Wat doe je als je boven op een tijdbom woont?

Maite Vermeulen
Correspondent Migratie
San Francisco, Californië. De laatste grote aardbeving onder de stad was in 1906. Foto: Pieter van den Boogert

San Francisco en Kathmandu liggen beide op levensgevaarlijke breuklijnen. Ooit zal een grote aardbeving deze steden verwoesten. Hoe bereiden ze zich daar op voor? Je zou denken dat ontwikkelingsland Nepal in de leer moet bij de VS. Maar samen met fotograaf Pieter van den Boogert kwam ik erachter dat het omgekeerde net zo nodig is.

San Francisco en Kathmandu liggen meer dan 12.000 kilometer van elkaar vandaan, op verschillende continenten, in verschillende werelden. Maar ze hebben één belangrijke overeenkomst. Beide steden liggen bovenop een tijdbom.

Het kan morgen gebeuren, of over een paar decennia, maar zonder twijfel gaan deze steden een enorm zware aardbeving tegemoet. Ze liggen namelijk op zeer actieve breuklijnen.

Natuurlijk is de impact van zo’n aardbeving niet hetzelfde in beide gebieden. Een recht onder zou naar schatting aan zo’n 6.000 mensen het leven kosten, 150.000 mensen dakloos maken en 200 miljard dollar (152 miljard euro) aan economische schade vond nog geen 100 kilometer ten noorden van San Francisco, nabij Napa, een aardbeving plaats waarbij honderden gewonden vielen.

In Nepal zou een aardbeving van vergelijkbare schaal veel harder binnenkomen. staat zelfs op nummer 1 van meest aardbevingsgevaarlijke steden ter wereld. zou hier zo’n 60 tot 80 procent van de bebouwing met de grond gelijk maken. Het geschatte dodental ligt dan rond de 100.000, plus nog eens honderdduizenden gewonden en meer dan

Om deze gruwelijke gevolgen in beide steden zoveel mogelijk te beperken, is voorbereiding cruciaal. Maar hoe doe je dat?

Gezien het enorme verschil in welvaart (de VS heeft een bnp van 12,7 biljoen euro, Nepal van 14,8 miljard euro), infrastructuur (de San Francisco Bay Area heeft 27 vliegvelden, de Kathmandu Vallei één) en middelen (San Francisco heeft 65 brandweerwagens, Kathmandu acht, waarvan er vijf niet werken), zou je denken dat Kathmandu hiervoor in de leer moet bij San Francisco. Maar op bezoek in beide steden ontdekte ik dat, ondanks de enorme ontwikkelingskloof, het omgekeerde net zo goed het geval is.

Boven: Leerlingen van de Jana Udaya School in Kathmandu oefenen de evacuatie na een aardbeving. Onder: Prikbord in een winkel die earthquake supplies verkoopt in San Francisco. Foto’s: Pieter van den Boogert

De hordes

Allereerst is natuurlijk de vraag: wat kun je als stad doen om je Je kunt bijvoorbeeld voorschrijven dat er alleen gebouwen worden neergezet die tegen een stootje kunnen. Je kunt alvast noodhulpgoederen opslaan op strategische plekken. Je kunt mensen trainen in het verlenen van eerste hulp. Je kunt vaststellen naar welke plek mensen geëvacueerd moeten worden. Je kunt een early warning system ontwikkelen. Je kunt go-bags uitdelen, zodat mensen zichzelf een paar dagen in leven kunnen houden. Je kunt maken waar mensen informatie kunnen vinden.

Ja, dat kun je allemaal doen. Maar de praktijk laat zich zoals altijd niet zo gemakkelijk op papier vangen. Er is namelijk een aantal flinke hordes die de eenvoudige voorbereiding in de weg staan - zowel voor San Francisco als Kathmandu.

Horde 1: Wie is verantwoordelijk?

Kijk eens naar het lijstje met voorbereidingsmaatregelen hierboven. Onder wiens verantwoordelijkheid zouden die moeten vallen? Van het Rode Kruis kun je misschien eerstehulptraining verwachten, maar bouwvoorschriften? Dan moet je eerder bij een ministerie van Infrastructuur zijn. Maar die gaat weer geen go-bags uitdelen. Je snapt het al: de hoeveelheid instanties en afdelingen die bij dit soort uiteenlopende voorbereidingsactiviteiten betrokken zijn, is enorm. Hoe zorg je ervoor dat iedereen van elkaar weet wat ‘ie doet, en dat plannen elkaar niet bijten? Met andere woorden: wie maakt het masterplan?

