Kort geleden bezocht ik San Francisco en Kathmandu. Wat de steden gemeen hebben, is hun ligging bovenop een zeer gevaarlijke breuklijn. De kans op een allesverwoestende aardbeving is in beide steden bijzonder groot. De vraag is niet of het misgaat, maar wanneer.

Samen met fotograaf Pieter van den Boogert bekeek ik hoe men zich probeert voor te bereiden op zo’n beving. De conclusie: het is nog best lastig voor autoriteiten en hulporganisaties om er voor te zorgen dat de bevolking beseft hoe groot de risico’s zijn. Liever denken mensen niet na over zoiets engs en laten ze het lot in de handen van God. Of de goden, zo u wilt.

Wat doe je als je bovenop een tijdbom woont? Lees hier hoe San Francisco en Kathmandu zich voorbereiden op een aardbeving. Op gemeentelijk niveau, met buitenlandse hulp. Lees hier mijn artikel terug

Maar in beide steden troffen we ook uitzonderingen aan. Mensen die wel degelijk voorbereidingen treffen voor The Big One. We portretteerden twee van hen - gescheiden door een flinke oceaan, maar met hetzelfde doel voor ogen: preppen voor de grote dag.

Californië: aardbevinkje spelen met je zoon

Matt Cramer in de tuin bij zijn huis in Mill Valley, San Francisco. Foto: Pieter van den Boogert

Het huis van Matt Cramer staat in een schilderachtige buitenwijk van San Francisco. Planken, witte kozijnen, een grote tuin met veranda. Hier woont Cramer met zijn vrouw Elaine, zijn zoon Andrew (19) en hun Jack Russel, Ruby.

Cramer groeide op in deze buurt, Mill Valley. Vanuit de auto trekt zijn levensloop aan ons voorbij: in dat mintgroene huis groeide hij op, daar voorbij dat grasveld ging hij naar school en daar in die kleine supermarkt maakte hij zijn eerste grote aardbeving mee. Dat was in 1989. ‘Het klonk alsof er een enorme vrachtwagen aankwam. Alles viel uit de rekken.’

De aardbeving speelt een grote rol in Cramers leven. Of beter gezegd: het voorbereiden op zo’n beving.

‘De werkelijkheid is gewoon: als er een ramp is, ben je op jezelf aangewezen. De meeste mensen willen dat niet weten.’

Cramer zet een schoteltje amandelkoek op tafel. ‘Mijn vader was politieagent en Tweede Wereldoorlog-veteraan,’ vertelt hij. ‘Er was bij ons thuis altijd een be ready attitude.’ Sinds hij zelf een gezin heeft voelt Cramer zich dan ook verantwoordelijk voorbereid te zijn op alles. ‘De werkelijkheid is gewoon: als er een ramp is, ben je op jezelf aangewezen. De meeste mensen willen dat niet weten. Maar ik zie het zo: mijn gezin rekent op mij. Ik wil mijn verantwoordelijkheid nemen.’

En zo begon Cramer zich steeds meer te verdiepen in het voorbereiden op een grote aardbeving. De eerste stappen waren snel gezet. Elaine en hij hielden altijd al van kamperen, dus bewaarde Cramer de kampeerspullen op een plek die gemakkelijk te bereiken was in geval het huis zou instorten. Dat werd het tuinhuisje.

Hij loopt achterom naar de zijkant van het huis. Daar staat het hutje, smal en laag, met een dakje van golfplaat. Hij opent het hangslot. Direct in het zicht, tegen de muur, hangt een EHBO-doosje. ‘Dat is waarschijnlijk het eerste wat ik nodig heb na een aardbeving,’ zegt Cramer. ‘Als ik me gesneden heb. Wist je dat de meest voorkomende verwondingen na een aardbeving sneeën zijn, van al het gebroken glas? En brandwonden...’ Ernaast hangen zaklampen, die opladen door ze te schudden. ‘Je gaat ervan uit dat je geen beschikking over elektriciteit, water en gas hebt.’

