Hoe taal en cultuur van de middelbare school verdwenen
Steeds minder middelbareschoolleerlingen kiezen voor taal en cultuur. Dat is het gevolg van een krachtige lobby door de overheid en het bedrijfsleven: bèta’s vinden sneller een baan en kunnen bovendien prima geesteswetenschappen studeren. Eén probleem: zijn er straks nog wel banen voor al die bèta’s?
We waren met zijn tienen. Wij, de taligen, met Nederlands, Engels, Frans, Duits en Latijn en/of Grieks in ons pakket, aangevuld met aardrijkskunde en geschiedenis. En wiskunde A1, ‘kinderwiskunde,’ vooral gericht op kansberekening, een in mijn herinnering oneindige stroom sommen met witte en zwarte knikkers.
Het was 2003, het zesde jaar na de invoering van de Tweede Fase, we zaten in 4 vwo en we behoorden tot de 11,6 procent van de leerlingen in Nederland die een Cultuur&Maatschappij-profiel (C&M) volgden. Vóór de invoering van de Tweede Fase, in 1998, konden leerlingen zelf hun vakkenpakket samenstellen. Natuurkunde, scheikunde en geschiedenis? Geen probleem. Een pakket met alleen talen? Kon worden geregeld. Iedereen koos het pakket dat hem paste, om te worden wie hij was.
De Tweede Fase moest meer samenhang in de pakketten brengen. Voortaan kozen de echte bèta’s een Natuur&Techniek-profiel (N&T) met natuur- en scheikunde, werd Natuur&Gezondheid (N&G) het profiel voor de zorgzamen, kozen de toekomstige ondernemers voor het Economie&Maatschappij-profiel (E&M) en ging de leerling met een talenknobbel voor C&M.
Je kon nog vier typen persoon worden.
Geen knikkers meer
Dit jaar rekenen nul leerlingen in 4 vwo met witte en zwarte knikkers: op de school waar ik lesgeef heeft niemand voor het C&M-profiel gekozen. En hoewel mijn school zich sterk profileert op het bètaterrein, verkeert het C&M-profiel qua leerlingaantal ook landelijk in zwaar weer. In de onderstaande grafiek zien we de verdeling van leerlingen in de bovenbouw van het vwo over de profielen vanaf schooljaar 2003/2004.
Volgden in schooljaar 2003/2004 nog bijna zeventienduizend leerlingen het C&M-profiel, tien jaar later waren dit er ruim elfduizend, een daling van 17,2 procent van het totaal aantal leerlingen naar 9,6 procent. Die daling wordt niet gecompenseerd door de stijging van het aantal leerlingen dat een combinatieprofiel C&M-E&M heeft gekozen.
Het is het N&T-profiel dat vanaf 2003 een vlucht heeft genomen, met ruim dertienduizend leerlingen in schooljaar 2003/2004 en bijna tweeëntwintigduizend leerlingen tien jaar later. Een stijging van 13,5 procent van het totaal aantal leerlingen naar 18,7 procent. Het percentage leerlingen met het combinatieprofiel N&T-N&G steeg van 8,1 naar 14,6 procent.
Kortom: Natuur&Techniek heeft de toekomst, terwijl Cultuur&Maatschappij gemarginaliseerd is.
Maar hoe komt dat?
Worden wie er nodig is
De overheid heeft de afgelopen jaren flink ingezet op de natuurprofielen. Een dreigend tekort aan technici was in 2003 de aanleiding voor het Deltaplan bèta/techniek, dat de doelstelling kende in 2010 15 procent meer uitstroom van studenten uit het bètatechnisch onderwijs te realiseren dan in 2003.
Om die doelstelling te behalen werd het Platform Bèta Techniek in het leven geroepen, dat tussen 2004 en 2010 ruim 340 miljoen euro kreeg van het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap (OC&W). Via allerlei programma’s werd geprobeerd de werknemer van de toekomst in de bètahoek te doen belanden.
In de bètalokalen kwamen smartboards te hangen, in andere lokalen bleef een bordstift liggen
In het middelbaar onderwijs ging in 2005 bijvoorbeeld het Universum-programma van start, dat scholen helpt hun bètatechnisch onderwijs te innoveren. Ook mijn school deed mee, samen met 182 andere scholen, 40 procent van het totaal van havo/vwo-scholen in Nederland. Er kwam geld vrij voor bijscholing, inhoudelijke vernieuwing van de bètavakken en voor nieuwe materialen. Excellerende bètaleerlingen konden verdiepingsprogramma’s en masterclasses volgen op universiteiten, er werd door de bètasecties geëxperimenteerd met e-klassen en sinds dit jaar kunnen leerlingen uit de eerste klas van mijn school het vak Fysics volgen. Mijn scheikundesectie kocht een infraroodcamera, de biologiesectie een geleidingsvermogenmeter en op het dak van m’n school kwam een instrument te staan dat kosmische straling kan meten. In de bètalokalen kwamen smartboards te hangen, in andere lokalen bleef een bordstift liggen.
