Het medicijn tegen zondebokpolitiek: aanbellen
Een goed gesprek kan iemands mening veranderen, laat wetenschappelijk onderzoek zien. Dus gaan de mensen van Deep Canvassing Nederland van deur tot deur, in gesprek over het meest verdelende thema van onze tijd: migratie.
‘Ik vind het een schande! Al die mensen die maar hierheen komen!’
De vrouw is niet groter dan een meter vijftig. Ze houdt de deur als een schild voor haar borst, door de kier komt een rookwalm naar buiten.
‘Mijn zoon heeft twee kleine kinderen. En die wacht al jaren op een huis. Hij woont bij zijn schoonouders – terwijl al die buitenlanders gewoon een woning krijgen.’
We staan op de stoep in Tuindorp Buiksloot, een oude volkswijk (hard bezig te veryuppen) in Amsterdam-Noord. Een derde van de bewoners stemde bij de vorige verkiezingen op de PVV. Daarom gaan Eefje Hendriks en Bruno Lauteslager er vandaag langs de deuren om met de bewoners in gesprek te gaan. Want, menen zij, ‘een goed gesprek kan iemands mening veranderen’.
‘Gesprekken voor verandering’, is dan ook de tagline van hun stichting. Gesprekken als medicijn tegen de verdeeldheid in de samenleving.
Het thema waarbij die verdeeldheid het meest evident is – mede dankzij extreemrechtse politici, die geen kans voorbij laten gaan om dit vuurtje op te stoken – is natuurlijk migratie. Daarover willen Hendriks en Lauteslager dus praten, hier op de stoep.
Ze werken met een methode die deep canvassing heet. Niet eerder werd dit in Nederland structureel toegepast. ‘Deep canvassing is de enige wetenschappelijk bewezen methode die blijvend vooroordelen weg kan nemen’, staat er op de site van Deep Canvassing Nederland.
Ik ben hier vandaag om te zien hoe dat werkt, met een goed gesprek iemands mening veranderen. En dat blijkt te beginnen met iets heel radicaals: luisteren.
Een politiek gesprek persoonlijk maken
‘Canvassing’ betekent eigenlijk gewoon aanbellen. Het is de bread and butter van politiek campagne voeren – in de Verenigde Staten nog veel meer dan hier in Nederland. Zowel democraten als republikeinen brengen daar rond verkiezingen hele legers op de been om langs de deuren te gaan voor korte gesprekjes met de strekking: ‘Ga je stemmen? Kunnen we op je rekenen?’
Maar deep canvassing gaat verder dan dat.
De methode werd voor het eerst gebruikt in Californië. In 2008 vond daar een verkiezing plaats over het zogenoemde proposition 8 ballot initiative. Die ‘Prop 8’ werd met een nipte meerderheid aangenomen, wat betekende dat het homohuwelijk door de staat van Californië verboden werd.
Bij het Leadership LAB van het Los Angeles LGBT Center waren ze geschokt. Het homohuwelijk was net een paar maanden eerder legaal geworden in Californië, en nu werd dit weer teruggedraaid. Hoe had dit kunnen gebeuren? Ze besloten hun vrijwilligers de wijken in te sturen waar het meest vóór Prop 8 was gestemd (en dus tégen het homohuwelijk), op zoek naar het antwoord op die ene vraag: waarom?
Door echt te luisteren naar wat het huwelijk voor deze stemmers betekende, maakten de vrijwilligers de weg vrij voor meer empathie. ‘Ben jij getrouwd? Ja? Waarom? Uit liefde? Oké, en hoelang al? Nou, ik ben dus gay, en mijn partner en ik willen dat ook. Wij voelen diezelfde liefde.’ De canvassers zochten naar gedeelde waarden, in plaats van dat ze verschillen benadrukten. Zo werd een politiek gesprek persoonlijk.
Er gebeurde iets bijzonders: de mensen die ze spraken, veranderden daar aan de deur, voor hun ogen, van mening. Niet iedereen natuurlijk, maar toch: regelmatig zagen ze iemand milder worden – en regelmatig waren de bewoners er na het gesprek toch niet meer zo zeker van dat hun stem voor Prop 8 de juiste was geweest.