Foto: Pieter van den Boogert

In het smalle schuurtje kan je net staan, omgeven door dozen en plastic bakken, beplakt met handgeschreven labels. De dozen zitten vastgebonden met touwen, zodat ze niet uit de stellingen vallen als de grond gaat beven.

Met een lang oranje snoer sluit Cramer zijn laatste aankoop aan: een kleine Honda-generator bromt tot leven. Een peertje begint te branden in de schuur.

‘Hoe meer ik me erin verdiepte, hoe beter ik me ging voorbereiden,’ zegt Cramer. Hij wijst op de dozen.

150 liter water. (‘Als er geen elektriciteit is, stopt ook de waterzuivering.’)

Tenten, dekens, schoenen en kleding. (‘Als we oude kleding wegdoen, leg ik het hier neer.’)

Een draagbaar toilet. (‘Met kattengrind, voor de hygiëne.’)

Wat extra benzine voor de auto. (‘Ik kan natuurlijk ook benzine uit andere auto’s pompen, het gaat om overleven.’)

Een tasje met de verzekeringspapieren. (‘Je weet hoe het ging na Katrina, het duurde eeuwig voordat mensen hun verzekeringsgeld kregen.’)

Blikken eten en gaspitten. (‘De supermarkten zullen een grote chemische soep zijn van alle opengebarsten schoonmaakmiddelen.’)

Zilveren helmen, een betonboor. (‘Voor als we buren moeten redden onder het puin.’)

Gereedschap en zeilen. (‘Misschien moeten we het hek wel naar beneden halen om een hut te bouwen, je weet het niet!’)

Een gasmasker. (‘Wellicht staat er iets in de fik.’)

Een grote bouwlamp. (‘Om een groot stuk te verlichten, als hier bijvoorbeeld een veldziekenhuis moet worden opgezet.’)

Een soldeerbout. (‘Kun je je voorstellen hoe lang het zou duren om een loodgieter te krijgen na een ramp?’)

Er hangt een briefje in de schuur, met daarop een note to self. ‘Al het blikvoer en water roteren op 10/06/16.’ Dat is de uiterlijke datum, maar één keer per jaar haalt Cramer sowieso alles naar buiten, om uit te stallen op het gazon. Zijn zoon Andrew en hij hebben dan een gezellig middagje samen: alles schoonmaken, controleren, roteren. ‘We proberen bijvoorbeeld te verbeteren waar we wat hebben liggen, waar we het eerst bij moeten kunnen.’

Foto: Pieter van den Boogert

Maar Cramers plannen stoppen niet bij zijn eigen schuurtje. Hij kreeg de gemeente Mill Valley na jaren lobbyen zover om voor elke ambtenaar een aan te schaffen. In zijn auto, en die van zijn vrouw, ligt er ook zo een. (‘Ik noem het btn’s, better than nothings.’) Hij gaf lessen op scholen over aardbevingsvoorbereidingen en hield de noodvoorraad op de school van zijn zoon bij. En hij ontwierp een uitgebreid plan, dat vrouw en zoon uit hun hoofd kennen, over wie te bellen (aunt Fran en uncle Bob) als ze gescheiden raken door de aardbeving.

‘We speelden spelletjes toen hij een jaar of negen was: er is net een aardbeving geweest! Wat moet je doen?’

Het voorbereiden op The Big One was een onderdeel van de opvoeding van zijn zoon. ‘We speelden spelletjes toen hij een jaar of negen was: er is net een aardbeving geweest! Wat moet je doen?’ Andrew kreeg een extra zakcentje als hij de routine goed doorliep: water, gas en elektriciteit uitdoen, zijn go-bag pakken, de juiste mensen bellen, een kamp maken.

‘Kinderen vinden het heel leuk om deel uit te maken van een team, om ook verantwoordelijkheid te krijgen.’ Hij haalt een verfrommeld geplastificeerd kaartje uit zijn portemonnee, ter grootte van zijn pinpas. Daarop staan netjes onder elkaar alle telefoonnummers die je nodig kunt hebben in het geval van een ramp: buren, familie, politie, school, ziekenhuizen. ‘Die heeft Andrew zelf gemaakt!’

