Arbat, een vluchtelingenkamp in Noordoost-Irak. Op een halfuur afstand van Slemani – in de volksmond Suli genoemd. Witte tenten van de wapperen in de felle wind. Zand en stof stuiven op. Het is herfst en de temperaturen zijn gedaald. Toch is het heet in het kamp. Kinderen kruipen tussen de tenten door. Arabische en Koerdische muziek galmt uit kleine transistorradio’s. Een vrouw wast een krijsende baby.

Illustratie: Momkai

Zonnepanelen voor de veiligheid van vrouwen

Ik bezoek Arbat samen met twee medewerkers van Stichting Vluchteling bij wier inspectie ik kon aanhaken. We worden rondgeleid door medewerkers en vrijwilligers van International Rescue Committee (IRC) die verantwoordelijk zijn voor het grotendeels door Stichting Vluchteling gefinancierde WASH-programma (Water and Sanitary Hygiene) in het kamp. Tijdens de urenlange autorit op de heenweg word ik door IRC en Stichting Vluchteling bijgepraat. Ik hoor de laatste cijfers van de UNCHR er worden ervaringen uitgewisseld en uitgelegd welke organisatie waar verantwoordelijk voor is.

Het duizelt me. in de regio is enorm en de aanpak door de grote internationale hulporganisaties lijkt de coördinatie te hebben van een militaire missie. Er zijn staf-en personeelsleden ingevlogen vanuit de hele wereld met expertise op allerlei gebieden. Zoals Eric, een goedlachse Afrikaan die normaliter in Somalië werkt maar tijdelijk (zes weken) in Arbat is om de basics van het kamp op te zetten.

Er zijn stafleden en personeel ingevlogen vanuit de hele wereld met expertise op allerlei gebieden

Anderen kennen elkaar nog van missies in Eritrea of andere crises. Het lijkt wel een grote, om schrijfster Linda Polman te parafraseren, noodhulpkaravaan.

Toch krijg ik als journalist alle ruimte en vrijheid. Zonder schroom en met veel gebruik van een hoop technisch vakjargon vertelt de lokale staf over de moeilijkheden met zigeuners die er met het meeste materiaal vandoor zijn gegaan.

Ook vertellen ze over de maatregelen die worden genomen om seksueel en gendergerelateerd geweld tegen te gaan. Veiligheid voor vrouwen zit in de kleinste details, maar is praktisch vaak veel moeilijker uitvoerbaar dan in eerste instantie gedacht. Zo is voldoende verlichting essentieel, omdat vrouwen anders na zonsondergang hun tent niet meer uitdurven. Maar hoe krijg je dergelijke verlichting een land als I binnen en aangesloten, in kampen die compleet afgesloten zijn van stroom? Zonnepanelen bleken de oplossing.

Tenten in Arbat. Foto: Monique Samuel.

Vluchtelingenhandel

In Arbat in het Koerdische gebied helpt de (KRG) de hulporganisaties met de opvang. In het geordende kamp verblijven momenteel 2.448 vluchtelingen. Het zijn vrijwel allemaal Syrische-Koerden. Noord-Irak grenst direct aan het Koerdische woongebied in Syrië en is het enige deelgebied onder Koerdisch bestuur met relatieve vrijheid en veiligheid in deze regio. 

Arbat is na de grote influx eind augustus haastig voor zo’n 5.000 tot 6.000 vluchtelingen opgezet. De Koerdische-Syriërs, die na de drie maandenlange sluiting van de Syrisch-Irakese grens eind augustus met duizenden tegelijk Koerdisch-Irak introkken, werden in pick-ups en busjes geladen en rechtstreeks naar deze uithoek aan de andere kant van Irak getransporteerd.

Maar er waren verkiezingen en de Koerdische politici wilden laten zien hoeveel ze wel niet voor hun Koerdische broeders uit West-Koerdistan (lees: Noordoost-Syrië) overhebben. Dus werden de vluchtelingen weer naar andere, veel drukkere en slechtere kampen verhuisd. Gewoon omdat de politicus die de meeste vluchtelingen onder zijn hoede neemt, wint. 

