Als journalist zag ik hoe een genocide zich ontvouwde. Maar pas later drong tot me door dat Israël ook het bewijs daarvoor vernietigt
Ik had pas door dat het helemaal mis was toen Israël achttien Arabische journalisten bombardeerde in een vakantiepark in Libanon.*
Dat was in oktober 2024. Israël richtte toen al een jaar lang extreme vernielingen aan in Gaza, was Libanon binnengevallen en had al meer dan 40.000 Palestijnen gedood – onder wie 174 journalisten en mediawerkers.
Zelf schreef ik inmiddels tien maanden over wat ik toen nog het ‘Israël-Palestina-conflict’ noemde. Ik vond het een dappere keuze van mezelf dat ik Palestina steevast ‘Palestina’ noemde en niet ‘de Palestijnse gebieden’, zoals de Rijksoverheid en de NOS doen. Ik vond dat ik daarmee al meer bestaansrecht toekende aan de Palestijnen dan de norm was, en ik vond het blijkbaar ook heel normaal om mezelf inspraak te geven in het bestaansrecht van de Palestijnen. Wie dacht ik wel niet dat ik was, denk ik nu.
Hoe dan ook. Ik sprak met Palestijnse en Israëlische burgers, journalisten,* activisten.* Met wetenschappers.* Ik interviewde de burgemeester van Bethlehem, en een oprichter van de militante tak van Hamas* die vredesactivist was geworden, maar die na betrokkenheid bij staakt-het-vurenonderhandelingen tussen Israël en Hamas uiteindelijk Gaza was ontvlucht. Ik bevroeg een onderhandelaar en rabbijn uit Israël urenlang over de wegen naar vrede en sprak een hotshot uit de Israëlische inlichtingendienst over militaire zelfverdediging. Ik vrat boeken, films en papers alsof het koekjes waren.
Al ziende stekeblind
Ondertussen had Israël de noodhulp geblokkeerd en Gaza in een hongersnood gestort, ziekenhuizen gebombardeerd (19 van de 36 ziekenhuizen in Gaza waren toen al uitgeschakeld; 17 functioneerden nog deels),* scholen gebombardeerd (493 van de 564 schoolgebouwen in Gaza waren al grotendeels of geheel verwoest),* 17.000 kinderen waren verweesd, eigen gijzelaars doodgeschoten, 11.100 Palestijnen opgepakt op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem, onder wie 740 kinderen en 108 journalisten.* 40 gevangenen waren toen al omgekomen in gevangenschap.
De Israëlische minister van Defensie Yoav Gallant had Palestijnen op 9 oktober 2023 al ‘menselijke beesten’* genoemd en had allang gezegd dat ‘Gaza nooit meer zou zijn als voorheen’, en: ‘We zullen alles vernietigen.’* Het Internationaal Strafhof had allang gewaarschuwd voor het risico op genocide.
Mijn ogen en oren registreerden het allemaal. En ik dacht dat ik zag en luisterde. Omdat ik het erg vond. Omdat ik het verwerpelijk vond dat onschuldige burgers werden gebombardeerd. Omdat ik wel begreep dat de aanslagen op Palestijnse journalisten – zoals die op Al Jazeera-journalist Ismail al-Ghoul (27), die met zijn collega Rami al-Rifi in een duidelijk gemarkeerde persauto door Gaza reed toen ze door Israël in stukken werden geblazen met een drone – niet klopten.
Maar toen kwam het Israëlische bombardement op achttien Arabische journalisten die lagen te slapen in houten huisjes op een vakantiepark in Libanon. Drie journalisten kwamen om. En wat er niet kwam – net als na die 174 keren dat er een Palestijnse journalist werd gedood – waren consequenties.
Wel een Israëlische verklaring dat de aanval gericht was op Hezbollah-doelwitten – ‘foutje’ – en er kwam een onderzoek. Maar geen bewijs. Human Rights Watch en The Guardian deden onderzoek ter plaatse – want dat kon, anders dan in Gaza, wel in Libanon – en vonden geen enkel spoor van een Hezbollah-doelwit.* Wat ze wel vonden, waren drie uitkijktorens waarvandaan Israël de journalisten duidelijk had kunnen zien. De zwartgeblakerde kadavers van gemarkeerde auto’s en scherfvesten (PRESS, in koeienletters) waren onmiskenbaar.
