Het recept voor een gezonde democratie: minder lullen, meer samen poetsen

Nog even, en het is campagnetijd. Politici strijden om stemmen met debatten, opiniestukken, interviews, meet-ups, reclamespotjes, leuzen en betogen. Maar we veranderen niet van gedachten door over politiek te práten; we veranderen van gedachten door wat we dóén – samen met anderen.
Wanneer de Amerikaanse dichter Ruth Stone in haar kindertijd aan het werk was, op het land van de boerderij waar ze opgroeide, hoorde ze soms in de verte een gedicht aankomen. Als een paard in galop raasde zo’n gedicht op haar af, en de kleine Ruth begon dan ook te rennen. Vóór het gedicht uit holde ze naar huis – om daar, als ze snel genoeg was, het gedicht met pen en papier op te vangen.
Was Stone te laat, dan galoppeerde het gedicht dwars door haar heen. Heel even voelde ze het in haar lichaam, daarna was het weg – op zoek naar een andere dichter. Soms was ze bíjna te laat: dan kon ze het gedicht nog nét met haar ene hand bij zijn staart grijpen en naar zich toe trekken. In zulke gevallen schreef haar andere hand het gedicht achterstevoren op, van het laatste woord naar het eerste.
Ik dacht aan Stone tijdens het lezen van Don’t Talk About Politics: How to Change 21st-Century Minds, van de Amerikaanse politicoloog en neurowetenschapper Sarah Stein Lubrano. ‘In veel opzichten hebben wij geen ideeën’, schrijft Lubrano. ‘Ideeën hebben ons.’
Don’t Talk About Politics las ik vlak na de val van het kabinet, in een week waarin ik niet alleen kribbig was om het cynisme dat aan die val ten grondslag lag, maar ook chagrijnig door het vooruitzicht van een nieuwe campagneperiode. Weer een stad vol snedige campagneposters, kranten vol interviews met lijsttrekkers, debatten op tv: we hadden het voor mijn gevoel allemaal nét doorlopen. En wat had het nou helemaal opgeleverd? Dankzij Sarah Stein Lubrano begrijp ik nu waar die tegenzin vandaan kwam – en leerde ik hoe nadenken over politiek wél in zijn werk gaat.


Gemankeerde modellen
Hoe komen onze politieke opvattingen en overtuigingen tot stand? Het gangbare idee in een liberale democratie is dat onze ideeën over politiek in ons ontstaan, doordat we zelfstandig, zelfs onafhankelijk nadenken. We luisteren naar debatten, lezen opiniestukken, bladeren door partijfolders – en vormen zo onze mening over, zeg, arbeidsmigratie, deeltijdwerk of klimaatbeleid.
Maar, schrijft Lubrano: politiek redeneren is geen onafhankelijke, maar een afhankelijke activiteit. Onze ideeën over politiek zijn niet het resultaat van een innerlijk denkproces, maar van een complex samenspel tussen onszelf en onze omgeving. Ideeën ontstaan niet in ons, nee, ze overkomen ons, zoals gedichten Ruth Stone overkwamen.
Onze gedachten worden gevormd door onze acties en ervaringen, en vooral door onze relaties met andere mensen.
‘Onze samenleving heeft twee gemankeerde modellen voor hoe politiek werkt’, schrijft Lubrano: politiek als commercie (de ‘marktplaats van ideeën’) en politiek als oorlog (het debat als strijdtoneel). Beide modellen gaan uit van onafhankelijk denkende, rationele burgers, die op die marktplaats of in die oorlog de beste argumenten uitkiezen.
Het punt is alleen dat mensen zelden van gedachten veranderen door te luisteren naar interviews met lijsttrekkers of te kijken naar televisiedebatten – integendeel. De afgelopen decennia hebben cognitief psychologen de vele manieren in kaart gebracht waarop wij als we geconfronteerd worden met nieuwe informatie, veel vaker aan onze overtuigingen vasthouden dan dat we ze bijstellen.
Zo zijn we allemaal behept met een ‘confirmation bias’: nieuwe informatie die ons wereldbeeld bevestigt, laten we zwaarder wegen dan informatie die dat wereldbeeld weerspreekt. Ook zijn we heel goed in ‘rationaliseren’: we bedenken allerlei redenen waarom onze overtuigingen tóch kloppen, ondanks bewijs voor het tegendeel. ‘Wetenschappers zeggen dat roken slecht voor je is, maar mijn kettingrokende oma is 96 geworden, dus ik mag gewoon blijven roken’ – dat werk.
Zeker in een debat, waarbij verschillende ideeën tegenover elkaar worden geplaatst en er maar één kan ‘winnen’, graven we ons eerder dieper in onze overtuigingen in dan dat we ons door de ander laten overtuigen.
Het is niet zo dat mensen nooit van gedachten veranderen, schrijft Lubrano – we doen dit alleen zelden door te luisteren naar de argumenten van mensen die we niet kennen. Veeleer veranderen we van gedachten door onze ervaringen, door wat we dóén. Dat gebeurt niet door met anderen te strijden, maar door met hen samen te werken.


