Sjoemelsoja: de schimmige wereld achter FrieslandCampina’s gezellige imago

Thomas Oudman
Correspondent Voedsel
Campagnebeeld door FrieslandCampina

Een van de grootste Nederlandse uitstoters van broeikasgassen, FrieslandCampina, noteerde in de afgelopen jaren plotseling een enorme uitstootreductie, terwijl ze toch hun melkproductie op peil hielden. Goed bezig, zou je denken. Alleen: er klopt niks van.

Of je nou een McDonald’s-milkshake slurpt of een bakje yoghurt naar binnen lepelt, op een tosti kauwt of aan een Mars knaagt, dikke kans dat je melk consumeert van een van de acht grootste zuivelbedrijven ter wereld: de

Bijna twee derde van alle Nederlandse melkveehouders, zo’n 8.400 bedrijven, is erbij aangesloten. Samen met nog zo’n 600 leden-bedrijven in Duitsland en België produceren deze koeienboeren jaarlijks 9 miljard liter melk. Maar bij het produceren van zoveel melk veroorzaak je ook een scala aan milieuproblemen.

In 2024 rapporteerde FrieslandCampina 17,4 megaton uitstoot van broeikasgassen per jaar in de hele keten. Om een idee te krijgen van de omvang: dat is meer dan de directe CO2-uitstoot van alle Nederlandse personenauto’s bij elkaar. Daarmee behoort FrieslandCampina tot de top tien van de grootste Nederlandse uitstoters van broeikasgassen.

Die uitstoot moet omlaag, vindt ook het bedrijf zelf. Het wil binnen 25 jaar netto klimaatneutraal zijn, en heeft zich vrijwillig aangesloten bij het – een ambitieus programma waarmee multinationals zich committeren aan de doelen uit het Klimaatakkoord van Parijs.

Wat dit initiatief ambitieus maakt, is dat het niet alleen de uitstoot meeneemt die bedrijven direct produceren, maar die van de hele keten. In het geval van FrieslandCampina gaat dit over de productie van veevoer tot en met het transport van de kaas, yoghurt en andere zuivel naar de supermarkt. Of, zoals ze het zelf zeggen: ‘van gras tot glas’.

De zuivelgigant wil zich houden aan die SBTi-reductiedoelen om de opwarming van de aarde tegen te gaan en de voedselzekerheid te bevorderen, Maar ze hebben ook goede financiële redenen. Belangrijke afnemers van FrieslandCampina – McDonald’s, Danone, Lidl en Albert Heijn, om er maar een paar te noemen – hebben zich ook aangesloten bij het SBTi, en eisen ook van hun leveranciers dat die hun uitstoot omlaag brengen of zich committeren aan de

De klimaatinspanningen van FrieslandCampina lijken bijzonder goed te werken. In 2024 noteerde het bedrijf een daling van de broeikasgasuitstoot bij de productie van melk door hun melkveebedrijven van maar liefst 9,8 procent ten opzichte van het jaar

De zuivelgigant maakt er op zijn website goede sier mee – je vindt er plaatjes van huizenhoge melkpakken waar vertoevend in door AI gegenereerde weilanden vol klaprozen (niet een bloem die je gauw zult zien in een kruidenrijk weiland, maar goed), pinksterbloemen, klaver, een koetje, een bijtje, een boompje en

En het ís ook een ronduit indrukwekkend resultaat, net als in de voorgaande jaren. Zeker aangezien de melkproductie per melkveebedrijf

Alleen: het klopt niet.

Twee derde van die 9,8 procent reductie, zo zegt FrieslandCampina zelf, komt voort uit hun eigen speciale duurzaamheidsprogramma, ‘Foqus planet’. En dan vooral door ‘de inkoop van veevoer met een lagere uitstoot’.

Wat betekent dat precies? Om daarachter te komen, dook ik in een bijzonder ingewikkelde wereld vol afkortingen, certificaten en protocollen. Wat ik vond was geen daling van de uitstoot, maar een manier om intensieve melkproductie groen te wassen.