In Kathmandu is dat voorlopig het Het is een samenwerkingsverband tussen de Nepalese overheid, VN-organisaties, non-gouvernementele organisaties (NGO’s), het Rode Kruis en donoren, om vast te stellen waar alle organisaties naar toe moeten werken. Het NRRC werd in 2011 in het leven geroepen om het vacuüm op te vullen dat gecreëerd wordt door de politieke crisis in het Nepalese parlement. Tot er een nieuwe grondwet is geschreven stelt de overheid het aannemen van iedere andere wet uit - waaronder de langverwachte Disaster Management Act.

Boven: Evacuatie-oefening op een school in Kathmandu. Onder: hoe betrek je de gemeenschap? In San Francisco organiseren ze wijkbijeenkomsten, in Kathmandu spelen ze een aardbeving na. Foto’s Pieter van den Boogert
Mensen leren kennen voordat een ramp plaatsvindt, zodat je weet wat je aan elkaar hebt, is cruciaal

In de tussentijd probeert het NRRC alle puzzelstukjes zo goed en zo kwaad als het gaat in elkaar te passen. En het gaat om nogal wat stukjes. Er werken alleen al twintig ministeries en 74 gemeenten binnen de club. Moira Reddick is de hoofd-coördinator: ‘Om heel begrijpelijke historische redenen zijn de verantwoordelijkheden voor bijvoorbeeld infrastructuur, veiligheid op scholen, of ziekenhuizen over verschillende ministeries verdeeld. Dat maakt het ingewikkeld.’

Neem bijvoorbeeld de bouwvoorschriften, die een grote rol spelen in het veilig maken van een stad als Kathmandu. De wetgevende macht voor de voorschriften ligt bij het ministerie van Ontwikkeling. De handhaving van die wetten wordt gedaan door gemeenten, die rapporteren aan het ministerie van Lokale Ontwikkeling. Maar het monitoren van die handhaving valt onder het ministerie van Stedelijke Ontwikkeling.

Prakirna Tuladhar, werkzaam bij dit laatste ministerie, zucht. ‘In feite is dit ons probleem: we zijn een gatenkaas. We moeten gemeenten controleren, maar we hebben geen macht om de gemeenten te vertellen dat ze iets niet goed doen. Ik mag niet eens een brief schrijven aan een gemeente!’

Daar komen de internationale organisaties die bezig zijn met het verbeteren van huizen nog eens bij. Tuladhar: ‘Lang niet iedereen stelt ons op de hoogte van wat ze doen.’

Opvallend genoeg kampt San Francisco met exact hetzelfde probleem. ‘Je kan jarenlang aan rampvoorbereiding werken, en dan komt er een ramp en dan denk je: wie zijn al deze mensen?’ zegt Daniel Homsey. Hij is directeur van de gemeenteafdeling die wijken probeert voor te bereiden op een ramp. ‘Die andere mensen waren er al de hele tijd, daar in dat grote sjieke gebouw aan de andere kant van de stad. Mensen leren kennen voordat een ramp plaatsvindt, zodat je weet wat je aan elkaar hebt, is cruciaal,’ zegt hij.

In de nieuwe emergency room van het San Francisco Department of Emergency Management - compleet met rode telefoons - oefenen ze dan ook juist op het samenbrengen van al die afdelingen. Amy Ramirez heeft de leiding over het formuleren en testen van de noodplannen. ‘Tien jaar geleden was het noodplan van de stad een document dat je met twee handen moest tillen, vol jargon. Nu proberen we de plannen zo te formuleren, dat ze door alle betrokkenen begrepen kunnen worden.’

Boven: In San Francisco heeft men rampsirenes en schokabsorberende funderingen. In Kathmandu bakstenen en chaotische hoogbouw. Foto’s: Pieter van den Boogert

Horde 2: An Act of God

Maar de grootste horde is volgens Ramirez nog altijd de mentaliteit van de burger. ‘Mensen verwachten dat er direct na een ramp een eerste hulpverlener voor hun deur staat. Dat is niet realistisch.’

