Laat het tijdperk van het possibilisme maar aanbreken
Vijfentwintig jaar geleden publiceerde een onbekende filosoof een langdradig essay in een tijdschrift dat vrijwel niemand las.
Francis Fukuyama was zijn naam. Zelden wist iemand de tijdgeest zo op de staart te trappen. Samenvatting: de mensheid heeft zijn eindbestemming bereikt. Nog even, en we zijn allemaal liberaal, democratisch en kapitalistisch. De strijd tussen de wereldbeschouwingen? Verleden tijd. Ideologieën? Nergens meer voor nodig.
Inmiddels zijn er boekenkasten volgeschreven over Fukuyama’s analyse. De meeste reacties, toen en nu, waren negatief. Hoezo einde van de geschiedenis? Volgens de politicoloog Samuel Huntington kwam er juist een nieuwe ‘botsing van beschavingen’ aan. En ook nu, met oorlog in Europa en genocide in Irak, doet Fukuyama’s analyse potsierlijk aan.
Toch moet ik regelmatig denken aan zijn essay, en dan met name aan de laatste alinea. ‘Het einde van de geschiedenis zal een treurige tijd zijn,’ schreef Fukuyama. ‘De […] wereldwijde ideologische strijd die een beroep doet op lef, moed, fantasie en idealisme, zal worden vervangen door economische berekening, het eindeloze oplossen van technische problemen, bezorgdheid om het milieu, en de bevrediging van de steeds verfijndere wensen van de consument.’
Is dat geen haarscherpe beschrijving van onze tijd?
Vrijheid om wat?
Twee eeuwen lang, van 1789 tot 1989, van de Franse Revolutie tot de val van de Muur, verkeerde de wereld in de greep van de Grote Verhalen. Totdat ineens, als bij toverslag, de strijd voorbij leek. Politieke partijen gingen steeds meer op elkaar lijken. De utopie maakte plaats voor de technocratie. Het leek een kwestie van tijd voordat het bestuur van ‘BV Nederland’ aan een consultancybureau zou worden uitbesteed.
Voor jonge mensen is het inmiddels moeilijk te vatten dat er ooit massa’s de straat op gingen om te protesteren tegen de kruisraketten, of tegen de apartheid. Zelf heb ik één keer gedemonstreerd. Dat was toen ik op mijn studiefinanciering dreigde te worden gekort. Aan het einde van de geschiedenis heeft de verbeeldingskracht plaatsgemaakt voor de koopkracht, de overtuiging voor de verveling, de strijdbaarheid voor de apathie. We zijn aangekomen in een soort Luilekkerland en kijken met verwondering terug op het idealisme en fanatisme van onze voorouders.
Anno 2014 weten we vooral wat we niet willen: geen oorlog, geen haat zaaien, geen kalifaat in onze straten.
Vrijheid, democratie en tolerantie - dat is al wat rest. Het zijn sympathieke idealen, daar niet van, maar ze zijn leeg. Ze geven geen richting aan. Anno 2014 weten we vooral wat we niet willen: geen oorlog, geen haat zaaien, geen kalifaat in onze straten. Wat Fukuyama onze ideologische eindbestemming noemde, blijkt het Kinderen voor Kinderen liberalisme te zijn. ‘Lekker je ding doen.’ ‘Gewoon jezelf kunnen zijn’. Visie belemmert het zicht, presteerde een premier het zelfs te zeggen.
En toen zetten we de televisie aan, deze zomer, en zagen we mensen die nog wel geloven. Hysterisch geloven. Mensen die hun idealen opdringen aan anderen. Mensen die zich te buiten gaan aan het gruwelijkste geweld. En we dachten: o ja, dat is waar die utopieën toe leiden. Daarom hebben we onze verhalen bij het grofvuil gezet.
Maar het blijft knagen. We voelen ons machteloos, tandeloos, soms zelfs hopeloos tegenover het fanatisme van de Poetins en Al-Baghdadi’s van deze wereld. Er moet iets verdedigd worden, maar wat ook alweer? En hoe werkt dat, ergens voor gaan staan? Is daar een Facebookgroep voor?
Vijfentwintig jaar na de val van de Muur blijkt dat we het kind met het badwater hebben weggegooid. Vrijheid is meer dan je ding doen. Politiek is meer dan problemen oplossen. Vooruitgang is meer dan stroomlijnen, innoveren en disrupten. We hebben verheffende dromen nodig om weerwoord te bieden aan de gewelddadige blauwdrukken die eens te meer worden verkondigd.
Ergens naartoe modderen
Dit is geen pleidooi voor de hokjesgeest van de Koude Oorlog. Het is een pleidooi voor meer nieuwsgierigheid, en meer collectieve ambitie. De geschiedenis is geen sneltrein waarvan de route al is uitgestippeld. De toekomst is geen zekerheid die wordt voorspeld door trendwatchers en waar wij, flexibel als we zijn, ons slechts aan dienen te conformeren.
We hoeven niet optimistisch of pessimistisch te zijn. We mogen possibilistisch zijn. Het gaat om een simpel, maar cruciaal besef: het kan anders. De wereld waarin we nu leven, het onrecht van vandaag, de inrichting van onze democratie, onze verzorgingsstaat en onze economie – het is allemaal niet vanzelfsprekend. De utopie begint niet met een openbaring, de utopie begint met twijfel. Twijfel aan de status quo.
En natuurlijk: de wereld laat zich niet zomaar hervormen naar de blauwdruk van de fascist of communist, marxist of islamist. Maar dat neemt niet weg dat ideeën de wereld kunnen veranderen. Dat duurt even. Er is geduld voor nodig. Iedere democraat weet dat vooruitgang een modderig proces is. Maar in de afgelopen vijfentwintig jaar zijn we vergeten om een stip aan de horizon te zetten. We modderden in rondjes. We maakten beleid omdat er nu eenmaal beleid moest worden gemaakt. We oefenden macht uit omdat we die toevallig hadden.
Vijfentwintig jaar geleden schreef Fukuyama dat ‘het vooruitzicht op eeuwen aan verveling’ misschien zou helpen om de geschiedenis weer in beweging te zetten. Dat moment is nu gekomen. Het is tijd om opnieuw ergens naartoe te modderen. Het is tijd voor de terugkeer van de utopie.