Helikopterouders? We zijn een helikoptersamenleving

Overbescherming is slecht voor kinderen. Maar hoe stop je het in een samenleving die geobsedeerd is door veiligheid?
‘Kijk naar wat we gedaan hebben in de Verenigde Staten’, waarschuwde de Amerikaanse sociaal psycholoog Jonathan Haidt onlangs in de talkshow Eva.* ‘Don’t do what we did.’
Nee, hij had het niet over Donald Trump. Hij had het over de overbescherming van kinderen.
Haidt zat aan tafel om het te hebben over zijn megabestseller The Anxious Generation. Daarin legt hij een verband tussen smartphones en sociale media aan de ene kant, en de slechte geestelijke gezondheid van jongeren aan de andere kant.
In zijn boek laat hij zien dat de huidige generatie jongeren in de Verenigde Staten vaker kampt met mentale klachten, zoals depressies en angststoornissen. Ook in Nederland zie je dat jongeren – zeker meiden – vaker dan vroeger last hebben van emotionele problemen, aandachtsproblemen en gedragsproblemen.*
Voor Haidt zijn de boosdoeners duidelijk: schermpjes. Niet alle wetenschappers zijn het met hem eens. Ze vinden dat hij correlatie verwart met causaliteit, dat hij alleen die studies eruit pikt die passen bij zijn hypothese of dat de data niet betrouwbaar zijn.
Toch delen veel experts zijn zorgen. Onlangs ondertekenden ruim drieduizend artsen, wetenschappers en praktijkdeskundigen een brandbrief,* waarin ze stelden dat er een leeftijdsondergrens moet komen: 14 jaar voor een smartphone en 16 jaar voor sociale media.
De ondertekenaars baseren zich niet alleen op ‘indicaties voor mentale schade’, maar ook op de ‘aantoonbare fysieke gezondheidseffecten’ van de schermen. Zo is duidelijk dat veel op een scherm kijken bijziendheid kan veroorzaken – iets waar grofweg een op de drie kinderen wereldwijd nu al mee te maken heeft.* Ook gaat overmatig beeldschermgebruik samen met stilzitten, wat kan leiden tot rugklachten, overgewicht en een slechte motoriek.*

Maar schermpjes zijn niet het enige probleem. Haidt maakt in zijn boek nóg een belangrijk statement, een dat minder aandacht krijgt. Want kinderen worden in de westerse wereld ook meer beschermd dan vroeger.
Als kinderen minder mogen, heeft dat ook gevolgen voor hun fysieke en geestelijke gezondheid. Zo is buitenspelen – zeker als daar een risico bij komt kijken – belangrijk voor de motoriek en beweging. Er moet nog meer onderzoek naar worden gedaan, maar er zijn ook aanwijzingen dat de ‘afname van zelfstandige activiteiten’ – denk aan alleen naar school fietsen of zonder toezicht buitenspelen – een van de oorzaken is van de verslechterde mentale gezondheid van jongeren.*
‘Keep your Dutch sense of adventure’, benadrukte Haidt daarom bij Eva. ‘Go out and play.’
Mooi advies, maar hoe dan? Want veiligheid is zo’n belangrijke waarde geworden in de samenleving dat de overbescherming bijna niet te stoppen is.
Die malle helikopterouders
In Haidts moederland gaat de bescherming van kinderen inderdaad erg ver. Auteur Kim Brooks beschrijft in haar boek Small Animals een extreem voorbeeld. Een voorbijganger gaf haar aan bij de politie omdat ze haar 4-jarige zoon in de auto had achtergelaten om een snelle boodschap te doen. Toen ze op onderzoek uitging, bleek dat dat veel meer ouders is overkomen die hun kinderen alleen lieten – sommigen van hen werden zelfs gearresteerd, terwijl hun kinderen tijdelijk in de pleegzorg terechtkwamen.
In Nederland zie je dit soort taferelen niet, maar ook hier dragen kinderen gps-horloges,* worden ze vaker dan vroeger met de auto naar school gebracht* en speelt een op de vijf kinderen zelden of nooit buiten.
Met andere woorden: ook in Nederland heb je genoeg helikopterouders.
De oplossing lijkt eenvoudig: die helikopterouders moeten gewoon niet zo mal doen. Hop, trap je kind de straat op, accepteer dat ze een schram kunnen oplopen, niks meer aan doen.
Was het maar zo gemakkelijk.