Hoeveel de stad ook voorbereidt, uiteindelijk gaat het erom of mensen in staat zijn een paar dagen zelf te overleven, zegt ook Homsey. ‘Zodra je ramp zegt, zegt een Amerikaan: brandweer. Dat is een zwaktebod. Zolang iedereen denkt dat de voorbereiding op een ramp de taak van iemand anders is, blijf je als stad onvoorbereid.’

Het Rode Kruis schat dat nog geen 10 procent van de inwoners in San Francisco heeft getroffen voor een aardbeving.

Waarom laten mensen dit na? In een winkel waar earthquake supplies worden verkocht, pronkt aan de muur een bordje met daarop de ‘vier stadia van aardbevings-ontkenning.’

  1. Het kan hier niet gebeuren.
  2. Het kan mij niet gebeuren.
  3. Als het wel gebeurt, zal het niet zo erg zijn.
  4. Als het wel erg is, kan ik er toch niets aan doen.
Zolang iedereen denkt dat de voorbereiding op een ramp de taak van iemand anders is, blijf je als stad onvoorbereid.

Michael Skyler, eigenaar van de winkel, doet vooral goede zaken als een aardbeving ergens anders in de wereld enorme schade aanricht. Haïti en Fukushima waren gouden tijden.

Maar ook religie speelt een rol. Verzekeringsmaatschappijen in de VS spreken niet voor niets van een ‘act of God’ als het gaat om natuurrampen. En ja, als God erbij betrokken is, keren ze niet uit.

En warempel, precies die mentaliteit vind je ook terug in Nepal. Het centrum van Kathmandu is een chaotisch netwerk van smalle stegen, lage onderdoorgangen en bahal, binnenplaatsen, waar de tempel het centrum van de gemeenschap is. Er is geen bouwkundig oog voor nodig om te zien dat de meeste huizen hier niet blijven staan tijdens een aardbeving.

Als we een uitzonderlijk precair uitziende bahal opstappen, legt ingenieur Surya Acharya, die ons rondleidt, een vinger op zijn lippen. ‘Je moet een beetje stil zijn. Als mensen doorhebben dat we praten over een aardbeving en hun slechte huizen, raken ze overstuur.’

Het is kenmerkend voor de houding van de gewone Nepalees tegenover een aardbeving: er wordt liever niet over gesproken. Liever niet de angst. Het lot is toch in handen van de goden.

Links: Amy Ramirez van het San Francisco Department of Emergency Management. Rechts: Daniel Homsey van het Neighborhood Empowerment Network van San Francisco. Foto’s: Pieter van den Boogert

Maar hoe motiveer je mensen dan om toch voorbereidingen te treffen? In elk geval niet door hen angst in te boezemen, zegt Ramirez in San Francisco. ‘Voorheen probeerden we mensen bang te maken met reclames: The Big One is coming, je gaat dood! Bereid je voor!’ Dat bleek averechts te werken. Angst verlamt. ‘We gebruiken niet het woord ramp, maar we hebben het over “tijden van stress”,’ lacht Homsey. ‘Iedereen heeft stress, dus dan willen mensen eerder meedenken over een plan van aanpak.’

Ook bij het samenwerkingsverband NRRC in Kathmandu wordt hard gewerkt aan de aardbevings-PR. Afgelopen maand werd gepresenteerd met een aantal boodschappen die alle instanties en hulporganisaties kunnen gebruiken. Of eigenlijk: móeten gebruiken. Giovanni Congi coördineerde dit project. ‘Als iedereen andere woorden gebruikt, raken mensen in de war. Is het nu drop cover hold, duck and hide, of get to the ground? Zodra mensen verward raken, heb je verloren.’

Youtube plaatst cookies bij het bekijken van deze video Bekijk video op Youtube
Dit filmpje is een voorbeeld van de ‘common messages,’ die in Nepal zijn vastgesteld om burgers te informeren over aardbevingen.

