Waarom ‘feminist’ een woord is om voor te gaan staan

Lynn Berger
Correspondent Zorg
Still uit Beyoncé's optreden tijdens de MTV Music Video Awards 2014

De Nigeriaanse schrijfster Chimamanda Ngozi Adichie bewerkte haar populaire TED-talk ‘We should all be feminists’ tot een essay. Het verscheen vorige week en is, naast een pleidooi voor meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen, vooral ook een trotse omarming van het woord feminist.

Vorige week besprak ik Men Explain Things to Me van Rebecca Solnit en Bad Feminist van Roxane Gay. Twee nieuwe Amerikaanse essaybundels waarin de auteurs uitleggen wat feminisme voor hen betekent en waarom het volgens hen, ook in de eenentwintigste eeuw, nog altijd zo belangrijk is. Diezelfde week verscheen het essay We should all be feminists, van de Amerikaans-Nigeriaanse schrijfster bij Vintage Books. Het essay is een bewerking van Adichie’s gelijknamige TEDx-talk uit 2012, die op wereldwijde aandacht kon rekenen omdat Beyoncé eruit sampelde in haar nummer

Toen Beyoncé afgelopen zondag een episch optreden verzorgde tijdens de MTV Music Video Awards (dat lichaam! die stem! die choreografie!), werden citaten van Adichie afgespeeld en verschenen ze op groot scherm. Achter het silhouet van de zangeres verrees, in grote, lichtgevende letters, het woord – goed voor beelden die direct de wereld over gingen, en die de zangeres zowel accolades als

Het was interessant dat Beyoncé zo letterlijk voor het woord ging staan; toen Vogue haar een jaar geleden in een interview of ze een feminist was, antwoordde ze schoorvoetend: ‘That word can be very extreme... But I guess I am a modern-day feminist.’

‘Feminist,’ schrijft Adichie dan ook in We should all be feminists, ‘komt met een hoop bagage, negatieve bagage.’ Als je een feminist bent, zo wil het stereotype, dan ‘haat je mannen, haat je bh’s, haat je de Afrikaanse cultuur, denk je dat vrouwen altijd de baas zouden moeten zijn, draag je geen make-up, scheer je je niet, ben je altijd kwaad, heb je geen gevoel voor humor en gebruik je geen deodorant.’ In haar essay legt ze uit waarom ze het label toch met trots omarmt – en waarom iedereen dat volgens haar zou moeten doen.

Persoonlijke anekdotes

Je leest We should all be feminists, binnen een uur uit. Waar Solnit en Gay zich met name op de Verenigde Staten richten, en nog specifieker, op geweld tegen vrouwen, daar richt Adichie zich in haar betoog in eerste instantie op Nigeria, het land waar ze is geboren en opgroeide vóór ze naar de Verenigde Staten verhuisde. Genderongelijkheid is een wereldwijd fenomeen, schrijft Adichie, maar het is overal net anders en Nigeria is wat ze kent.

Waar Solnit haar betoog staaft met veel statistieken en voorbeelden uit het nieuws, en waar Gay zich vooral richt op de manier waarop vrouwen worden neergezet in de populaire cultuur, daar rijgt Adichie haar betoog met persoonlijke anekdotes aan elkaar.

We should all be feminists gaat over hoe Adichie er als veertienjarig meisje van werd beschuldigd een ‘feminist’ te zijn, en hoe zij, niet precies wetend wat het betekende, de definitie opzocht in het woordenboek: ‘Feminist: the person who believes in the social, political and economic equality of the sexes.’ Dat leek haar wel wat.

Later, toen haar schrijfcarrière van start ging, waren er steeds mensen die haar zeiden dat ze zich niet als feminist zou moeten presenteren. Bijvoorbeeld omdat feminisme ‘on-Afrikaans’ zou zijn, of omdat feministen in werkelijkheid ‘ongelukkige vrouwen’ waren die ‘geen man hadden kunnen vinden.’ Of omdat feministen allemaal ‘kwaad’ waren.

Daar zijn geen hormonen voor

Maar ja, schrijft Adichie, ik ben ook kwaad: ‘Gender as it operates today is a grave injustice.’ Onrechtvaardig, want mannen regeren deze wereld - of, met een citaat van de Keniaanse Nobelprijs-winnaar Wangari Maathai, ‘hoe hoger je komt, des te minder vrouwen er zijn.’ Die mannelijke dominantie was ooit logisch; in een ver verleden was degene met de meeste fysieke kracht de baas. Vandaag de dag is echter niet kracht het belangrijkste, maar creativiteit, intelligentie en innovativiteit. ‘Er zijn geen hormonen voor die eigenschappen.’

Je mag ambitieus zijn, maar niet te erg; succesvol, maar niet té succesvol

We mogen dan geëvolueerd zijn, onze ideeën over sekse zijn dat nog niet. Zo leren Nigeriaanse jongetjes nog altijd dat ze ‘harde mannen’ moeten worden, meisjes dat ze zich gedienstig en onderdanig moeten opstellen. ‘We teach girls to shrink themselves, to make themselves smaller.’ We vertellen meisjes: je mag ambitieus zijn, maar niet te erg. Je moet ernaar streven succesvol te zijn, maar niet té succesvol, anders voelt de man zich bedreigd.