In hetzelfde jaar dat het eerste Universum-programma van start ging, veranderden vijf Groningse scholen in een Technasium, een havo/vwo-school die het examenvak Onderzoek & Ontwerpen (O&O) aanbiedt. Dit schooljaar kent Nederland drieëntachtig van die Technasia.
De in het Deltaplan genoemde doelstelling werd ruimschoots gehaald.
Toch bleef het daar niet bij. Op 13 mei 2013 sloten onderwijsinstellingen, werkgevers en werknemers, jongeren, topsectoren, regio’s én het Rijk een nationaal Techniekpact, een plan bestaande uit tweeëntwintig nieuwe landelijke acties met een nieuwe doelstelling: in 2015 moet 55 procent van de jongeren voor een natuurprofiel kiezen.
Worden wie je bent? Nee, worden wie er nodig is.
Dit zijn de banen
Maar hebben we al die bètaleerlingen wel nodig?
Er zijn indicatoren die wijzen op het tegendeel. Zo zijn er vandaag de dag minder banen in de techniek dan tien jaar terug verwacht werd. Ook is het aantal mensen dat een technisch-industrieel beroep had, maar nu van een WW-uitkering moet leven, tussen 2012 en 2014 met 48 procent gestegen. En een aantal bètatechnische opleidingen heeft dit jaar een numerus fixus in moeten stellen omdat die opleidingen geen plek hadden voor al die nieuwe studenten, al zijn uiteindelijk maar enkele studenten daadwerkelijk uitgeloot.
Toch concludeerde het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt in december 2013 dat er in de techniek- en zorgsector tot 2018 nog volop werk is, terwijl de banen in de creatieve sector in ieder geval tot die tijd schaars zijn.
Maar leerlingen van nu bevinden zich ook na 2018 nog op de arbeidsmarkt. Sterker nog: in 2018 hangen mijn leerlingen van nu nog kotsend boven de wc-pot van hun studentensociëteit, hopelijk terwijl zij Slauerhoff proberen voor te dragen, en beperkt hun arbeidzame leven zich tot biertjes tappen in de kroeg of Japanners rondrijden in een fietstaxi.
Leren leren
Willen we dus nadenken over de arbeidsmarkt waar onze leerlingen deel van uit zullen maken, moeten we ons niet alleen richten op de beschikbare banen in 2018, maar ook, of: vooral, verder kijken.
De vraag is: hoe ziet de arbeidsmarkt er na 2018 uit?
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) ziet een toekomst waarin veranderingen steeds sneller gaan. Dat vereist van ons dat wij goed om moeten kunnen gaan met een veelheid van situaties. Oftewel: je wordt niet opgeleid tot een bepaald vak, maar tot de arbeidsmarkt in zijn geheel. De WRR beveelt in het veelbesproken rapport ‘Naar een lerende economie’ dat in oktober 2013 werd gepresenteerd dan ook aan dat het onderwijs zou moeten inzetten op ‘leren leren, inventiviteit en talenkennis’.
Ik zou kijken naar alles wat een computer nooit kan. En dat zou ik gaan doen
In een uitzending van Tegenlicht over de ‘Techmens’ trekt Ben Hammersley, hoofdredacteur van technologiemagazine Wired UK, een soortgelijke conclusie.
‘Als ik mezelf loopbaanadvies zou moeten geven voor over vijftig jaar, dan zou ik kijken naar alle dingen die een computer kan doen. Dus alles wat gebaseerd is op feiten en logisch redeneren. En dat zou ik mijden als de pest. En dan zou ik kijken naar alles wat een computer nooit kan. En dat zou ik gaan doen. Dingen zoals kunst, poëzie, creativiteit. Die zijn per definitie menselijk.’
Oftewel: het is lang niet zeker dat de werknemers die we over vijf jaar nodig hebben, ook de werknemers zijn die we over dertig jaar nodig hebben. Maar, in de woorden van het WRR-rapport:
‘Die conclusie lijkt men echter niet te durven trekken. In plaats daarvan is er wel veel aandacht voor de meer specifieke en acute behoefte van delen van de Nederlandse economie aan specifieke deskundigheid, zoals blijkt uit het Techniekpact uit het voorjaar van 2013. De vraag of dat ook tot de beste toekomstbestendige opleidingen leidt, is een andere. Duidelijk is: Nederland ontbeert een meer uitgewerkte en onderbouwde visie op de aard van de onderwijsinhoud. Het belang van metavaardigheden dreigt daarmee ernstig onderschat te worden.’