De samenleving ademt veiligheid
‘Hier, zodat je kind niet stikt’, zei een vriendin toen ik zwanger was. Ze gaf ons een AeroSleep-matrasje cadeau, met gaatjes erin voor de ventilatie. ‘Veilig slapen, vanaf de eerste nacht’, staat te lezen op de website.
Vanaf het moment dat je in verwachting bent, gaat veiligheid de boventoon voeren. Bedrijven proberen je de veiligste producten te verkopen, gezondheidsprofessionals leggen uit hoe je je kind veilig kunt laten slapen en ineens vallen de mediaberichten op over de vreselijke dingen die kinderen overkomen.
Helikopterouders ontstaan niet in een vacuüm. De hele maatschappij ademt veiligheid, zeker als het gaat om kinderen. Van de kinderopvang tot de krant, van het consultatiebureau tot de speeltuin: overal wordt de boodschap uitgedragen dat kinderen niks mag overkomen.
Hoe we hier zijn beland
We zijn een ‘risicosamenleving’ geworden, alsmaar bezig met het managen van risico’s. Dat is compleet anders dan pakweg twee eeuwen geleden. Tot die tijd was er geen ‘risico’, alleen maar ‘gevaar’: onweer, wilde dieren, ziektes. Daar moest je mee leren omgaan, je kon het niet uitbannen.
Maar in de negentiende eeuw begonnen we van alles te meten. Werden er daarvóór hooguit natuurwetenschappelijke metingen uitgevoerd, zoals de stand van de planeten, nu werd de mens zelf het meetobject. Dus werden er langzaamaan steeds meer fenomenen in cijfers gevangen – van armoede tot criminaliteit, van wiegendood tot hersengolven.
Ook het gevaar werd meetbaar, het werd ‘risico’ – iets wat je kon berekenen en kon managen. Dat liep samen op met het maakbaarheidsideaal: de wens om de werkelijkheid te kunnen beheersen.

En met het dalende geboortecijfer werden kinderen alleen maar waardevoller, en het verlangen van ouders en de samenleving om ze in leven te houden groter.
Kinderen in leven houden, dat is natuurlijk een nobel doel. Omdat wetenschappers bijvoorbeeld wiegendood zijn gaan bestuderen, weten we door data dat buikslapen gevaarlijk is voor baby’s. Het advies om baby’s op de rug te leggen zorgde voor een enorme daling in wiegendoodaantallen.
Door wetenschap en technologie kunnen we nu een hoop sterfgevallen voorkomen. Daardoor is de kindersterfte historisch laag in Nederland.* Maar wanneer slaat beschermen om in óverbeschermen?
De helikoptersamenleving
Filosoof Matthew Crawford schrijft over safetyism, een cultuur waarin veiligheid heilig is. ‘Veiligheid is overduidelijk heel belangrijk’, stelt hij.* ‘Maar het is ook een principe dat, zonder tegenwerkende overwegingen, geen grenzen kent aan zijn alsmaar groeiende dominantie.’
Met andere woorden: het wordt oppassen als veiligheid de enige waarde is die telt.
Als je in Nederland om je heen kijkt, zie je dat de balans inderdaad regelmatig doorslaat naar veiligheid. Ga je een kind tracken, dan gaat die veiligheid ten koste van autonomie. Maak je een speeltuin superveilig, dan gaat die veiligheid ten koste van pret. En zorg je ervoor dat crèches en gastouders aan eindeloos veel protocollen moeten voldoen, dan gaat die veiligheid ten koste van betaalbare opvangmogelijkheden.
Autonomie, pret, betaalbaarheid: het is allemaal belangrijk. Maar is het belangrijker dan de veiligheid van een kind? Wat als dat zich kan verwonden of zelfs kan overlijden? Dan verbleken al gauw alle andere overwegingen. ‘It tends to swallow everything before it’, schrijft Crawford over veiligheid. Het slokt al het andere op.