Pas toen ik Israël krankzinnig en illegaal geweld zag gebruiken in een context die niet Palestijns is – tegen niet-Palestijnse journalisten op niet-Palestijns grondgebied – en zag dat Israël daar vervolgens glashard over kon liegen, en er toen níéts gebeurde, geen enkele consequentie, geen represaille, geen veroordeling, geen sanctie, geen stop op wapenleveringen, niks, toen begreep ik dat het hélemaal mis is.
Ik begreep niet wat precies. Maar ik begreep dat ik tot die tijd niets begrepen had.
174 keer te laat gevraagd
Wat is er zo bedreigend of belangrijk aan achttien journalisten in een vakantiepark dat Israël besluit om er twee bommen op te gooien?
Wat mogen zij niet laten zien?
Wat hebben zij te vertellen dat ik niet mag horen?
Wat vertegenwoordigen deze journalisten dat met zoveel geweld kapot moet?
Welk risico van hun aanwezigheid is groter dan het risico op internationale woede over het bombarderen van journalisten – een rechtstreekse aanval op de vrije pers?
Of wist Israël toen allang dat het hiermee weg zou komen?
Maar waarom ben ík daar dan nog verbaasd over? Wat heb ik niet gezien, niet gehoord, niet begrepen, dat dit voor mij als een verrassing komt?
En hoe kán het dat ik nu pas tot deze vragen kom? Waarom heb ik die niet al 174 keer gesteld, bij iedere Palestijnse collega van me die door Israël werd gedood, in het jaar voordat Israël deze aanslag pleegde op journalisten in Libanon?
Ik had een gigantisch bord voor mijn kop, begreep ik toen. Wat zat daar verdomme achter?
De vernietiging van de vernietiging vernietigen
Ik schreef een stuk over de doelgerichte aanvallen van Israël op journalisten.* En pas door de research die ik daarvoor deed, begon ik voorbij dat bord te zien wat Palestijnen al zo lang zeggen, maar wat ik niet hoorde: Israël is bezig met de systematische vernietiging van het Palestijnse volk. Met wapens en politieke steun van het Westen. Van Amerika, van Europa, van Nederland.
En omdat het niet de bedoeling is dat die vernietiging van Palestijnen als dusdanig wordt herkend, en omdat het al helemáál niet de bedoeling is dat die vernietiging negatieve consequenties heeft voor Israël, of voor de westerse bondgenoten die Israël hierbij helpen, moet deze vernietiging zo onzichtbaar en onbewijsbaar mogelijk worden gemaakt.
Het doden van journalisten is een van de manieren die Israël daarvoor gebruikt.*
Het (mond)dood maken van journalisten zorgt er namelijk niet alleen voor dat het voor de Palestijnen steeds moeilijker wordt om de vernietiging waaraan zij worden onderworpen te laten zien aan de wereld. Of dat het documenteren en daarmee bewijsbaar en strafbaar maken van die doelbewuste uitroeiing ernstig wordt bemoeilijkt.
Het is ook de laatste stap van vernietiging: door Palestijnse journalisten (mond)dood te maken, wist Israël de Palestijnen uit Het Verhaal dat over deze gebeurtenissen wordt verteld.
Israël zegt dat de vernieling van Gaza en de Westelijke Jordaanoever over zelfverdediging gaat. Dat Palestijnen een existentiële bedreiging vormen voor het bestaan van de Israëlische staat en daarmee zelfs voor de veiligheid van het Joodse volk. De Palestijnen daarentegen zeggen dat dit gaat om genocide en etnische zuivering. Dat Israël zichzelf Palestijns grondgebied wil toe-eigenen en dat de Palestijnen daarom moeten verdwijnen.