Hoe meer Cramer vertelt, hoe meer hij klinkt als een fanatiek verzamelaar, als een hobbyist. ‘Ja, je zou het een hobby kunnen noemen,’ geeft hij toe. ‘En zolang er niks ergs gebeurt, is het leuk. Ik word enthousiast van het vooruitzicht dat ik het na een ramp goed zal doen. Dat alles klaarstaat. Maar nee, ik zal niet teleurgesteld zijn als ik The Big One niet meemaak. Ik hoop dat ik mijn voorraad blijf roteren tot ik een oude man ben.’

Nepal: evacueer maar eens een weeshuis

Rene Veldt bij het door hem opgezette weeshuis in de Kathmandu Vallei in Nepal. Foto: Pieter van den Boogert

Rene Veldt is een Nederlander die al zo’n vijftien jaar in Nepal woont. In de Kathmandu Vallei, op zo’n twee uur rijden van de hoofdstad, ligt zijn levenswerk. Een weeshuis waar nu 41 kinderen wonen, met daarbij een schooltje en een trainingscentrum waar mensen lessen kunnen volgen in bijvoorbeeld computeren of kleermaken. Het zogenoemde Hamro Gaun Eco Dorp ligt midden tussen de rijstvelden en wordt voornamelijk gefinancierd door de van Veldt.

Maar een paar jaar geleden kwam er nog een extra missie bij: het voorbereiden op een aardbeving. ‘Amerikaanse onderzoekers kwamen ons hier vertellen over de aardbevingsrisico’s,’ vertelt hij met een metalen bord noedels op schoot. ‘Ze vertelden ons dat ze niet wisten wanneer het precies ging gebeuren, maar wel dat er zeker een enorme aardbeving gaat plaatsvinden hier. Ik besloot dat we ons hier moesten voorbereiden.’

We steken de binnenplaats van het complex over, van de keuken naar de slaapzalen. Zonnepanelen, een groentetuin en een basketbalveldje met baskets van emmers zonder bodem. De kinderen zitten op school, hun dekens liggen netjes opgerold op de stapelbedjes. Stevige schroeven en hier en daar wat duct-tape bevestigen die bedjes aan de muur, zodat ze niet omvallen bij een beving.

Foto’s: Pieter van den Boogert

Op de gang tikt Veldt op een klein wit apparaatje met een trillend pinnetje. Er klinkt een oorverdovend hoog gegil. Dit is het aardbevingsalarm, dat gaat piepen als de muren trillen. ‘We hebben nu vijf of zes keer een vals alarm gehad,’ vertelt Veldt. ‘De kinderen rennen naar buiten, zijn doodsbang. Maar dan voelen we niks. Toch horen we de volgende dag dan op de radio dat er in Bhutan of in India een beving is geweest. Die heeft dat apparaatje dan gevoeld.’

Hij oefent met de kinderen wat ze moeten doen als het alarm gaat: naar buiten rennen, en verzamelen. De grotere kinderen zijn verantwoordelijk voor de kleintjes. ‘We moeten binnenkort weer eens een drill doen,’ zegt hij. ‘Ik denk dat ze het een beetje verleerd zijn.’

In zeventien langwerpige, stalen kisten zit materiaal om tachtig tot honderd mensen een week lang in leven te houden.

Rond de watertank op het dak heeft Veldt een hek gebouwd, zodat die minder snel naar beneden kiepert. De noodvoorraad ligt grotendeels buiten opgeslagen, onder een afdakje van golfplaat, waar ook de motor van Veldt staat. In zeventien langwerpige, stalen kisten zit materiaal om tachtig tot honderd mensen een week lang in leven te houden. Door het plastic folie rond de kisten zijn nummers te lezen, met korte omschrijvingen: 11 - sjaals. 15 - keukenspullen. 1 - breekijzers. Tweemaal per jaar wordt alles gecontroleerd en geroteerd.