Protestbewegingen
Neem demonstraties. Onderzoek naar protestbewegingen wijst uit dat deze zelden effect hebben op overheidsbeleid en dat het publiek bijna nooit van gedachten verandert doordat ergens een demonstratie over wordt georganiseerd.
Waarop demonstraties wél effect hebben: op de demonstranten zelf. Wie deelneemt aan een politiek protest, raakt nóg meer overtuigd van zijn kijk op de wereld (en past daar vaak verdere levenskeuzes op aan). Het zijn onze ervaringen en acties die onze gedachten bepalen, niet andersom.
Wie een kind krijgt, gaat anders nadenken over zelfstandigheid. Wie een geliefde verliest, krijgt een nieuw perspectief op rouw. Wie voor een naaste zorgt, krijgt nieuwe ideeën over afhankelijkheid en verbondenheid. We denken vaak, schrijft Lubrano, ‘dat denken en doen verschillende, zelfs tegengestelde activiteiten zijn. Maar wat politiek betreft is actie een cruciaal onderdeel van nadenken.’
Ook onze relaties zijn cruciaal voor hoe en wat we denken. Betekenisvolle vriendschappen kunnen ervoor zorgen dat we vooroordelen laten varen en onze gedachten bijstellen over grote onderwerpen, blijkt uit onderzoek.
Via onze vrienden leren we over de levens van anderen en krijgen we een ruimere blik op de wereld. Is onze vriend trans, of gay, of een vluchteling? Grote kans dat hún ervaring ónze kijk hierop verandert. Gaan onze vrienden naar een demonstratie? Grote kans dat wij dan ook gaan. En praten we met onze vrienden over politiek, dan doen we dit vaak met geduld, vanuit een gelijkwaardige positie, en zonder snel te oordelen.
In zo’n situatie is er ruimte voor twijfel en openheid van geest, en zijn we minder geneigd ons met confirmation biases en rationalisaties te wapenen tegen nieuwe ideeën.


Onderbuikgevoel
Politiek denken is dus ten diepste een relationele activiteit, schrijft Lubrano. En dit geldt voor ál ons denken. In The Extended Mind legt de Amerikaanse wetenschapsjournalist Annie Murphy Paul uit dat ons denken zich voor een groot deel afspeelt búíten ons brein. Zo denken we ook met de rest van ons lichaam (‘onderbuikgevoel’, intuïtie) en met onze omgeving (dingen onthouden gaat makkelijker als je ze opschrijft, nieuwe ideeën ontstaan gemakkelijker in de buitenlucht). En we denken met anderen.
We zijn nu eenmaal sociale wezens, schrijft Paul. Onze hersenen zijn geëvolueerd om samen met en via anderen na te denken. Een sprekend voorbeeld: studenten onthouden nieuwe informatie beter wanneer hun wordt verteld dat ze die informatie later aan andere studenten moeten overbrengen, dan wanneer hun wordt verteld dat ze er een toets over krijgen.
We zijn gewend om het brein te zien als dé plek waar denken plaatsvindt, innerlijk en individueel, maar denken vindt dus ook, en misschien wel vooral, plaats in de ruimte tússen individuen. (Veel van mijn vriendschappen voelen als een doorlopend gesprek waarin we soms decennialang samen nadenken – zodat mijn kijk op de wereld en de keuzes die ik maak net zozeer in het hoofd van mijn vrienden tot stand komen als in mijn eigen kop.)

Sociale infrastructuur
Als onze relaties bepalend zijn voor ons politieke denken, moeten we die relaties veel meer ruimte geven, schrijft Lubrano. Bijvoorbeeld met een media-infrastructuur die gezamenlijk nadenken mogelijk maakt, in plaats van strijd en conflict beloont. (Over de contouren daarvan wordt Lubrano niet heel specifiek, maar het zou al helpen, schrijft ze, als grotere delen van het internet in publieke handen zijn, in plaats van in die van winstgerichte bedrijven of machtsbeluste miljardairs.)
En met beleid dat het makkelijker maakt voor mensen om in actie te komen, om te handelen – want meer handelingsperspectief betekent ook meer denkruimte. Denk voor zulk beleid aan armoedebestrijding (want wie gebukt gaat onder geldzorgen heeft minder tijd om relaties aan te gaan met anderen) of aan een verplichte publieke diensttijd, zodat mensen automatisch met meer andere mensen in contact komen.
Maar bovenal hebben we meer ‘sociale infrastructuur’ nodig: organisaties, plekken en ruimtes waar mensen relaties met elkaar kunnen aangaan en onderhouden.
In zijn boek Palaces for the People laat de Amerikaanse socioloog Eric Klinenberg zien dat openbare bibliotheken, stadsparken, kerken en clubs onderdeel zijn van zo’n sociale infrastructuur. Het zijn laagdrempelige plekken waar mensen elkaar vaak tegenkomen én doorgaans dingen doen die ze leuk vinden: twee basisvoorwaarden voor het ontstaan van gemeenschapsgevoel en interesse in de ander, en het loslaten van vooroordelen en mentale verdedigingslinies.
Zulke plekken zijn de afgelopen decennia schaarser geworden: wie een inclusiever en prettiger politiek landschap wil, doet er goed aan ze terug te brengen. Door opnieuw te investeren in sociale infrastructuur, investeren we in relaties, schrijft Lubrano, en dus in een gezondere democratie: ‘We moeten minder over politiek praten (in de zin dat we er met elkaar over kibbelen) en in plaats daarvan een wereld bouwen waarin mensen elkaar vaker tegenkomen en dus van gedachten kunnen veranderen.’
Een wereld, kortom, waarin ideeënpaarden vrijuit kunnen galopperen en mensen bereid én in de gelegenheid zijn om ze te vangen.