Uitstootwinst op papier – in werkelijkheid een schimmige wereld

Het dieet van Nederlandse melkkoeien bestaat gemiddeld voor zo’n uit eiwitrijk krachtvoer – hét middel om een koe Een cruciaal ingrediënt in krachtvoer is sojameel: heel eiwitrijk, bijzonder goed verteerbaar en goedkoop. Niet alle boeren gebruiken dat, maar verreweg

Grofweg 60 procent van de soja die in Nederland wordt geïmporteerd, is verbouwd in Brazilië. Daarvoor is een gebied nodig ter grootte van een En dat gaat gepaard met ontzettend veel CO2-uitstoot. Dat komt doordat er in Brazilië nog altijd heel erg veel wordt vernietigd voor nieuwe Hetzelfde geldt trouwens voor Argentinië, waar ook nog zo’n 10 procent van onze soja vandaan komt.

Niet alleen is dat funest voor de lokale natuur, bij het en verbranden van de natuurlijke vegetatie en het omploegen van de bodem komt ook nog

FrieslandCampina heeft zich via het SBTi gecommitteerd aan het verlagen van de uitstoot in zijn hele keten. Daar hoort dus ook het verbouwen van deze soja bij. Is er bos vernietigd om land vrij te maken voor de sojaproductie, dan moet de CO2-uitstoot die daaruit is voortgekomen worden meegerekend in de ketenuitstoot.

Internationaal is afgesproken dat die uitstoot, die grotendeels in één klap plaatsvindt, uitgesmeerd mag worden over de landbouwproductie in de Is de kap langer dan twintig jaar geleden, dan hoeft die uitstootklapper niet meer te worden meegerekend.

En daar zit in theorie de uitstootwinst: als Nederlandse melkveehouders overstappen op soja die gegarandeerd van dergelijke oude ‘ontbossingsvrije’ landbouwgrond komt, dan mogen ze de uitstoot op nul zetten door wat in jargon ‘land use change’ wordt genoemd. Daarmee daalt de uitstoot van sojameel op papier met maar liefst En zo kon FrieslandCampina in de afgelopen jaren naar schatting een uitstootreductie van ruim noteren voor zijn melkveebedrijven.

FrieslandCampina stimuleert zijn boeren om dergelijke lage-uitstootsoja te gebruiken met zijn duurzaamheidsprogramma ‘Foqus planet’. Daarbinnen kan een melkveehouder punten verdienen met allerlei verduurzamende maatregelen, en met die punten ontvangt de boer meer geld per liter melk die hij levert.

De hoogste toeslag kan verdiend worden met het verlagen van de CO2-uitstoot per liter melk – tot wel 15.000 euro per jaar, voor een gemiddelde boer die zo’n miljoen liter produceert.

Het gebruik van lage-uitstootsoja is dan dubbele winst: je produceert veel liters door het eiwitrijke voer én je krijgt En ook FrieslandCampina slaat een dubbele klap: die kan pronken met uitstootreductie én de melkaanvoer blijft op peil.

Op hun beurt worden Nederlandse veevoerbedrijven door de grote vraag geprikkeld om soja te leveren die een lage uitstoot heeft. En dat doen ze.

De drie grote Nederlandse veevoerbedrijven – Agrifirm, ForFarmers en De Heus, die samen het overgrote deel van alle Nederlandse melkveehouders bedienen – claimen nu soja te leveren die vrij is van uitstoot door land use change.

Veevoerbedrijf ForFarmers, dat bijna een legt het op zijn website helder uit: ze maken gebruik van verantwoorde soja die is ‘geteeld op bedrijven die aantoonbaar twintig jaar ontbossingsvrij zijn’. Dat levert een ‘belangrijke bijdrage aan een lage CO2-voetafdruk’, en zo helpen ze de melkveehouders van FrieslandCampina om

Maar die bewering klopt niet. Het is wel zo dat de boeren van FrieslandCampina extra melkgeld verdienen, maar de soja die de veevoerbedrijven leveren aan deze boeren – en waarop FrieslandCampina dus een groot deel van zijn uitstootreductieclaims baseert – is helemaal niet ‘geteeld op bedrijven die aantoonbaar twintig jaar ontbossingsvrij zijn’.

Het is namelijk veel te kostbaar om sojabonen afkomstig van dergelijke oude landbouwgrond fysiek gescheiden te houden van de grote bulk: sojameel komt in grote bergen in het ruim van gigantische containerschepen naar onder andere Nederland, en die bergen bevatten zowel soja afkomstig van ‘oude’ landbouwgrond als van

Dus waarop baseren de veevoerbedrijven hun claim dat ze lage-uitstootsoja leveren? Om dat te begrijpen, moeten we in de wereld van de certificaten duiken.

