Kijk eens goed naar onderstaande foto van de Itum Bahal in het centrum van Kathmandu, de hoofdstad van Nepal.

Wat zie je?

De Itum Bahal in Kathmandu. Foto: Pieter van den Boogert

Zie je de overhangende balkons? De bakstenen, die losjes op elkaar gestapeld liggen? De lucifervormige flat? En zie je dat lage poortje, rechts achter op het plein, dat de enige toegang tot de is?

Stel je nu eens voor dat hier een krachtige aardbeving plaatsvindt. Op zich geen gekke gedachte, want Kathmandu ligt bovenop een van de gevaarlijkste breuklijnen ter wereld. Het is dan ook niet de vraag of hier een grote aardbeving gaat plaatsvinden, het is de vraag wanneer dat gaat gebeuren.

Wat doe je als je bovenop een tijdbom woont? Lees hier hoe San Francisco en Kathmandu zich voorbereiden op een aardbeving. Op gemeentelijk niveau, met buitenlandse hulp. Lees hier mijn artikel terug

Wat zie je nu voor je?

Waarschijnlijk een hoop puin. En dat klopt. van de gebouwen hier zal bij een flinke aardbeving instorten. Dat betekent dat ongeveer de helft van de 2,5 miljoen inwoners van de stad dakloos zal worden. En 80 procent van de naar schatting zal in het geval van zo’n ramp sterven doordat hun huizen het begeven. Als je nog eens naar de foto kijkt, dan verbaast dat niet.

Wat zou je daaraan kunnen doen?

Op weg naar Kathmandu had ik het antwoord eigenlijk al paraat. De manieren om de stad tegen de impact van een aardbeving te beschermen lijken zonneklaar. Toch?

Meer goede architecten, betere bouwvoorschriften, minder en bovenal: meer geld om dat allemaal voor elkaar te krijgen. Maar tijdens ons verblijf in de stad bleken die voor de hand liggende oplossingen even gammel als de stad zelf.

En dus maakte ik een lijst van de vijf aardbevings-oplossingen, die niet werken in Kathmandu. Maar ik verklap vast het goede nieuws: door te tonen wat niet werkt, zie je ook wat wel kan werken.

De doolhoven van Kathmandu. Onder een typische bahal. De stad is een aaneenschakeling van dit soort pleintjes, verbonden met stegen. Foto’s: Pieter van den Boogert

1. Train ingenieurs en architecten

Zijn je huizen niet goed gebouwd? Dan moet je je architecten beter opleiden. Zo redeneerde bijvoorbeeld de Wereldbank, die een paar miljoen investeerde in het opleiden van Nepalese ingenieurs.

Toch heeft dit nauwelijks zin. Want in Nepal wordt - hou je vast - slechts 7 procent van de huizen gebouwd door iemand met een bouwkundige opleiding. De echte bouwers in Nepal zijn kleine grondbezitters zelf, en onopgeleide metselaars.

Hoog en smal, dat is de bouwstijl in Kathmandu. Foto’s: Pieter van den Boogert

2. Stel goede bouwvoorschriften op

Als je wilt dat de stad niet instort bij een aardschok, moet je natuurlijk een goede, stevige building code ontwikkelen. Een bouwvoorschrift voor iedereen, waar precies in staat wat je moet doen en laten als je een gebouw schokbestendig wilt maken.

Het gekke is: die kent Nepal al. Het land heeft zelfs een van de meest geavanceerde bouwvoorschriften van de regio. Toen de code ontwikkeld werd, reisden Nepalese consultants af naar gebieden die ook veel aardbevingen kennen, zoals Nieuw-Zeeland en Californië, om daar lessen te trekken. Het proces kostte zes jaar, maar sinds 2003 heeft het land een waar je u tegen zegt.

Wat is dan het probleem, als er zo’n goede building code is?

Wederom gaat het erom dat alleen de ingenieurs de voorschriften kunnen begrijpen. Amateurs hebben geen idee dat de voorschriften bestaan en de metselaars zijn vaak

Maar ook ingenieurs kennen de richtlijnen vaak niet - het is namelijk geen verplicht vak op de universiteit om Nepals bouwvoorschriften te leren.

3. Pak corruptie aan

In Nepal worden bouwvergunningen uitgegeven door de gemeente. Als er dus een vergunning wordt verstrekt voor de bouw van onveilige gebouwen, zal dat wel met corruptie te maken hebben.

Maar dat is in dit geval niet het probleem. Om een bouwvergunning te krijgen hoef je niet aan de eisen van aardbevingsbestendige bouw te voldoen. Met andere woorden: de bouwvoorschriften komen niet terug in de bouwvergunningen. Noem het een gat in het systeem. Of er ook nog smeergeld voor de vergunning wordt aangenomen, is hier dus niet heel relevant.

Links: Ram Kumar Dhakal geeft de bouwvoorschriften uit in de gemeente Lalitpur. Rechts: Ingenieur Ramesh Guragain van NSET houdt zich o.a. bezig met het trainen van metselaars. Foto’s: Pieter van den Boogert

4. Leer de bevolking nieuwe bouwtechnieken

Als de stad zo slecht gebouwd is moet de bevolking nieuwe bouwtechnieken leren, zou je denken. Zeker als het leeuwendeel van de gebouwen door bewoners zelf gebouwd wordt. Maar ook dat is niet helemaal zo.