In dozen zes tot en met tien zitten tenten, die ze zelf hebben gemaakt, vertelt Veldt. ‘Gewoon tentdoeken naaien en bamboestokken gebruiken. Veel goedkoper. En ze zijn groot en licht.’ Er zitten ook kleurpotloden in de dozen. ‘De kinderen zullen erg geschrokken zijn, dus ze moeten afleiding hebben.’

Boven: briketten die gebruikt worden om vuur mee te stoken. Onder: de metalen kisten met noodvoorraden voor het weeshuis. Foto’s: Pieter van den Boogert

Het eten en de medicijnen ligt opgeslagen in drie metalen kasten in de keuken. Naast de deur hangt een plastic bordje: Disaster Store Room. Er zijn noedels, koekjes, thee, zout, suiker. ‘Die moeten natuurlijk gebruikt worden, vanwege de houdbaarheid,’ zegt Veldt. ‘We doen first in, first out.’

Eigenlijk is dit geen geschikte plek voor de opslag, mompelt Veldt. ‘Dit is het onveiligste gebouw dat we hebben. Kijk, daar zitten al scheuren in de muren. Als dit instort kunnen we moeilijk bij het eten. Maar ja, je kunt het eten ook niet buiten opslaan. Ik heb er nog geen goede oplossing voor.’

Veldt kent eigenlijk geen Nepalezen die zich ook fanatiek voorbereiden op een beving. Hij heeft wel geprobeerd de gemeenschap rondom het weeshuis te betrekken, maar de Nepalezen staan niet echt open voor het aardbevingsevangelie.

‘Ik zou veel meer voorraad willen aanhouden, want als er een ramp plaatsvindt staat de hele omgeving hier voor de poort,’ zegt Veldt. ‘Ze denken dat er bij ons, “rijke Amerikanen,” wel wat te halen valt.’ Hij diende bij een aantal organisaties een aanvraag in, om ook het dorp voor te bereiden. Maar die werden afgewezen. ‘Dit gebied heeft geen prioriteit,’ zegt hij.

Veldt doet het dus op eigen kracht. Maar binnenkort zal hij met zijn werk hier stoppen. Het weeshuis komt dan in handen van een lokaal comité. Denkt hij dat ze het preppen volhouden als hij weg is? Hij zucht. ‘Nee, ik denk het niet. Op papier weten ze wat ze moeten doen, maar in de praktijk moet ik er toch achteraan zitten.’

Wat doe je als je boven op een tijdbom woont? San Francisco en Kathmandu liggen beide op levensgevaarlijke breuklijnen. Ooit zal een grote aardbeving deze steden verwoesten. Hoe bereiden ze zich daar op voor? Je zou denken dat ontwikkelingsland Nepal in de leer moet bij de VS. Maar samen met fotograaf Pieter van den Boogert kwam ik erachter dat het omgekeerde net zo nodig is. Lees hier het artikel terug Hoe maak je de meest aardbevingsgevoelige stad ter wereld veilig? In de hoofdstad van Nepal – die bovenop een gevaarlijke breuklijn ligt – zullen de meeste huizen een aardbeving niet overleven. Dan zou je zeggen: leid architecten op, maak goede bouwvoorschriften en stop er veel hulpgeld in. Maar op bezoek in Kathmandu blijken die oplossingen niet te werken. Hoe kun je dan wel veiligere huizen bouwen? Lees hier het artikel terug Over de fotograaf De fotograaf die de noodhulpsector in beeld bracht, is Pieter van den Boogert. Eerder maakte hij het prijswinnende fotoboek What We Wear, over de kledingindustrie. Bekijk hier eerder werk van Pieter

Deze serie wordt mede mogelijk gemaakt door het en het

Wil je op de hoogte blijven van mijn artikelen? Als correspondent Conflict & Ontwikkeling ben ik op zoek naar manieren om de wereld een beetje beter te maken. Wil je weten wat ik zoal tegenkom op mijn zoektocht? In mijn tweewekelijkse nieuwsbrief tip ik je het beste wat ik lees, zie en hoor over mijn onderwerp. Schrijf je hier in voor mijn nieuwsbrief