Horde 3: De stad moet dorpser

Maar zelfs als alle instanties goed coördineren en alle burgers meedenken, is de stad nog niet goed voorbereid. Ramirez: ‘Het gaat erom hoe hecht een wijk is, hoe vaak mensen samenkomen, elkaar kennen, met regelmaat problemen met elkaar oplossen.’ Maar laat dat soort hechte gemeenschapsbanden nu net een probleem zijn in als San Francisco en Kathmandu. Want wie kent daar nog zijn buren?

‘In een dorp hebben we een goed idee van om de gemeenschap veerkrachtig te maken,’ zegt Reddick van het NRRC in Kathmandu. ‘Maar in een stad is de omgeving veel complexer: je hebt de private sector, meerdere overheidslagen, het constante verhuizen van mensen. Het is een veel intensiever en meedogenlozer proces.’

Boven: In de Bay View wijk in San Francisco overleggen allerlei instanties hoe ze de wijk kunnen voorbereiden op ‘tijden van stress’. Onder: Nepalese leerlingen oefenen duck, cover and hold. Foto’s Pieter van den Boogert
De ruggegraat van een gemeenschap na een ramp is het vertrouwen dat buren in elkaar hebben

De leidraad lijkt dus: hoe dorpser de stad wordt, hoe beter. Madhav Raj Silwal Hawaïblouse, grote rode tika op het voorhoofd, is yogaleraar. Maar hij is ook het hoofd van de het Disaster Management Committee van wijk vijftien in Lalitpur.

Elke wijk in de gemeente Lalitpur heeft sinds 2011 zo’n Doel is de risico’s in de wijk te analyseren, inwoners van die risico’s op de hoogte te brengen en voorbereidingen te treffen om de risico’s te verminderen. Bijvoorbeeld door groepjes vrijwilligers samen te stellen die een eerstehulptraining doen, of door alvast wat noodhulpgoederen op te slaan, zoals hier in wijk vijftien.

Silwal haalt het slot van een blauwe deur naast de Shiva-tempel. In de kleine schuur liggen kruiwagens, zeilen, gele helmen, emmers, eerstehulptasjes, ladders, brancards, megafoons. Genoeg om zo’n 150 mensen te helpen als alles om hen heen is ingestort. Dat is lang niet genoeg voor de 15.000 mensen die in zijn wijk wonen, maar het is een begin.

Ook al staan de wijkcomités nog in de kinderschoenen, de aanpak heeft potentie. Wanneer het Nepalese Rode Kruis een aardbevingsoefening wil organiseren voor zijn vrijwilligers, kan het comité de buurt op de hoogte stellen. En sinds kort wordt er ook geëxperimenteerd met het opzetten van kleine noodfondsen die beheerd worden door de comités. Ngo’s kunnen geld in zo’n fonds stoppen; het idee is dat ook bewoners van de wijk bijdragen. Uit dat fonds kunnen dan de zwaarstgetroffen gezinnen in de buurt geholpen worden.

Zo ver zijn ze in San Francisco dan weer niet. Hoewel ook daar wordt geprobeerd - bijvoorbeeld door het Neighborhood Empowerment Network van de gemeente - om buurtbewoners samen te laten nadenken over noodplannen, wordt het programma nog niet over de hele stad uitgerold. Het richt zich nu op enkele arme wijken, die vaak het hardst getroffen worden door een natuurramp.

Toch ziet Homsey ook mogelijkheden, juist in dit soort arme wijken. ‘Na Katrina waren het niet de rijkste of hoogst opgeleide inwoners die het meest veerkrachtig waren, maar juist de armere inwoners, die elkaar goed kenden. De ruggegraat van een gemeenschap na een ramp is het vertrouwen dat buren in elkaar hebben.’

Links: Amod Dixit, directeur van de Nepal Society for Earthquake Technology. Rechts: Prakirna Tuladhar van het ministerie van Stedelijke Ontwikkeling. Foto’s: Pieter van den Boogert
Links: Madhav Raj Silwal, hoofd van het Disaster Management Committee van wijk nummer vijftien in Lalitpur. Rechts: Hima Shrestha van de Nepal Society for Earthquake Technology. Foto’s Pieter van den Boogert

Horde 4: Wat doe je eerst?

En dan blijft de hamvraag over: waar begint zo’n immense taak? Het antwoord uit Kathmandu luidt: bij scholen. Het idee komt van de National Society for Earthquake Technology (NSET): een Nepalese ngo die zich volledig toelegt op het vertalen van kennis over aardbevingen naar plannen die praktisch haalbaar zijn in een land als Nepal.