Dat is ook de reden dat er überhaupt vluchtelingen in het gebied van Slemani verblijven, dat meer bij de Iraanse dan de Syrische grens ligt. Niet toevallig komt de president ook uit het gebied. Politiek over het hoofd van berooide en getraumatiseerde mensen. Geen koe- maar Koerdhandel. 

Toch hebben de hulporganisaties weinig te klagen. Integendeel, ze prijzen de rol van de Koerdische Regionale Overheid. En die is inderdaad een verademing ten opzichte van de houding van de andere overheden in de regio. Naast de vluchtelingen in het tijdelijke vluchtelingenkamp verblijven er nog eens 15.000 zelfstandig in en rond Slemani. Op een kwartier afstand van het tijdelijke kamp verschijnt een veel groter kamp dat formeel ruimte biedt aan 40.000 vluchtelingen, maar waarvan de bouw door het lastige terrein veel vertraging heeft opgelopen. Ieder gezin krijgt haar eigen stukje land met daarop in eerste instantie een tent, maar de vluchtelingen mogen in de loop van de tijd hun eigen onderkomen bouwen. Gezinnen krijgen hun eigen keuken en sanitaire voorzieningen – een ongekende luxe gefinancierd en gebouwd door de plaatselijke autoriteiten die onder druk van de plaatselijke bevolking hun beste beentje voorzetten.  

Ontluikend Koerdistan verwelkomt zijn broeders

Aan de rand van Arbat staan tientallen al dan niet werkende airconditionings, oventjes, satellietschotels en andere goederen die gedoneerd zijn door de inwoners uit de stad. Maar ook hier neemt de druk gestaag toe nu Noord-Irak steeds meer overspoeld raakt. Het dichtbij gelegen kamp Domiz was oorspronkelijk ingericht voor 15.000 tot 20.000 vluchtelingen, maar puilt uit met 53.000 man of meer. In de eindeloze zee van tenten, hutjes, stenen huisjes en krotten van golfplaten zijn ook de hulporganisaties de tel kwijt. Het kamp is als het ware met kappers, bakkers, groentewinkeltjes en zelfs fietsenmakers. Er wordt druk gekocht en verkocht, zeker nu de tienduizenden inwoners hun speciale feestinkopen doen voor het  

Ontluikend Koerdistan verwelkomt z’n Koerdische broeders aan de andere kant van de grens in eerste instantie met open armen. Anders dan in Jordanië mogen de vluchtelingen vrijelijk de kampen uit en dat doen ze ook. In en rond de grote steden wemelt het van de Koerdische-Syriërs die een eigen tentje opzetten, een huis huren of een appartement betrekken. En anders dan in Libanon kunnen ze hier wel werkvergunningen en zelfs verblijfsvergunningen krijgen.

Internationale hulporganisaties krijgen vrij spel om kampen te bouwen waarin de vluchtelingen uiteindelijk hun eigen huisjes mogen neerzetten. Een nachtmerrie voor Turkije, Jordanië en Irak die er alles aan doen om dit soort kampen te voorkomen en zelfs de bouw van wc-blokken en andere voorzieningen frustreren. 

Hoewel er niet overal werk is en de Koerdische-Syriërs vooral laag onderbetaald werk doen, zijn er veel mogelijkheden in de bouw- en servicesector. De service in koffiehuizen en restaurants is flink verbeterd met de komst van deze goedkope maar vaak beter opgeleide arbeidskrachten. De meeste Syrische-Koerden ontvluchten hun land vanwege de economische malaise daar, maar er wordt ook gesproken over gevechten tussen de radicaal-islamitische en Koerdische strijders in West-Koerdistan. 

