen voor vrijwel alle kenniswerkers.
Tegelijkertijd ontstond er een nieuwe kloof: tussen mensen die AI gebruikten en mensen die dat (nog) niet deden.
Zo is er een nieuwe kantoorelite ontstaan. De medewerkers die dagelijks experimenteren met AI bouwen een steeds grotere voorsprong op AI-ongeletterden op. Als jij een legertje AI-agents voor je laat werken en een collega met dezelfde verantwoordelijkheden doet dat niet, ben jij veel productiever. En dat terwijl AI een nivellerend effect kan hebben.
Uit onderzoeken blijkt dat vooral onervaren kenniswerkers baat hebben bij taalmodellen: zij krijgen een steuntje in de rug, en kunnen bijvoorbeeld opeens helder geschreven en onderbouwde teksten afleveren, maar dan moet je wel in de gelegenheid zijn én de stap nemen om AI te gebruiken. Wie dat niet doet, raakt misschien zijn baan kwijt. Dat is geen toekomstfantasie. Bij e-commercegigant Shopify zei de CEO: ‘Als je niet gebruikmaakt van AI, zie ik dit hier niet goed voor je aflopen.’

Wie AI negeert, laat zijn toekomst door anderen bepalen
Wie blijven er achter? De mensen zonder toegang tot de technologie, omdat ze geen smartphone of laptop kunnen betalen. Of omdat er al zoveel van hen gevraagd wordt dat ze geen tijd hebben om te experimenteren – denk aan basisschoolleraren of zorgmedewerkers.
Er is ook een groep die wél de kans en mogelijkheid heeft, maar die AI bijvoorbeeld wegwuift omdat ChatGPT 3.5 bij de introductie in 2022 tegenviel of omdat ze geen zin hebben om een model überhaupt uit te proberen. Dan onderschat je wat er op dit moment gaande is.
We hebben iets gecreëerd waarvan de werkwijze ons eigen verstand overstijgt
Als je de afgelopen drie maanden geen AI-tools hebt gebruikt, kun je je niet voorstellen hoeveel beter ze zijn geworden. Dat komt ook door de aard van deze technologie. In tegenstelling tot traditionele software – die slechts vooraf gedefinieerde processen uitvoert – weten zelfs ontwikkelaars (nog) niet precies hoe taalmodellen tot hun output komen. Software is door mensen gebouwd, taalmodellen zijn gekweekt.
We – als in: de mensheid – hebben iets gecreëerd waarvan de werkwijze ons eigen verstand overstijgt. Je kunt geen handleiding lezen en dan denken dat je weet hoe deze modellen werken. Zelfs de medewerkers van AI-labs worden af en toe verrast door de output van hun taalmodellen. Weten hoe het werkt, gaat dus niet. Alleen door er zelf mee aan de slag te gaan, kun je de impact van deze continu veranderende technologie ervaren.

Hoe meer mensen ermee experimenteren, hoe groter de kans dat we invloed kunnen uitoefenen
Wat als je AI principieel niet wilt gebruiken? Omdat veel taalmodellen zijn getraind op werk van makers die daar nooit toestemming voor hebben gegeven? Omdat ze (voorlopig nog) gigantische hoeveelheden energie verbruiken? Of omdat er tijdens het trainingsproces mensen onder erbarmelijke arbeidsomstandigheden data labelen – voor een paar euro per dag? Begrijpelijk. Ik worstel daar ook mee. Zoals bij zoveel inmiddels onmisbare technologieën verdient het creatieproces geen schoonheidsprijs, maar uiteindelijk denk ik dat de technologie veel goeds kan brengen.
Zo zijn er hoopvolle voortekenen. Uit eerste verkenningen blijkt dat AI-tools kunnen helpen bij het opsporen en genezen van kanker. Ook is de verwachting dat we dankzij AI efficiënter met onze energievoorraden omgaan, meer mensen toegang geven tot goed onderwijs en medicijnen ontwikkelen die zo gepersonaliseerd zijn dat ze veel effectiever werken. In die zin heeft er al een fundamentele technologische verschuiving plaatsgevonden. Ik wil me daar niet aan onttrekken.
Tegelijkertijd denk ik soms: Wat heeft die transcriptietool uit mijn schrijfproces nou te maken met een AI-model dat tumoren herkent door duizenden medische scans te analyseren en patronen op te pikken? Praat ik mijn eigen AI-gebruik niet gewoon goed?
Nee, want de richting die AI op gaat moeten we niet alleen overlaten aan big tech. Grote, veelal Amerikaanse bedrijven bepalen nu grotendeels wat er technisch mogelijk is en welke toepassingen prioriteit krijgen. Wij burgers zouden hierover mee moeten praten en beslissen, maar dan moeten mensen begrijpen wat er speelt.
Hoe meer burgers, zorgverleners, kunstenaars, ambtenaren en ondernemers met AI experimenteren, hoe groter de kans is dat we bij machte zijn om invloed uit te oefenen op welke toepassingen we willen, en welke niet. Als we bewust kiezen welke tools we gebruiken – bijvoorbeeld energiezuinige, eerlijke of transparante modellen – kunnen we druk uitoefenen op de makers.
Daarom vind ik het noodzakelijk dat ik AI juist wél leer begrijpen en gebruiken. Want de beste manier om je een mening te vormen over AI – over wat het is, wat het kan betekenen, welke rol we het willen geven, wat we willen beschermen – is er zelf mee experimenteren. Als toeschouwer kun je geen inschatting maken.

Op de hoogte blijven is je burgerplicht
De liberaal in mij zegt: AI geeft je een concurrentievoordeel. Een manier om te ontdekken hoe je baan relevant kan blijven en hoe je meer gedaan krijgt in minder tijd.
De democraat in mij zegt: Het is bijna een burgerplicht om op de hoogte te blijven van de manier waarop AI werkt. Alleen dan kunnen we meedenken over wat voor toekomst we samen willen vormgeven. Zodat we geïnformeerd druk kunnen uitoefenen op makers en bedrijven om AI verantwoord te ontwikkelen, of – dat kan natuurlijk ook – zodat we geïnformeerd kunnen besluiten AI voortaan niet in te zetten.
Wat we in elk geval niet moeten willen, is een nieuwe elite die binnen de bestaande groep kenniswerkers een nóg grotere voorsprong krijgt, terwijl een kritische of onwetende meerderheid steeds verder achteropraakt.
Daarom begin ik deze serie: Om te onderzoeken hoe we kunnen samenleven met AI. Wat het ons kan leren over mens-zijn. En hoe we deze technologie kunnen inzetten om een toekomst te maken die we zélf willen.
Disclaimer: Ik zal dat doen met mijn voeten op het bureau. Pratend in het luchtledige.