Ontbossingsvrije soja bestaat niet

Op hun websites vermelden de grote veevoerbedrijven dat zij soja leveren met maar liefst twee verschillende duurzaamheidscertificaten: de RTRS-credit en het SBLC-certificaat. Die moet je zien als een soort waardebonnen: één credit of certificaat staat voor een ton soja die aantoonbaar ‘duurzaam’ is geproduceerd, en de sojaboer kan dit certificaat verkopen – waarover zo meer.

RTRS (wat staat voor ‘Round Table on Responsible Soy’) is een internationaal gerespecteerde certificeringsorganisatie die in 2006 is gestart als samenwerking tussen onder andere WNF en Unilever, om de destijds extreme ontbossing en uitbuiting tegen te gaan in de uitdijende sojaproductie in Zuid-Amerika. RTRS probeert samen met sojaboeren en handelaren de situatie te verbeteren, onder andere via hun certificaten, die minimale eisen aan de productie en handel stellen.

Een van die eisen is dat de soja De Nederlandse zuivelsector heeft zichzelf – als eerste binnen de vee-industrie – in 2015 verplicht om alleen nog soja met dit certificaat te gebruiken. Er was destijds dankzij aandacht van milieuorganisaties veel publieke ophef over het sojagebruik van de veeteelt en de bijbehorende ontbossing.

Omdat het – zoals gezegd – heel lastig is om duurzame, gecertificeerde soja fysiek te scheiden van de niet-gecertificeerde bulk, werken met een indirecte methode, die

Voor elke ton soja die een aangesloten boer produceert en die voldoet aan de duurzaamheidseisen van de RTRS, krijgt die boer een RTRS-credit. Die kan hij of zij verkopen op een online marktplaats. De soja zelf gaat dan als het goed is op de grote hoop. Een sojahandelaar – bijvoorbeeld een Nederlands veevoerbedrijf – kan die RTRS-credit kopen. Per credit mag hij dan voor één willekeurige ton soja die hij verhandelt claimen dat die

RTRS controleert of duurzame boeren voldoen aan hun eisen, maar stelt zelf tegelijkertijd dat dit indirecte systeem niet zo goed werkt als fysiek gescheiden soja: het is namelijk heel moeilijk te garanderen dat zo’n ton duurzaam geproduceerde soja niet meermaals wordt geclaimd. Een boer kan de lading soja na het verkopen van dit losse certificaat in theorie ook weer aan een ander verkopen als duurzame soja. Dan ontstaan er op papier dus meerdere tonnen duurzame soja, terwijl het er in de praktijk maar één is.

Klimaatwinst is dus niet verzekerd. Desgevraagd stelt RTRS hierover in een mail: dit is de reden waarom hun credits níét gebruikt mogen worden om CO2-uitstootreductie door land use change te claimen.

Dat doen Nederlandse veevoerbedrijven dan ook niet. Maar om toch reductie te claimen, hebben ze recentelijk zelf een tweede certificaat in het leven geroepen: het SBLC-certificaat. En daar wordt het schimmig.

Nepduurzaamheid met zelf gefabriceerde certificaten door de Nederlandse veevoerindustrie

In 2021 heeft de koepelorganisatie van de Nederlandse veevoerbedrijven Nevedi zelf ‘Satellite-based Land Use Change’-certificaten in het leven geroepen, kortweg SBLC-certificaten, toegespitst op de wensen van de melkveehouders van FrieslandCampina. Met deze certificaten is het volgens Nevedi wél mogelijk om de administratieve uitstoot van soja door land use change

De term ‘satellite-based’ doet vermoeden dat het om een ander soort methode gaat dan RTRS. Eén certificaat staat voor een ton soja van land waarvan met behulp van satellietbeelden is vastgesteld dat het ook twintig jaar geleden al landbouwgrond was.

De grap is alleen dat deze certificaten op dezelfde – gemankeerde – manier werken als de RTRS-credits: de bekende ‘book & claim’-methode. Ze lijden dus precies aan hetzelfde probleem dat maakt dat de RTRS stelt dat zijn credits niet gebruikt mogen worden in uitstootberekeningen: het is niet vast te stellen of een ton duurzame soja niet meer dan eens wordt geclaimd.

In feite zijn SBLC-certificaten zelfs nog risicovoller dan RTRS-credits. Want waar de online marktplaats van RTRS-credits bijzonder transparant is, blijkt de handel in SBLC-certificaten juist heel ondoorzichtig. En transparantie is juist vanwege het risico van dubbele claims op dezelfde lading sojabonen cruciaal.