Crawford merkt ook op dat de overheersing van veiligheid ‘alsmaar blijft groeien’. En ook dat zie je in Nederland terug. Want als een kind iets overkomt, dan moet worden uitgezocht hoe dat heeft kunnen gebeuren. Toekomstige ongelukken moeten worden voorkomen met nieuwe protocollen, wetenschappelijk onderzoek moet uitwijzen hoe we kinderen nog veiliger kunnen houden.
Het is de helikoptersamenleving op volle kracht.
Kinderen veilig houden door ze niet te leren zwemmen
Beschermen slaat dus om in óverbeschermen als het ten koste gaat van andere dingen die belangrijk zijn voor kinderen.
Neem buitenspelen, wat cruciaal is voor het ontwikkelen van motorische vaardigheden. Hebben kinderen een slechte motoriek – zoals bij veel Nederlandse kinderen het geval is* – dan lopen ze later een grotere kans op ernstig letsel.* Als ze hun lichaam niet goed hebben leren gebruiken, dan gaat het mis als ze bijvoorbeeld het voetbalveld op gaan. Niet voor niets pleit nota bene VeiligheidNL – het centrum voor letselpreventie – voor risicovol spelen.*
Paradoxaal genoeg maakt sturen op veiligheid het leven voor kinderen dus niet eens veiliger. Vooruit, misschien lopen ze op dit moment iets minder risico, maar op de lange termijn kunnen ze zich niet redden in de wereld. Dus zelfs als voor jou veiligheid heilig is, is het kortzichtige beschermen van de helikoptersamenleving niet de juiste route.
Een wrang voorbeeld hiervan is het 9-jarige Syrische meisje dat in 2017 verdronk tijdens het schoolzwemmen. De badmeesters werden tot een taakstraf veroordeeld. Als reactie op het incident stopten meerdere scholen met schoolzwemmen.
Het is een kortzichtige interpretatie van veiligheid: laten we kinderen veilig houden door ze niet meer te leren zwemmen.
Je veilig voelen in de wereld
Psycholoog Becky Kennedy pleit dan ook voor een breder begrip van ‘veiligheid’.* Zij interpreteert ‘veilig’ als ‘feeling safe in the world’ – een kind moet zich veilig voelen ín de buitenwereld in plaats dat je het beschermt tégen die buitenwereld. Dat betekent niet dat je alle risico’s minimaliseert, maar dat je een kind helpt zich te redden in het dagelijks leven.
Dan gaat het om motoriek, maar ook om de sociale vaardigheden die kinderen ontwikkelen als ze zonder toezicht mogen buitenspelen en de autonomie als ze alleen naar school mogen fietsen. Zaken die ze nodig hebben als ze later relaties willen aangaan, een baan willen hebben en goed voor zichzelf willen zorgen. Maar die dingen leren kinderen niet als elk risico vermeden moet worden.

En de grap is: wat kinderen nodig hebben, doen ze vaak van nature. Weer een treetje hoger klimmen op het klimrek, onderhandelen om de mooiste schep, steeds wat verder weg van papa of mama – laat kinderen los en spelenderwijs leren ze vaardigheden die belangrijk zijn in het leven.
Maar dan moet je daar als volwassene niet tussenin gaan staan.
Natuurlijk, het is de taak van volwassenen om kinderen te beschermen. Maar het is net zo goed hun taak om los te laten. En de balans vinden tussen die twee, dát maakt opvoeden zo moeilijk. Je moet ‘lijm in je zakken’ hebben, vertelde ontwikkelingspsycholoog Mariana Brussoni, die de uitdrukking van een peuterjuf hoorde. Hou je handen in je zakken als het kan, grijp alleen in als het echt gevaarlijk wordt.
Maak de wereld voor kinderen zo veilig als nodig is, niet zo veilig als mogelijk.
De tegenbeweging wil risico’s accepteren
In Nederland bestaat een beweging die in gaat tegen de beschermende reflexen van de samenleving.
Zo sprak ik een speeltuininspecteur die ervan overtuigd is dat kinderen risico’s moeten kunnen nemen; liep ik een dag mee op een buitenschoolse opvang waar kinderen met messen leren omgaan en buiten het zicht van een begeleider mogen spelen; en bezocht ik een rommelspeeltuin waar ouders niet welkom zijn.
Maar, zoals lezer Daniël Markus opmerkte* over die rommelspeeltuin: Wat als het op zo’n plek een keer misgaat? Wat als een kind ernstig letsel oploopt of zelfs overlijdt? Grote kans dat de mechanismen van de helikoptersamenleving dan in werking treden. ‘De verontwaardigde koppen in de media verkopen, de ferme maatregelen van politici trekken stemmen’, schreef Markus onder mijn artikel. ‘“Nooit meer zo’n speeltuin” wordt de norm.’

Veiligheid zit in onze cultuur, daarom is die overbescherming zo lastig te stoppen. Willen we Amerika niet achternagaan, zoals Haidt ons op het hart drukt, dan moeten we als samenleving de fundamenten bevragen. Dat betekent dat we moeten inzien dat we met ons nauwe idee van veiligheid kinderen niet helpen, maar hen tekortdoen. En dat kinderen altijd iets kan overkomen, hoe graag we dat ook willen voorkomen.
Zoals Markus constateerde: ‘Risico zoeken is pas stap één in de verandering in het opvoeden van kinderen, maar risico accepteren in de samenleving is nodig voor een blijvende verandering.’