Bij het Leadership LAB dachten ze: dit is goud waard. In de jaren die volgden ontwikkelden ze de gesprekstechniek tot een methode, die inmiddels is toegepast op allerlei progressieve thema’s: van transgenderrechten tot rechten voor ongedocumenteerde immigranten* tot abortusrechten.*
(Overigens werd Prop 8 uiteindelijk ongrondwettelijk bevonden door de rechtbank, in een zaak aangespannen door twee homostellen die wilden trouwen. Het homohuwelijk werd in 2013 weer ingevoerd in Californië.)

Een mens tegenover een ontmenselijking
Met de jaren werd ook wetenschappelijk bewijs gevonden voor het idee dat deep canvassing inderdaad mensen van mening kan doen* veranderen.* Zo liet een studie, gepubliceerd in Science,* naar de effecten van een deepcanvassingcampagne rond transgenderrechten zien dat ongeveer 10 procent van de mensen die in gesprek was gegaan positiever tegenover transgenderrechten stond dan vóór het gesprek. Wat ook opviel: het effect van de gesprekken was van veel langere duur dan bij andere methodes. De impact die een televisiecampagne op je mening heeft, verdwijnt bijvoorbeeld al na een week.* Bij deep canvassing konden onderzoekers na drie maanden nog een blijvend effect zien. Ook opvallend: het maakte niet uit of de canvasser zélf transgender was.
Als je moet opboksen tegen narratieven die ontmenselijken, hoef je daar kennelijk slechts één ding tegenover te zetten: een mens. Een mens die luistert.
Ondanks de geweldige resultaten zijn er nog maar weinig ngo’s of belangenorganisaties die de methode gebruiken – deep canvassing is ontzettend duur en tijdrovend. En juist daarvoor wilden Hendriks en Lauteslager een oplossing verzinnen.
Een Amerikaanse methode in Nederland
Hendriks, Lauteslager en hun medeoprichter Pippi van Ommen – allemaal eind 20 – kennen elkaar van hun werk bij Milieudefensie. Daar deden ze al eens een grote gesprekkencampagne over het klimaat. Hoe meer mensen ze in die campagne van mening zagen veranderen, en hoe meer ze leerden over deep canvassing, hoe meer ze dachten: als we echt verandering willen in Nederland, moeten we dit méér gaan doen. Op grote schaal, zoals in de Verenigde Staten.
Dus zegden ze alle drie hun baan op en gingen ze aan de slag om al het Amerikaanse materiaal te vertalen naar de Nederlandse context. Lauteslager volgde midden in de nacht een Amerikaanse cursus over de gesprekstechniek. Hendriks: ‘En eigenlijk hadden we een heel plan bedacht om pilots te gaan draaien en zo… Maar toen viel, in de zomer van 2023, het kabinet. Dus toen dachten we: oké, er komen verkiezingen aan, geen tijd te verliezen.’ Vakanties werden afgeblazen: ze gingen canvassen.
Waarover, dat vonden ze een no-brainer. Lauteslager: ‘De hele verkiezingscampagne ging over migratie, alles ging over migratie. Dus waarover moeten we meningen veranderen als we willen dat er een zo groot mogelijke kans is op progressieve verandering?’ Juist: over migratie.
Ze begonnen door het hele land te ‘trainen, trainen, trainen’. Van Arnhem tot Den Haag, van Utrecht tot Eindhoven. Vrijwilligers vinden was het punt niet. Hendriks: ‘Er zijn veel mensen die op zoek zijn naar wat activisme kan zijn als je je niet elk weekend wilt vastlijmen aan een weg. Mensen die verbinding willen aangaan met mensen die anders denken, maar niet weten hoe ze dat moeten doen.’
Een stelling op een papiertje
Maar, wat train je dan precies? Een ‘gesprekstraining migratie’ begint meestal met een slide van de Rupert Murdoch cookie cartoon. Op de tekening zie je drie mannen aan een tafel zitten. Links een donkere man, die verdrietig naar het lege stuk tafel voor zich kijkt. Rechts een witte bouwvakker, die op zijn bord één koekje heeft liggen. Aan het hoofd van de tafel zit de steenrijke mediamagnaat Rupert Murdoch, die met een enórme berg koekjes op zijn bord in het oor van de bouwvakker fluistert: ‘Careful mate. That foreigner wants your cookie.’ Er is ook een variant van de cartoon waarbij hij ook de zwarte man nog iets toefluistert: ‘Look, that racist white guy won’t let you have any cookies.’