Adichie beschrijft hoe Nigeriaanse meisjes meekrijgen dat ze ‘aardig’ moeten zijn, hoe ze zich druk leren te maken om wat jongens van hen vinden, hoe een harmonieus huwelijk hen wordt voorgehouden als het hoogst haalbare – en hoe het de vrouw is van wie er wordt verwacht dat ze de grootste offers zal brengen om die harmonie te bewaren. Het beeld dat zij schetst van Nigeria is lang niet overal van toepassing. Maar Adichie heeft wel een redelijk universeel thema te pakken wanneer ze schrijft dat het overal ter wereld ‘stikt van de tijdschriftartikelen en boeken die vrouwen vertellen wat ze moeten doen, hoe ze wel en niet moeten zijn, om mannen aan te trekken of te behagen. Er zijn beduidend minder leidraden voor mannen over het behagen van vrouwen.’

Ernstig én laagdrempelig

Adichie’s essay is ernstig en oprecht, maar ook laagdrempelig, lichtvoetig, en luchtig – zeker vergeleken bij de bundels van Solnit en Gay. Het heeft wel iets weg van een introductiecursus feminisme; een vriendelijk relaas dat niet wenst af te schrikken met al te veel historische of literaire verwijzingen, en al helemaal niet met feiten en cijfers.

Dit werkt goed: de persoonlijke anekdotes die de basis vormen voor haar verhaal (en die in het TED-format natuurlijk onontkoombaar zijn) spreken tot de verbeelding, en waarschijnlijk zullen veel vrouwen zich herkennen in de situaties die Adichie beschrijft.

Niet elke situatie zal iedereen bekend voor komen natuurlijk. Adichies verhaal over de keer dat ze negen jaar oud was en ‘klassenmonitor’ wilde worden (omdat ze dan lawaaierige kinderen in het gareel mocht houden), maar dat niet werd omdat alleen jongetjes recht hadden op die belangrijke positie, zou zich bijvoorbeeld niet zo snel in het Nederland van de jaren tachtig en negentig hebben afgespeeld.

Hetzelfde geldt voor de keer dat Adichie in Lagos een fooi gaf aan man die had ‘geholpen’ met het parkeren van de auto, en dat die man niet haar, maar haar vriend bedankte – en niet alleen omdat zulke officieuze ‘helpers’ in Nederland niet voorkomen, ook omdat er hier niet voetstoots vanuit wordt gegaan dat het geld dat een vrouw uitgeeft, niet van haar zelf afkomstig is, maar van haar man.

Varianten van deze kleine onrechtvaardigheden heb je overal, en in die zin is Adichie’s persoonlijke, lokale relaas universeel.

Waarom geen ‘mensenrechten’?

Toch, benadrukt Adichie, is ze naast kwaad vooral hoopvol. Woede heeft al vaker bewezen een belangrijke drijfveer van verandering te kunnen zijn. De sleutel voor verandering, voor een eerlijker samenleving, ligt in de manier waarop we onze kinderen opvoeden. Jongens zouden niet moeten leren dat hun macht, status en fysieke kracht het enige is wat telt, en meisjes zouden moeten leren dat ze zich niet klein, onzichtbaar en afhankelijk op hoeven te stellen.

Dit zal niet alleen vrouwen, maar ook mannen ten goede komen: zij worden dan bevrijd van het juk dat ‘mannelijkheid’ volgens Adichie moet zijn:

If we start raising children equally, then in a fifty or a hundred years, boys will no longer feel that they have to prove their masculinity.’

(Die arme kinderen toch. Altijd maar het projectiescherm van een gedroomde, betere wereld.)

De wereld heeft mensen eeuwenlang in twee groepen onderverdeeld

Soms, schrijft Adichie, vragen mensen haar waarom ze zich zo op dat woord ‘feminist’ laat voorstaan. Waarom zegt ze, gelet op alle negatieve associaties die het begrip aankleven, niet gewoon dat ze ‘in mensenrechten gelooft, of zoiets’?

Zo’n strategie zou feitelijk niet incorrect zijn, schrijft Adichie; feminisme is een onderdeel van mensenrechten. Maar het zou wel oneerlijk zijn, want ‘door de vage uitdrukking ‘mensenrechten’ te gebruiken’ ontken je het feit dat sekse-ongelijkheid één groep veel harder raakt dan de andere. De wereld, schrijft Adichie, heeft ‘mensen eeuwenlang in twee groepen onderverdeeld, om vervolgens één groep te onderdrukken.’

Met haar woordkeuze, haar omarming van het woord ‘feminist’, wil Adichie die historische realiteit recht doen. En Beyoncé deed, afgelopen zondag, precies hetzelfde.