In mijn vorige grote verhaal schreef ik over het verdwijnen van het op de middelbare school. Veel leerlingen die op hun veertiende nog niet weten wat zij later willen studeren, kiezen voor een natuurprofiel. Want wie geneeskunde wil studeren moet Natuur&Gezondheid (N&G) met natuurkunde of Natuur&Techniek (N&T) met biologie gehad hebben, maar wie geschiedenis wil gaan doen kan met elk profiel doen. Wie Frans wil studeren, hoeft zelfs geen eindexamen Frans gedaan te hebben.

Waarom stellen de geesteswetenschappen geen ingangseisen? Ik belde en mailde met de faculteit geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en met filosoof en docent wetenschapsfilosofie Jacques Bos.

Eisen aan de student

Het beeld dat de geesteswetenschappen helemaal geen eisen stellen, klopt niet. De faculteit stelt wel eisen, maar pas wanneer de leerling al student is geworden. Zo kent de UvA sinds dit studiejaar in juni de verplichte Matching Day, waarop toekomstige studenten een college krijgen en een tentamen maken om te kijken of de studie hen past. Bovendien zijn er facultatieve summer schools, zomerscholen die leerlingen een week onderdompelen in een bepaald vakgebied. Wie Frans wil studeren hoeft geen eindexamen Frans gedaan te hebben, maar kan de eerste studiemaanden een bijspijkercursus volgen. Affiniteit met de taal wordt bovendien verwacht. En wie verkeerd kiest en in zijn propedeusejaar te weinig studiepunten haalt, krijgt een bindend studieadvies.

Er bestaat wel een boek Bèta voor alfa’s, maar geen Alfa voor bèta’s

De selectie vindt dus plaats in het eerste jaar van de studie. De gedachte daarachter is dat iedere vwo-leerling ongeacht zijn profiel de vrijheid zou moeten hebben te kiezen voor

Kan een leerling met een natuurprofiel dan zonder problemen geschiedenis, aardrijkskunde of filosofie studeren?

Ja, stelt Jacques Bos. Ze maken namelijk gebruik van wiskunde, en als je die taal niet beheerst dan kan je die wetenschappen moeilijk begrijpen, laat staan beoefenen. De geesteswetenschappen daarentegen bedienen zich van een ‘gewone’, natuurlijke taal. Het werk van filosofen, historici en literatuurwetenschappers kan vaak ook door niet-vakgenoten begrepen worden. Er bestaat wel een boek Bèta voor alfa’s, natuurwetenschappen door wetenschapsjournalist Diederik Jekel uitgelegd in jip-en-janneketaal, maar geen Alfa voor bèta’s.

Een vak is nog geen studie

Een tweede argument om aan te nemen dat een leerling met een natuurprofiel prima een geesteswetenschap kan gaan studeren, is het gebrek aan aansluiting tussen de maatschappijvakken op de middelbare school en hun universitaire broers. Volgens de woordvoerder faculteit verschilt een schoolvak fundamenteel van een studie in hetzelfde vak. ‘In de voorlichting proberen we dat verschil naar voren te brengen en te illustreren waar mogelijk. Het is een verschil qua subject, qua insteek, qua aanpak en qua inspanning van de student.’

Ook de studie Nederlandse Taal & Cultuur sluit inhoudelijk nauwelijks aan op het schoolvak Nederlands, heb ik ervaren. Aan mijn master Nederlands heb ik vrijwel niets wanneer ik lesgeef aan 3 havo, en maar zelden iets in mijn lessen aan 5 vwo. Het van het schoolvak Nederlands toont nauwelijks overeenkomsten met het collegeprogramma op de UvA. Mijn vrienden die alleen Nederlands op de middelbare school hebben gehad, kan ik wijsmaken dat ik een tienpuntsvak ‘Spreekwoorden & gezegden’ heb gevolgd, en dat masterstudenten Nederlands alle nieuwe woorden voor in het woordenboek verzinnen.

Niet zo gek dus, dat een leerling die al zijn opties open wil houden voor een natuurprofiel kiest.

Hoe taal en cultuur van de middelbare school verdwenen Steeds minder middelbareschoolleerlingen kiezen voor taal en cultuur. Dat is het gevolg van een krachtige lobby door de overheid en het bedrijfsleven: bèta’s vinden sneller een baan en kunnen bovendien prima geesteswetenschappen studeren. Eén probleem: zijn er straks nog wel banen voor al die bèta’s? Lees het verhaal hier terug