Het idee is dus: we moeten ons niet tegen elkaar uit laten spelen door machthebbers, door beleggers, door multinationals. Hendriks: ‘Zij zaaien verdeeldheid met strategisch racisme. En migratie is hét thema om dat te kunnen doen. Het enige antwoord op verdelen is verbinden. Dus dat is onze strategie.’
Het gesprek aan de deur bestaat uit een aantal vaste onderdelen: stelling nemen, luisteren, doorvragen, tegenstrijdigheden benoemen en je eigen punt aandragen. Die stelling nemen de canvassers mee op een papiertje. ‘Dat werkt gewoon goed, om een spreekwoordelijke voet tussen de deur te krijgen’, zegt Lauteslager.
Iedereen in Nederland heeft recht op een woning, werk en zorg. Waar sta je op een schaal van 1 (tegen) tot 10 (voor)? Hendriks: ‘Dan zeggen heel veel mensen dat ze een 10 zijn.’ Maar dan komt deel twee van de stelling: Ook alle migranten hebben dat recht – waarom we/ze ook naar Nederland gekomen zijn.
‘Dan zeggen mensen bijvoorbeeld: “Oeh, maar dan ben ik een 4.”’
De vervolgstap is zélf stelling nemen. Hendriks: ‘Dan zeg je: “Oké, interessant. Ik ben zelf een 8. Maar vertel, ik ben heel benieuwd, waarom ben je eigenlijk een 4? Wat maakt dat je geen 3 bent? Waarom ben je eigenlijk geen 5?”’
Hendriks: ‘Dan hoor je duidelijk dat mensen de frames van Wilders herhalen: “Nederland is vol, we hebben al te weinig huizen voor onze eigen mensen, de wachtlijsten in de zorg zijn nu al te lang, of weet je, culturen mixen gewoon niet, en ik voel me onveilig omdat we al die criminelen binnenhalen.” Daar hoef je helemaal niks mee te doen. Want het frame herhalen is het versterken. Wij willen naar een persoonlijk verhaal. Dus vragen we: “Ken je iemand die hierheen is gevlucht? Ben je zelf weleens verhuisd? Heb je zelf weleens problemen gehad met het krijgen van een woning of goede zorg? Hoe was dat voor jou?” We vragen heel lang door, op zoek naar empathie.’
‘En je probeert mensen te wijzen op tegenstrijdigheden’, zegt Lauteslager. ‘Bijvoorbeeld: “Je zegt dat migranten criminelen zijn, maar dat jouw buurvrouw Samira de uitzondering is – ken je dan nog meer mensen die zijn gevlucht? Waarom is zij de uitzondering, hoe werkt dat voor jou?”’
‘En tot slot is er ruimte voor je eigen verhaal’, vult Hendriks aan. ‘Dat kan over jezelf gaan, of over iemand die je kent.’ Lauteslager: ‘Stel dat iemand klaagt over de wachtlijsten in de zorg. Dan vertel ik bijvoorbeeld dat ik de afgelopen twee jaar op een wachtlijst heb gestaan bij ADHDcentraal. Ik heb dus heel lang moeten wachten op zorg die ik nodig had. Maar ik wijs niet naar vluchtelingen of nieuwkomers. Ik kijk liever naar hoe de koekjes verdeeld zijn in Nederland: sommige mensen doen alsof er niet genoeg zorg is voor ons allemaal, maar als we de koekjes anders verdelen, is die er wel. Dan zijn we niet meer bang voor elkaar en kunnen we samen een vuist maken tegen die beleggers, of tegen die politici die ons allemaal in de kou laten staan.’
‘Dat trainen we allemaal in ongeveer een uurtje’, lacht Hendriks. ‘En dan gaan we aanbellen.’

Het linkse-rakker-alarm
De straat op, dus.
Altijd in duo’s. Dat staat professioneler, is veiliger en zo kun je elkaar een beetje coachen. In een speciaal voor dit doel ontwikkelde app houden de canvassers bij waar ze hebben aangebeld en hoe dat verliep. Gemiddeld blijft een op de drie deuren dicht. Een op de drie deuren is een kort praatje, of is een nee. Maar een op de drie deuren wordt echt een gesprek.