Nevedi zegt niet te kunnen vertellen hoeveel certificaten er zijn verkocht, omdat het niet via een centrale marktplaats verloopt zoals bij RTRS. De veevoerindustrie heeft ook geen precieze informatie openbaar gemaakt over de manier waarop het SBLC-proces gecontroleerd wordt, of over de instanties die daarbij betrokken zijn. Ook is er niets bekend over de sojaboeren die de daadwerkelijke uitstoot-arme soja verbouwen. Het is niet eens duidelijk of deze boeren zich überhaupt in Brazilië of Argentinië bevinden. Ook desgevraagd geven Nevedi en de drie grote veevoerbedrijven geen informatie over de

Daarnaast krijgen we ook geen antwoorden op vragen over de prijs van SBLC-certificaten. Alleen veevoerbedrijf ForFarmers zegt dat ‘de prijs afhankelijk is van vraag en aanbod’, en dat deze ‘grotendeels ten goede komt aan de betreffende producent, waardoor er een

Om geloofwaardig uitstootreductie te kunnen claimen, moet je op zijn minst concreet kunnen uitleggen hoe je dat hebt bereikt. Maar het is volstrekt onduidelijk welk effect SBLC-certificaten hebben in de echte wereld. Kan dit zomaar?

Kritiek op de werkwijze van Nevedi

Wie zich zoals FrieslandCampina aan het SBTi committeert, moet zijn uitstoot in de hele keten berekenen – ‘van gras tot glas’, zoals ze zelf zeggen. Die berekening moet ten minste voldoen aan het zogenaamde Greenhouse Gas Protocol: dé internationale standaard om uitstoot mee te berekenen. In een conceptbijlage van dat protocol staat glashelder dat ‘book & claim’-methodes – vanwege het risico op dubbele boekingen –

Alleen: de tekst van deze specifieke bijlage wordt pas later dit jaar Door geharrewar tussen grote bedrijven over details die voor dit verhaal niet relevant zijn, wordt de inwerkingtreding al sinds 2022 steeds weer uitgesteld.

Als deze bijlage van kracht is, wordt het onmogelijk om SBLC-certificaten nog te verdedigen. Maar dat betekent niet dat deze methode tot die tijd wél uitstoot kan reduceren. In de wereld van de duurzame-ketenconsultancy wordt het gebruik van ‘book & claim’-methodes bij land use change ook nu al sterk afgeraden. Als je uitstootreductie niet kan garanderen, dan mag je die ook volgens het huidige Greenhouse Gas Protocol niet meerekenen.

Kijk bijvoorbeeld naar het Nederlandse consultancybureau Blonk Sustainability, dat wereldwijd de belangrijkste speler is als het gaat om het berekenen van duurzaamheid in de hele keten van grote bedrijven. Blonk schrijft expliciet in zijn richtlijnen: ‘Certificaten op basis van book & claim garanderen geen fysieke traceerbaarheid door de hele handelsketen. Wij bepleiten het gebruik van “identity preserved”-methodes voor directe

In andere Europese landen gebruikt de veevoerindustrie dan ook geen book & claim om haar uitstoot door land use change te compenseren. FEFAC, de Europese koepelorganisatie voor veevoerbedrijven waar ook Nevedi onder valt, is volgens meerdere anonieme bronnen intern zeer kritisch op de

Nevedi benadrukt op zijn website dat ze voor het verlagen van de uitstoot van hun veevoer werken met Dat is feitelijk onjuist, en veevoerbedrijven zijn daar in een vroeg stadium ook expliciet op gewezen, blijkt uit interne documenten die in handen van De Correspondent zijn. Toch besloot Nevedi in november 2024 – tegen de internationale standaard in – dat zijn leden in 2025 opnieuw gebruik mogen maken van

Kortom: de Nederlandse veevoerindustrie gebruikt een zelf opgetuigde, indirecte, niet transparante en internationaal niet erkende methode om een enorme verlaging van CO2-uitstoot door soja te claimen. En hoewel FrieslandCampina niet bekendmaakt welk deel van zijn uitstootreductie nu precies door deze vermeende lage-uitstootsoja is bereikt, rekenen ze het waarschijnlijk wel mee als de grootste oorzaak van hun uitstootreductie. Dát is dus hoe zij hun duurzaamheidsdoelen behalen.