Over deze twee Grote Verhalen is strijd. Welk verhaal over wat hier nu gebeurt, wordt er straks verteld? Wat leren kinderen later uit hun geschiedenisboek over deze strijd? Halen deze gebeurtenissen de geschiedenisboeken überhaupt?
Door de ene na de andere Palestijnse journalistieke stem systematisch en doelgericht voor altijd het zwijgen op te leggen – inmiddels heeft Israël er meer dan tweehonderd* gedood – wordt hun perspectief onhoorbaar gemaakt. Dat is heel gruwelijk, en heel groot.
En ik ben het pas gaan zien na die twee bommen op die achttien journalisten in een vakantiepark in Libanon.
Hoe komt dat bord voor mijn kop?
Waarom zag ik pas hoe mis het is toen Israël niet-Palestijnse journalisten bombardeerde op niet-Palestijns grondgebied? Omdat ik ben opgegroeid met geweld tegen Palestijnen en me onbewust heb laten wijsmaken dat het bombarderen van Palestijnen normaal is. Doordat ik ben gaan geloven dat er íéts is, dat er vast iets fundamenteel mis moet zijn met de Palestijnen waarom Israël zoveel geweld tegen ze gebruikt. En dat er vast íéts moet zijn, iets fundamenteel goeds moet zijn aan Israël dat al dat geweld tegen de Palestijnen rechtvaardigt.
Ik heb de Palestijnen zelf ontmenselijkt. Subtiel genoeg om het niet door te hebben.
Het kan blijkbaar. Je uitspreken tegen geweld, tegen een oorlog zijn, ontzet zijn over menselijk leed, tien maanden lang op de voet het onrecht volgen dat mensen wordt aangedaan en toch, ten diepste, de mensen die het slachtoffer zijn ontmenselijken.
Het is een veelvoorkomende denkfout. De mensen het kwaad dat ze wordt aangedaan aanrekenen. In plaats van de verantwoordelijkheid bij de pleger van het kwaad te leggen.
Hoe we dat bord collectief voor onze kop houden
Was ik maar de enige die zo stom was geweest.
Maar als dat zo was, dan stonden we nu niet op dit punt. Dan had Israël niet straffeloos al twintig maanden onophoudelijk het Palestijnse volk kunnen uitroeien, zowel in Gaza als op de Westelijke Jordaanoever. Dan was het Israël niet gelukt om de sporen van die uitroeiing uit te wissen, en het uitwissen van de sporen uit te wissen.
Israël is succesvol omdat de meerderheid van de instituties en de burgers die om deze genocide heen staan net zo’n bord voor hun kop hebben als ik. En omdat we dat bord met zijn allen voor onze collectieve kop houden, op duizend-en-een subtiele manieren.
Omdat we Israël al decennialang laten doen alsof de Palestijnen niet bestaan. De oneliner ‘Een land zonder mensen, voor mensen zonder land’ werd niet voor niets gebruikt om de stichting van de Israëlische staat in 1948 te rechtvaardigen. Die ging gepaard met de uitdrijving van meer dan 750.000 Palestijnen, de vernietiging van ruim 500 Palestijnse dorpen en de afslachting van zo’n 15.000 Palestijnen.
En ‘Er bestaat niet zoiets als Palestijnen’ is niet voor niets de zin waarmee de toenmalige Israëlische premier Golda Meir in 1969 de uitwissing van rechten voor Palestijnse mensen en de annexatie van Palestijns grondgebied legitimeerde. Deze zin werd in 2023 nog herhaald door Bezalel Smotrich, de Israëlische minister van Financiën, die een van de architecten van deze genocide is.
Beide uitspraken zijn niet alleen niet gepareerd, ze zijn zo vernuftig gerecycled door westerse media, westerse preken in westerse, Israël-gezinde kerken en westerse geschiedenislessen dat ik onbewust ben opgegroeid met die overtuigingen, tot ik werd bijgespijkerd tijdens mijn opleiding Midden-Oostenstudies aan de Universiteit van Amsterdam. Waar ik ook voor het eerst hoorde over de Nakba, waarover mij nog nooit iets was verteld – al was daar, zeker tijdens de zes jaar aan geschiedenislessen die ik volgde aan het atheneum, natuurlijk alle ruimte voor geweest.
