Aan het begin van de jaren negentig werkte ik voor Uitgeverij International Theatre & Film Books. De uitgeverij bevond zich op het Kleine-Gartmanplantsoen; ik had de sleutel en werkte er ook vaak ’s avonds.

Op een zondagavond in november 1991 was ik daar aan het werk. Ik was in het bezit van een antwoordapparaat en het was mogelijk door middel van een pincode berichten op afstand te beluisteren; je belde je eigen nummer, toetste de code in en dan hoorde je wie er had ingesproken. Ik belde mijn eigen antwoordnummer met een neurotische gretigheid, want ik verwachtte telefoon van een meisje.

Ze belde nooit, maar je moet tegen beter weten in blijven hopen. Toen ik die zondagavond in 1991 vanaf het Kleine-Gartmanplantsoen berichten op mijn antwoordapparaat beluisterde, stond mijn moeder op het antwoordapparaat. Ze zei: ‘Je vader is net overleden.’

Ik liet het werk van Uitgeverij International Theatre & Film Books voor wat het was en nam de taxi naar het AMC. Daar nam ik afscheid van mijn vader, voor zover je het afscheid kon noemen. Mijn moeder zei: ‘Geef hem nog een kusje.’ Hij was al afgekoeld.

In januari 2010 was ik met mijn vriendin – tegenwoordig mijn ex-vriendin – naar Key West afgereisd. Ik had goede dingen gehoord over Key West, naast het feit dat Hemingway daar had gewoond. Aan het eind van die vakantie werd mijn moeder, die net uit Israël was teruggekeerd, ziek. Er is geen verband tussen de ziekte van mijn moeder en Key West, maar in mijn herinnering zijn die twee zaken onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Uiteindelijk was dood neervallen op straat toch minder aantrekkelijk dan een nieuwe hartklep

In de zomer van 2010 zweefde mijn moeder op het randje van de dood. Er werd gesproken over een hartoperatie, maar dat zag ze niet zitten. ‘Ik val nog liever dood neer op straat,’ zei ze. Dus die operatie ging niet door, maar daarmee was de hartziekte – een vernauwde hartklep – niet verdwenen.

Vandaag werd mijn moeder alsnog geopereerd. Niet dat het niet anders kon, maar ze had zich neergelegd bij de operatie. Ze zag er niet meer zo verschrikkelijk tegenop, uiteindelijk was dood neervallen op straat toch minder aantrekkelijk dan een nieuwe hartklep.

In het AMC zaten ik, mijn zus en nog twee andere mensen, later drie andere mensen, te wachten terwijl mijn moeder haar nieuwe hartklep kreeg. Mijn zus had haar gebedenboek bij zich, ik had mijn laptop bij me.

Hoewel ik volledig vertrouwde op de goede afloop – de artsen hadden uitgelegd hoe klein de risico’s waren; als zoveel mensen op God vertrouwden waarom zou ik dan niet op de artsen vertrouwen? – dacht ik aan de ziekte en dood van mijn vader.

Er was veel veranderd sinds 1991, ik was schrijver geworden, mijn zus was oma geworden, ik woonde niet meer in Amsterdam, maar bezocht mijn moeder nog regelmatig en sliep dan in het opklapbed waar ik al vanaf mijn zesde in heb geslapen. Veel, maar niet alles was veranderd. Misschien was het wezenlijke wel hetzelfde gebleven.

Ik vroeg me af, terwijl ik naar het geprevel van mijn zus luisterde, hoe het kwam dat je zo op God vertrouwde en tegelijkertijd maar niet kon ophouden met bidden. Is het gebed geen teken van wantrouwen ten overstaan van God? De atheïsten, dat zijn pas mensen die echt op God vertrouwen. Dat ze dat dikwijls niet beseffen, is een ander verhaal.

Toen de operatie voorbij was, had mijn moeder zin in koffie. Ze was alleen plaatselijk verdoofd, tijdens de operatie had ze gesprekken gevoerd met de interventiecardiologen.

Daarna at ze frambozen. Of ze blij was kan ik niet zeggen; mijn moeder heeft een hekel aan de dood maar dat betekent nog niet dat ze het leven verheerlijkt.

Mijn zus zei nog wat gebeden. Ik keek naar haar. Thuis ben je waar je familieleden het bidden niet kunnen laten.

Manon, die graag Frans wilde worden Het ritueel verloopt meestal hetzelfde: de schrijver komt aan in de provinciestad en neemt een taxi naar het hotel. Het komt voor dat daar een brief voor hem klaarligt met instructies. ‘Geachte heer Grunberg,’ staat bijvoorbeeld in die brief, ‘om 7 uur kom ik u halen.’ Maar wat er voor de rest gebeurd is? Lees de column hier terug Thuis ben je waar je moeder in het ziekenhuis ligt Sinds de zomer van 2010 heeft de moeder van de Hotelmens elke zomer kortere of langere tijd in het ziekenhuis doorgebracht. Zoals andere mensen in de zomer naar de camping in Frankrijk gaan, gaat zij in de zomer naar het ziekenhuis. En inderdaad, als hij haar opzoekt, ziet ze eruit alsof ze een goede vakantie achter de rug heeft. Lees hier de column terug