Het idee is om deze wijk in Amsterdam-Noord in enkele weken tijd helemaal uit te kammen. Van de 800 deuren hebben ze er nu 250 gehad. We kijken in de app, kiezen een straat die nog gedaan moet worden. De eerste paar deurbellen blijven onbeantwoord. Dan doet een man open in een Ajax-tenue.
‘Ja?’
‘Goedemiddag. Ik ben Eefje en dit is Maite. En wij maken ons zorgen over de verdeeldheid in Nederland. Daarom gaan we in de wijk in gesprek. Vandaag over migratie.’
‘Nee, ik heb geen tijd. Ik ben bezig.’
‘Oké, vriendelijk bedankt.’
Als we ons omdraaien, mompelt Hendriks: ‘Kijk, nu is mijn intro dus niet goed. Ik moet eindigen met die stelling, niet met dat we “over migratie” willen praten. Snap je?’
Ik geloof het wel. Als je aan de deur zegt dat je je zorgen maakt ‘over verdeeldheid in Nederland’, gaat het linkse-rakker-alarm van de meeste mensen wel loeien. Je ziet de verdedigingsmuren omhoogschieten. Niemand heeft zin in een preek van een hipster.
Behalve andere hipsters misschien. Die zijn er ook in deze wijk. De verdeeldheid waar Hendriks het over heeft, is in deze wijk overduidelijk te zien in de voortuintjes: het ene huis heeft een bakfiets van Urban Arrow voor de deur, het andere een beeldje van een bulldog. Voor het ene huis staan moestuinbakken met kruiden, voor het andere grindtegels en buxussen. Je hoeft niet te gissen achter welke deuren welke stemmers wonen.
Aan de overkant van de straat horen we Lauteslager zijn intro op toptempo afwikkelen: ‘Hallo, wij verkopen niets en we zijn geen lid van een politieke partij. We maken ons zorgen over verdeeldheid en we hebben hier een stelling…’ Hij belandt zo snel bij de ‘1 tot 10’ dat de man in de deuropening bijna wel in gesprek móét gaan.
Deep canvassers worden regelmatig omschreven als een soort progressieve Jehova’s getuigen. En ik kan begrijpen waarom: de intro van Lauteslager is een geweldig geoefende voet tussen de deur, en hoewel hij niks komt verkopen, wil hij wel tijd en aandacht van je. Toch vinden Hendriks en Lauteslager de vergelijking heel vervelend. Want ze zijn hier niet om mensen te bekeren, zeggen ze. Hun gesprekspartners hoeven heus niet zo Urban Arrow te worden als zij – maar ze willen wél oprecht begrijpen waarom mensen anders denken. En voorkomen dat migranten als zondebokken worden aangewezen, waardoor iedereen uiteindelijk slechter af is.
‘Weet u, we zijn allemaal boos op de overheid’
Na heel wat dichte deuren, blaffende honden en snel dichtgeslagen deuren, is het dan raak. De oudere vrouw wier zoon geen huis kan vinden staat al een tijdje door een kiertje te tieren. ‘Een schande is het! Schande!’ Lauteslager hoort haar rustig aan, vraagt door. De deur gaat steeds iets verder open.
Ze is 44 jaar getrouwd. Haar man woont in een verzorgingstehuis. Ze kan zijn sigaretten bijna niet meer betalen. En ze is boos, ja, omdat migranten huizen inpikken van Nederlanders. Omdat haar zoon geen huis voor zichzelf kan vinden. Migranten kent ze zelf niet, nee.
Lauteslager vertelt over een vriend van hem uit Syrië, die ook heel lang op een huis moest wachten terwijl hij in een asielzoekerscentrum woonde. ‘Die onzekerheid was echt vreselijk. En pas toen hij uiteindelijk in een kleine woning kon trekken, met zijn moeder en zus, kon hij echt zijn leven gaan opbouwen. Ik kan me dus goed voorstellen dat dat voor uw zoon ook zo is.’
De vrouw kijkt hem aan. ‘Ja, dat is ook wel echt verschrikkelijk, als mensen geen plek hebben. Weet je wat ik ook erg vind? Van die kinderen die al heel lang in Nederland naar school gaan en dan uitgezet worden. Dat moet echt niet kunnen.’
Lauteslager: ‘Weet u, we zijn allemaal boos op de overheid. De boodschappen zijn te duur en er zijn te weinig huizen. Zullen we anders met z’n allen op de Dam gaan staan?’ De vrouw lacht instemmend.