Inmiddels zijn alle ogen sinds 7 oktober 2023 gericht op de Palestijnen. Maar zíén we de Palestijnen ook echt?
Wegmaken: de misdaad die wordt gepleegd, wordt zelf ook weggemaakt
Nu begrijp ik ook waarom ik dit niet eerder zag: omdat dat de bedoeling is.
Het wegmaken van misdaden is pas succesvol als ook de daad van het wegmaken wordt weggemaakt.
Om straffeloos de Palestijnen te kunnen vernietigen, moet de vernietiging zelf worden vernietigd. Hoe doe je dat het beste? Door ieder spoor van het Palestijnse volk uit te wissen.
De systematische vernietiging van de Palestijnen wordt niet alleen gepleegd door het doden van tienduizenden mensen – inmiddels gaan conservatieve schattingen richting de 60.000 doden. Ieder spoor van hun bestaan wordt vernietigd: historische gebouwen, bibliotheken, universiteiten, kerken en moskeeën, de straten waar zij liepen, de huizen waar zij leefden, de pleinen waar zij samenkwamen, de fotoalbums, archieven die bewijzen dat zij hier bestonden.
Vierduizend embryo’s in vruchtbaarheidsklinieken zijn kapot gebombardeerd.* Artsen die de bevolking in leven proberen te houden, worden gearresteerd,* gebombardeerd* en gemarteld.* Hulpverleners die gewonde Palestijnen naar gebombardeerde ziekenhuizen brengen, worden in koelen bloede geëxecuteerd en begraven in een gat in de grond.* Waarna Israël hun identiteit als Palestijnse hulpverlener probeert uit te wissen door hen ‘potentiële Hamas-strijders’ te noemen.
Generaties kinderen worden uitgehongerd, verminkt, verweesd, zodat zij voor de rest van hun leven beschadigd zijn op alle vlakken van hun leven. Gezinnen uiteengerukt.
Noodhulp wordt als wapen gebruikt. Het doodschieten van Palestijnen die hun leven wagen voor zonnebloemolie en een paar blikken linzen ontkend.* De Palestijnse dichter Mosab Abu Toha,* die zijn volksgenoten toch echt met eigen ogen kapot- en doodgeschoten in het zand zag liggen, schreef: ‘Nu zijn de massamoorden die Israël op ons pleegt een leugen? Slechts propaganda? Ik kan niet geloven dat ik hier getuige van ben.’
Palestijnen worden tot zulke wanhoop gedreven dat zij hun land verlaten – een etnische zuivering die Israël en Amerika wegmaken door het ‘vrijwillige emigratie’ te noemen, een term die de media* met slagen om de arm herhalen,* en die daarmee toch in het Grote Verhaal belandt.
Zelfs de begraafplaatsen waar vernietigde Palestijnen te ruste worden gelegd, worden onherkenbaar verwoest met bulldozers.*
Het laatste spoor van het Palestijnse volk dat dan overblijft, zijn de verhalen.* De beelden, de herinneringen, de getuigenissen. Over de mensen die zijn vernietigd. Over hoe zij zijn vernietigd, en door wie. Over ieder spoor van hun bestaan dat is weggemaakt. Die verhalen zijn een getuigenis van wie de Palestijnen zijn. En ze zijn in zichzelf een aanklacht tegen Israël: ze laten zien wat Israël heeft gedaan.
De vertegenwoordigers van die aanklacht zijn Gazaanse journalisten. Israël valt die journalisten zo doelgericht aan dat het in anderhalf jaar tijd meer journalisten heeft gedood dan er wereldwijd zijn gedood in alle moderne oorlogen bij elkaar opgeteld.* Op een strookje grond dat tien keer in Nederland past.
Gazaanse journalisten worden aangevallen zodat zelfs de verhalen en getuigenissen langzaam worden uitgegumd, zodat het uiteindelijk zal zijn alsof de Palestijnen nooit hebben bestaan.
En een volk dat nooit heeft bestaan, kan ook niet vernietigd zijn.