Het doorschuiven van verantwoordelijkheid

Nu nog de vraag wie er verantwoordelijk is. De Nederlandse veevoerindustrie? Gevraagd om een reactie beaamt Nevedi-directeur Henk Flipsen per mail dat ‘verdere ontwikkeling van “land use change”-certificaten noodzakelijk en gewenst is. […] Het kan zijn dat er tijdelijk verschillen zijn tussen standaarden, maar dat is dan altijd van tijdelijke aard.’ Zij houden vol dat de werkwijze voldoet aan de internationale standaarden zolang de specifieke bijlage van het Greenhouse Gas Protocol, die de ‘book & claim’-methode expliciet afwijst, nog niet van kracht is.

Kortom: de veevoerbedrijven zijn zich ervan bewust dat hun eigen huidige standaard níét voldoet aan het SBTi, en dus niet aan die van FrieslandCampina. Maar zij vinden dit vooralsnog billijk. Dat de certificaten in de echte wereld geen uitstootreductie garanderen, vinden ze blijkbaar niet relevant.

En FrieslandCampina zelf, hoe ziet dat zijn verantwoordelijkheid? Zij geven per mail aan ervan op de hoogte te zijn dat de veevoerindustrie op basis van deze certificaten garandeert dat soja ontbossingsvrij is. Ook houden zij vol dat de certificaten vooralsnog wel voldoen aan de internationale standaard. Op specifieke vragen antwoorden ze dat de certificaten niet door hen gekocht worden, en verwijzen ze naar Nevedi. Kortom: zij zien dit niet als hun probleem.

De fabriek van FrieslandCampina in Aalter, België. Foto: Tony Gielen

Dat FrieslandCampina’s administratieve uitstootdaling door ‘lage-uitstootsoja’ een papieren werkelijkheid is, staat als een paal boven water. Op geen enkele manier wordt duidelijk hoe het stimuleren van SBLC-certificeerde soja-import, enkel en alleen gebruikt door Nederlandse veevoerbedrijven, in de praktijk leidt tot minder broeikasgasuitstoot op mondiaal niveau.

Wie de verantwoordelijke ook is, de praktijk is dat de sojaproductie in Brazilië nog elk jaar groeit dankzij de immer stijgende en dat die sojaproductie alleen kan groeien door nieuwe landbouwgrond te ontginnen. Het gevolg is ook nog steeds dat natuurlijke ecosystemen in Brazilië en andere Zuid-Amerikaanse landen elk jaar verder krimpen. En daarmee blijft ook de enorme klimaatuitstoot door ontbossing groeien.

In 2018 gaf de Nederlandse zuivelindustrie zichzelf nog het ‘bindende’ doel om de import van eiwitrijk veevoer van buiten Europa – vooral soja – Wat daarvan terecht is gekomen is en zowel de zuivelindustrie als de veevoerindustrie wil daar desgevraagd niets over zeggen. Oftewel: dat doel is stilletjes losgelaten.

FrieslandCampina vindt het belonen van het gebruik van zogenaamde lage-uitstootsoja duurzaam. Maar in werkelijkheid is deze uitstoot administratief verlaagd met een schimmige constructie, tegen internationale duurzaamheidsstandaarden in. Met het belonen van het gebruik van geïmporteerde soja uit Zuid-Amerika houdt de zuivelgigant niet alleen zijn eigen melkproductie in stand, maar ook de bijzonder niet-duurzame praktijk van ontbossing voor veevoer.

Daarmee presenteert FrieslandCampina zichzelf onterecht als een duurzaam bedrijf dat klinkende resultaten boekt doordat zijn melkveehouders minder uitstoten. Dat is oneerlijk tegenover de consument, maar óók tegenover zijn eigen boeren, waarvan er veel wellicht oprecht geloven dat ze goed bezig zijn met hun gecertificeerde lage-uitstootsoja.

Wij hebben ons ingespannen om alle rechthebbenden van de foto’s te achterhalen. Meen je rechten te kunnen doen gelden, 

Correctie 12-05-2025: In een eerdere versie stond foutief dat FrieslandCampina bijna 10.000 leden-melkveebedrijven in Nederland heeft en zo’n 5000 in Duitsland en België. Dat waren er eind 2024 respectievelijk 8.399 en 602, volgens FrieslandCampina.