Aan het eind van het gesprek legt Lauteslager nog eens de stelling aan haar voor: moeten migranten ook recht hebben op een woning, werk en zorg? Het was ‘een schande’, maar nu kiest ze een 7 op een schaal van 1 tot 10.

Een heel ander slag mensen
Je kunt er iets over horen – dat deep canvassing kan werken – of je kunt het zien. Zo’n gesprek als dat tussen Lauteslager en deze vrouw overtuigt meer dan alle interessante theorie bij elkaar. Achteraf zijn we er een beetje stil van dat het gesprek begon met zoveel buitenlanderhaat en eindigde met zoveel empathie.
Even verderop slepen een moeder en dochter vier zware boodschappentassen uit een auto. We gaan erop af. ‘Iedereen in Nederland heeft recht op een woning, werk en zorg’, gooit Hendriks de stelling erin.
‘Ja eens’, zegt de dochter, ietwat argwanend. Ze heeft een tongpiercing, strak ingevlochten haar en een zelfverzekerde oogopslag. De moeder, verlegener, knikt.
‘Ook alle migranten?’ vraagt Hendriks.
‘Ja, nog steeds: eens’, zegt de dochter. ‘Ik zou niet weten waar je ze moet laten, maar eens.’
‘Wat bedoel je daarmee?’ vraagt Hendriks.
‘Nou kijk,’ antwoordt de dochter, ‘je loopt hier in Amsterdam-Noord en het is een grote gentrificatiebende, eigenlijk. Ik heb zelf onlangs een huis in een dorp gekocht, waar ik hartstikke blij mee ben, maar dat is wel omdat het gewoon moet. Als ik de keuze had gehad, dan was ik liever hier gebleven.’
Hendriks: ‘En dat kon je niet betalen?’
‘Nee. Dat is gewoon niet te doen.’
‘Ben jij hier opgegroeid?’
‘Ja.’
‘En je hebt de buurt helemaal zien veranderen?’
‘Ja.’
‘Wat is er dan gebeurd in de buurt?’
‘De sfeer is er sowieso uit, dat ten eerste. Er zijn allemaal plekken, winkels, koffietentjes, waar de buurtbewoners eigenlijk het geld niet voor hebben om daar überhaupt rond te hangen. Waar dan vervolgens mensen komen die doen van: o, we hebben de leukste plek van Amsterdam ontdekt. Ja, ik heb daar wel een sterke mening over. En al het groen is weg. Ik ben opgegroeid in een heel groene buurt, maar nu is alles volgebouwd.’
Hendriks richt zich tot de moeder: ‘En hoe is dat voor u dan nu, het contact met de buurt?’
‘Ja, ik heb wel gewoon contact met mijn buren die er al lang wonen’, zegt ze.
‘En de nieuwe buren, wat zijn dat dan voor mensen, waardoor je met hen geen contact hebt?’
‘Dat zijn wel heel andere… Ik moet zeggen… ze zijn ook niet onaardig. Maar het zijn wel heel andere mensen.’
‘Een heel ander slag mensen’, vult de dochter aan. ‘Die kopen die huisjes hier voor zes ton en dan gaan ze het voor nog een ton verbouwen. Ik weet niet wat je dan doet voor de kost, maar ik krijg dat niet. Het is echt een ander slag mens. Vaak toch wel van ouders die hen dan kunnen sponsoren. En dit is een arbeidersbuurt. En dat wringt gewoon. Ik wil niet zielig doen of zo, want ik red me prima, maar als je hier opgegroeid bent, heb je gewoon minder kansen dan die mensen die nu van buitenaf leuk komen doen in Amsterdam-Noord. En dan denk ik: ik had hier ook wel willen wonen. Snap je? Ja, ik was ook heel graag gewoon bij mijn familie in de buurt gebleven. En bij mijn vrienden en bij mijn oude school.’
‘Ja, gewoon, je wortels. Ik snap het’, zegt Hendriks.
Dan benoemt ze de olifant in de kamer: ‘Ik denk eigenlijk dat ik ook het soort mens ben dat hier zou kunnen komen wonen. Maar ik vind het ook erg dat beleggers de stad op de tocht zetten. Wie komt hier allemaal in die torens wonen van een miljoen? Kijk, dat kan ik ook niet betalen.’