We staan op de binnenplaats van de Kanya Mandir School, in de centrale wijk Chhetra Pati in Kathmandu. Meisjes in witte blouses spelen een tikspelletje op het basketbalveld. Het gebouw achter hen staat in bamboesteigers. Bouwvakkers in blote basten, op slippers, zonder helmen, leggen dikke stalen draden als een harnas om de muren. Grote ramen zijn dichtgegoten met beton. Een overhangende galerij wordt gestut met pilaren. Deuren zijn vervangen, zodat ze naar buiten en niet naar binnen opengaan.

Het zijn simpele ingrepen, die niet heel veel geld hoeven te kosten, maar die de school beschermen tegen een aardbeving. Het plan is om de komende twee jaar negenhonderd scholen te “retrofitten” - aardbevingsbestedig te maken. Dat lijkt wat ambitieus. Er zijn slechts genoeg getrainde bouwvakkers om er zo’n honderd per jaar te doen.

Boven: de nieuwe emergency room van het San Francisco Department of Emergency Management - compleet met rode telefoons. Onder: vrijwilligers van het Rode Kruis oefenen voor een aardbeving in het centrum van Kathmandu. Foto’s Pieter van den Boogert

‘We zijn hier niet trots op, omdat we zo ontzettend veel scholen hebben gedaan. Dat is niet zo, het gaat traag. Maar vanuit de school bereiken we wel de hele gemeenschap,’ zegt Amod Dixit, directeur van NSET. En dat is precies waarom dit initiatief zo veelbelovend is.

Een school is namelijk - naast de tempel - vaak het middelpunt van de buurt. Veelal hebben de inwoners de school zelf gebouwd (dat wordt niet gedaan door de overheid). Zo’n gebouw veiliger maken, trekt dus veel aandacht. ‘Vaak zijn mensen in eerste instantie verontwaardigd,’ zegt Dixit. ‘Als we gaten boren zeggen ze: wat ben je met onze school aan het doen? Maar juist omdat ze dat vragen, kunnen we uitleggen dat het gebouw sterker wordt. Mensen zíen dat de aanpassingen vrij simpel zijn. En dat ze die wellicht ook in hun eigen huizen kunnen toepassen.’

Bovendien krijgen de kinderen, nadat het gebouw af is, ook in wat ze moeten doen als de grond begint te schudden. Ook die lessen nemen ze mee naar huis.

In San Francisco zijn ze eveneens met “retrofitten” begonnen bij gebouwen die een functie moeten hebben na een ramp. Zo is het stadhuis het grootste gebouw ter wereld dat niet op de grond staat, maar op zogenoemde base isolators, die de schokken van een aardbeving kunnen opvangen. Ook bruggen en viaducten kregen prioriteit.

Maar er zijn nog altijd vooral in arme wijken, van baksteen - een materiaal dat totaal niet tegen aardbevingen kan. Daarnaast zijn zogenoemde ‘soft story buildings’ een probleem. Het zijn gebouwen waarvan de benedenverdieping een grote open ruimte is, zoals een winkel of garage. Bij een aardbeving stort het hele gebouw in op de benedenverdieping. Om nog maar niet te zwijgen van de karakteristieke gammele nooduitgangen die als spinnen tegen de gevels hangen.

‘Je hoort hier vaak: als het in Amerika al niet lukt, kan het in Nepal al helemaal niet,’ zegt Dixit in Kathmandu. ‘Maar dat we een zwakke overheid en een zwakke economie hebben, betekent nog niet dat wij niets kunnen doen!’

Hij lacht.

‘Nu worden wij ineens uitgenodigd om in andere landen lessen te delen!’

Linksboven: Nep verwondingen bij een oefening van het Rode Kruis in Kathmandu. Rechtsboven: Go-bags in de winkel in San Francisco. Onder: Het Tundikhel park in Kathmandu, dat na een aardbeving gebruikt kan worden om een tentenkamp neer te zetten.

Lees hier wat o.a. vooraf ging in deze serie over noodhulp

Deze serie wordt mede mogelijk gemaakt door het en het