Kathmandu staat namelijk vol eeuwenoude tempels, die al vele hebben overleefd. De gebouwen zijn laag, met smalle ramen en balk-constructies die goed in de grond verankerd zijn: kenmerken van een bevingsbestendig pand.

Waarom bouwen mensen nu niet meer op die manier? Dat komt voornamelijk door de waarde die Nepalezen hechten aan het bezit van land. Een vader verdeelt het land traditioneel over zijn zoons, ook als het om een klein stukje land in het centrum van Kathmandu gaat. Die zoons bouwen niet één gezamenlijk huis, maar willen elk hun eigen stukje land bezitten, waarop zij dus steeds smallere huizen bouwen. De enige optie op zo’n klein stukje grond is dan: de hoogte in. Hoe hoger je huis, hoe meer aanzien - en hoe gevaarlijker. De huizen worden door de Nepalezen gekscherend ‘Nepalese mensbomen’ genoemd, of handshaking buildings, omdat ze zo dicht op elkaar staan.

Niet iedere nieuwe bouwtechniek is kortom beter dan de eeuwenoude tempelbouw. En niet alle oude tradities zijn per definitie behulpzaam.

Bakstenen zijn een materiaal dat erg slecht tegen aardbevingen kan. Foto’s: Pieter van den Boogert

5. Stop er heel veel geld in

In de VS of Japan worden miljoenen uitgegeven aan het aardbevingsbestendig maken van gebouwen. Er zal dus ook heel veel geld tegenaan moeten in Nepal. Toch valt ook dat mee. Kleine ingrepen kunnen namelijk al een enorm verschil maken.

Zo is een lijst opgesteld van tien die een Nepalees kan doen om zijn huis te verstevigen. Het gaat echt om de basis: de pilaar van de muur moet bijvoorbeeld net iets breder zijn dan de plafondbalk en alle balken moeten goed met elkaar verbonden zijn.

Zulke kleine ingrepen zullen de stad misschien niet 100 procent veilig maken, maar kunnen al wel het merendeel van de risico’s uitbannen.

Wat is dan wel de oplossing?

De oplossing voor goede nieuwbouw moet gezocht worden bij de metselaars. Zij bouwen immers 93 procent van de huizen, en zij moeten dus leren om de bouwvoorschriften te volgen. Vaak zijn zij analfabeet, dus dergelijke trainingen zullen praktisch moeten zijn en niet theoretisch. Voordoen, in plaats van uitleggen.

Er zijn alleen veel te weinig trainers in Nepal. De National Society for Earthquake Technology, een ngo die dergelijke trainingen verzorgt, kan momenteel bijvoorbeeld zo’n 500 metselaars per jaar trainen, terwijl zij donorgeld hebben om er 2.000 per jaar te trainen. Geld is dus niet het probleem, maar capaciteit.

Op een school in Kathmandu werken deze metselaars aan het versterken van het gebouw voor een aardbeving. Zij werden getraind door NSET. Foto’s: Pieter van den Boogert

Maar wat is de oplossing voor de gebouwen die er al staan: de handshaking buildings in het centrum van Kathmandu? Zelfs al zouden de eigenaren deze gebouwen willen aanpassen, dan nog is daar geen ruimte voor. Eén interessant idee - dat in Japan populair is - wordt nu ook in Kathmandu uitgeprobeerd: particle land pulling, oftewel gedeeltelijke landtoe-eigening.

De huiseigenaren staan hun grond voor een bepaalde periode af aan de overheid, die er vervolgens nieuwe huizen en betere infrastructuur bouwt. Een deel wordt betaald door de overheid, een deel door de huiseigenaren, die zo de waarde van de grond zien stijgen. De nieuwe huizen zijn appartementen, in plaats van smalle flats. Als de overheid de huizen teruggeeft, is de stad een stuk veiliger geworden.

Het probleem blijft echter dat de Nepalezen niet geloven in appartementen. Ze willen een huis op een eigen stukje grond, ook al is dat huis zo dun als een rietstengel. Grondbezit is heilig.

Die mentaliteitsverandering is, net als het opbouwen van een leger aan goede metselaars, iets waar tijd overheen zal moeten gaan. Dat is iets wat veel hulporganisaties zich realiseren, maar waar donorlanden nog aan moeten wennen: het resultaat van hun centen is niet morgen al zichtbaar.

Wil je op de hoogte blijven van mijn artikelen? Als correspondent Conflict & Ontwikkeling ben ik op zoek naar manieren om de wereld een beetje beter te maken. Wil je weten wat ik zoal tegenkom op mijn zoektocht? In mijn tweewekelijkse nieuwsbrief tip ik je het beste wat ik lees, zie en hoor over mijn onderwerp. Schrijf je hier in voor mijn nieuwsbrief Over de fotograaf De fotograaf die de noodhulpsector in beeld bracht, is Pieter van den Boogert. Eerder maakte hij het prijswinnende fotoboek What We Wear, over de kledingindustrie. Bekijk hier eerder werk van Pieter

Deze serie wordt mede mogelijk gemaakt door het en het