‘Schrijf op dat nieuw aangekomen Koerden zich niet meer kunnen registreren en daarom niet kunnen werken of langs de checkpoints kunnen komen’

Koerdisch-Irak is booming, de oliedollars stromen rijkelijk en de West-Koerden zijn een welkome aanvulling. De claim op een zelfstandig compleet onafhankelijk Koerdistan wordt steeds sterker met eind 2014 naar verwachting een half miljoen Syrisch-Koerdische vluchtelingen in het gebied. 

Maar de Syrische-Koerden in Arbat en Domiz (waar ik eveneens een bezoek aan heb gebracht) vertellen me ook een ander verhaal. ‘Schrijf op dat nieuw aangekomen Koerden zich niet meer kunnen registreren en daarom niet kunnen werken of langs de checkpoints kunnen komen,’ zegt de lokale kapper in een krappe herensalon in Domiz. De mannelijke aanwezigen knikken.

‘Hij is gevangen in het kamp.’ De kapper wijst op een boer uit de Hassaka-provincie in Syrië die net anderhalve maand in Domiz verblijft.

Op de vraag waarom het nieuwe vluchtelingen moeilijker wordt gemaakt zich bij de overheid aan te melden zijn de klanten het unaniem eens: ‘Ze willen ons terug naar Syrië hebben.’ 

Ook in Arbat wordt er geklaagd over het grote tekort aan werk en de trage bureaucratie.

‘De overheid kan de toestroom niet aan,’ zegt de ene medewerker. ‘Ze heeft in de kampen meer controle over de vluchtelingen dan in de stad,’ oppert een andere hulpverlener. ‘Het zijn er gewoon veel en veel te veel.’

Het kamp Domiz, waar tenten huizen zijn geworden. Foto: Monique Samuel

Zee aan vluchtelingen

Het totaal aantal interne en externe Syrische ontheemden schommelt nu rond de 7 miljoen. Er komen dagelijks mensen bij die, omdat de grenzen regelmatig gesloten zijn, zich aan de Syrische kant verzamelen om zodra het kan de grote oversteek te wagen. Er lijkt geen einde te komen aan de vluchtelingenstroom.

Hulporganisaties en overheden kunnen het ook nauwelijks aan. De internationale gemeenschap en private donaties blijven enorm achter waardoor er door de VN bezuinigd moet worden. Zoals in Libanon, waar straks 30 tot 35 procent van de geregistreerde 750.000 vluchtelingen (in totaal wordt het aantal op 1.15 miljoen geschat) vrijwel alle noodhulp wordt ontzegd. Voor hun zijn er geen dekens, voedselbonnen, kleding of andere basale hulpgoederen meer.

Het is de vluchtelingen geheel onduidelijk waarom hen al dan niet hulp wordt ontzegd. En in beroep gaan kan maar één keer. Als er na beroep een kind geboren wordt of een potentiële kostwinnaar overlijdt, kan het gezin niet opnieuw voor hulp in aanmerking komen. Ondertussen komen vanuit Jordanië steeds meer berichten van gezinnen die hun dochter voor driehonderd dollar verkopen als bruidje aan een rijke Saoediër of Jordaanse zakenman. Het is voor hen vaak de enige manier om uit de kampen te komen (en biedt zodoende zelfs enige bescherming aan de jonge meiden in de overbezette kampen.) 

Als er na beroep een kind geboren wordt of een potentiële kostwinnaar overlijdt kan het gezin niet opnieuw voor hulp in aanmerking komen

Het te bouwen permanente kamp in de buurt van Arbat loopt door de ingewikkelde geografische omstandigheden steeds meer vertraging op. Hulpverleners hopen in het gunstigste geval eind december het kamp te kunnen openen, maar de meesten spreken van op z’n vroegst januari of later. Het kamp wemelde in eerste instantie van de schorpioenen en wordt nu overspoeld door muizen. Terwijl ik gebukt in een benauwend warme tent sta, vertelt een aantal vrouwen mij bang te zijn voor de winter, terwijl ze dunne zomerkleertjes opvouwen en in dozen doen.