De moeder staat hevig te knikken: ‘Ja, wie wonen daar?’
De dochter heeft wel een idee: ‘De makelaar van wie wij ons huis nu gekocht hebben, zei letterlijk: “Ik vind het leuk om weer een keer een huis te kunnen laten zien aan mensen – in plaats van aan een belegger.” Want dat gebeurt er dus: een bedrijf koopt het op en stopt er een paar expats in. En dan wordt het huis met winst verkocht. En wij moeten tot ons 30e bij onze ouders blijven wonen. En ik zeg wel 30, maar dat gaat steeds meer naar de 40. Dus je kunt echt niet het leven opbouwen dat je wilt.’
Hendriks: ‘Kijk, wij gaan dus in gesprek omdat ik het ook erg vind dat we op die manier verdeeld worden. Ook omdat de politiek er een soort van misbruik van maakt en het niet oplost. En dat mensen dan boos worden op elkaar. Dan vechten we elkaar de tent uit om die ene sociale huurwoning.’
De dochter: ‘Uiteindelijk zijn we allemaal poppetjes in het systeem. Want die huizen zijn al tientallen jaren niet onderhouden door de woningbouw. En je kunt mij niet vertellen dat dat níét gedaan is met het oog op: “O, het is verrot, dan moeten ze eruit.” Dat is… Ja… daar kan eigenlijk niemand iets aan doen.’
Hendriks: ‘Nee, maar ik denk wel dat we kunnen proberen het systeem een beetje te hacken en daarvoor moeten we in elk geval elkaar kennen. Want samen kan het wel.’
We nemen afscheid – de boodschappen moeten de koelkast in. ‘Ik vind het wel dapper hoor, dat jullie dit zo doen’, lacht de dochter.

Jij bent helemaal niet de man met de koekjes!
Achteraf bespreken we het gesprek na op de stoep. Ik vraag waarom Hendriks het gesprek niet meer richting migratie stuurde. Ze knikt: ‘Ja, dat had ik misschien moeten doen. Ik had kunnen doorvragen op wat ze bedoelde met “waar gaan we ze laten”.’
Het is ontzettend moeilijk om zo’n gesprek écht volgens het boekje te doen, dat is me duidelijk. Een gesprek van mens tot mens laat zich nu eenmaal niet voorschrijven. En toch… hoewel dit gesprek misschien niet perfect ging, en er zeker geen mening werd veranderd, voelde ik dat er wél iets gebeurde. Verzachting, verbinding. De argwaan maakte plaats voor… vertrouwen? Ook al is Hendriks een ‘ander slag mens’, ze staat hier. Ze doet deze moeite. En dat wordt gewaardeerd.
‘Veel yuppen die hier komen wonen, hebben allemaal veel idealisme en rechtvaardigheidsgevoel, maar ook privilege-schaamte’, zegt Hendriks. ‘Als je dan die koekjes-meme erbij pakt, denken zij: ik ben de man met de koekjes. En dan denk ik: jij bent helemaal niet de man met de koekjes! Jij hebt misschien drie koekjes, maar niet een heel bord vol. We worden tegen elkaar uitgespeeld, dus linkse idealisten moeten zich weer gaan identificeren met die arbeider met één koekje. Ze moeten voelen dat ze een slachtoffer zijn van dit systeem. Want ja, ik heb het goed, ik kan op vakantie, ik heb een huis. Maar ondertussen worden we allemaal genaaid door de mensen met de meeste koekjes.’
Lauteslager en Hendriks willen door heel Nederland deepcanvassingteams opzetten, die laagdrempelig kunnen afspreken om samen langs de deuren te gaan. ‘Hé, ik heb nu een uurtje, wil er iemand met me mee canvassen?’ Dat werk. Er zijn nu goedlopende teams in Amsterdam, Utrecht, Vleuten, Eindhoven, Nijmegen, Arnhem en Den Haag.
‘Wat denk jij dat we hier doen?’ vraagt Hendriks me aan het eind van de dag. ‘Overtuigen of verbinden?’
In elk geval dat laatste. Want het is even ontastbaar als evident: het gevoel voor zo’n deur dat er iets echts, iets menselijks ontstaat. En het gevoel dat dat ertoe doet.
Voor dit stuk kreeg ik hulp van onderzoeksassistent Femke Gehoel.