Hoewel er in 2018 inderdaad werknemers nodig zijn in de techniek- en zorgsector, lijkt het dus allerminst zeker dat dat economische kortetermijndenken van het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap (OCW) toekomstbestendig is.
Het hoogst haalbare
En het is niet alleen onzeker hoe de arbeidsmarkt er over, pak ‘m beet, dertig jaar uit zal zien. Mijn veertien- en vijftienjarige leerlingen die in de derde klas voor een profiel moeten kiezen, zijn ook onzeker over hun toekomst.
Ieder jaar komen er zo rond april leerlingen aan mijn bureau staan. Hoewel ze al drie jaar zowel alfa- als bètavakken hebben gehad, een jaar lang beroepskeuzetests hebben ingevuld (waar bij opvallend veel leerlingen uitkomt dat zij ‘pastoor’ moeten worden) en de decaan hebben gesproken over hun toekomst, zien ze zich voor een moeilijke keuze gesteld: welk profiel moet ik kiezen?
Een combinatieprofiel natuur (N&G én N&T) is volgens veel leerlingen het ‘hoogst haalbare’, gevolgd door Natuur&Techniek, en dan Natuur&Gezondheid. Het economieprofiel wordt gekozen door leerlingen die veel geld willen verdienen, leerlingen die niet goed genoeg zijn in wiskunde voor een natuurprofiel, of leerlingen die eigenlijk Cultuur&Maatschappij willen doen maar dat profiel niet prestigieus genoeg vinden.
Wie Frans wil studeren, hoeft geen Frans gehad te hebben
Want dat is het imago dat C&M bij leerlingen heeft, dat van pretpakket, en dat is niet zo gek. Voor de populaire studie geneeskunde is een natuurprofiel een vereiste, maar wie Frans wil studeren, hoeft geen Frans gehad te hebben in zijn vakkenpakket. Wie biomedische wetenschappen wil gaan doen moet een natuurprofiel afgerond hebben, maar wie geschiedenis wil studeren hoeft geen geschiedenis gehad te hebben. Wie bouwkunde kiest, komt alleen binnen met natuurkunde in het vakkenpakket, maar wie sociologie wil doen komt met alle profielen binnen. De boodschap is duidelijk: wie een N-profiel kiest, leert iets wat M’ers niet leren, terwijl dat andersom niet het geval is. Wie op zijn vijftiende nog geen idee heeft wat hij wil studeren, kan maar beter voor een N-profiel gaan om alle studieopties open te houden.
Wie een natuurprofiel kiest, krijgt daar de cultuur en maatschappij bovendien als bonus bij. Leerlingen uit alle vwo-profielen krijgen Frans of Duits, en maatschappijleer is binnen alle profielen een verplicht vak, net als Culturele Kunstzinnige Vorming (CKV). Het enige verplichte natuurvak in het M-profiel, algemene natuurwetenschappen (anw), staat juist onder druk.
Logisch dus dat veel van mijn leerlingen voor een N-profiel kiezen.
Gratis loopbaanadvies
Is dat erg? Daar zijn twee antwoorden op.
Nee, want N&T en N&G zijn prachtige, uitdagende profielen die voortdurend in ontwikkeling zijn. En wie op zijn veertiende nog niet weet wat hij wil studeren, kan inderdaad maar beter voor een N-profiel kiezen. Slechts 55 procent van de bèta’s kiest na drie jaar vwo direct voor een natuurtechnische studie, blijkbaar maakt het niet zoveel uit welk profiel je kiest: je kan overal nog terecht.
Ja, want ik zie leerlingen in de derde klas die een 7 staan voor hun talen en een 6 voor natuur- en scheikunde tóch voor N&T kiezen. Op rapportvergaderingen wordt eerst gekeken of een leerling een natuurprofiel aan zou kunnen. Ik zie leerlingen in 5 vwo vastlopen op wiskunde B terwijl zij zonder pijn, moeite en depressie een M-profiel hadden kunnen doorlopen. Ik zie leerlingen tegen het C&M-advies van de school in tóch voor E&M kiezen. Slechts 55 procent procent van de bèta’s kiest na drie jaar vwo direct voor een natuurtechnische studie; blijkbaar past het profiel toch niet iedereen.
De leerlingen die aan m’n bureau komen staan, stel ik maar twee vragen. Wat vind je leuk? En: Waar ben je goed in? Meestal is het antwoord op die twee vragen hetzelfde.
En dat is dan mijn loopbaanadvies.