Waarom terrorisme niet de wereld uit te bombarderen is
Nu ook Nederland het vuur opent op IS in Irak, dringt zich de vraag op of de oorlog tegen terrorisme op deze manier wel te winnen is. Het wordt tijd voor een langetermijnvisie die ons bevrijdt van het schijndilemma: grijpen we in of niet?
Na Afghanistan, Irak, de Taliban, Al-Qaeda, Libië en Syrië wordt momenteel alweer het zevende hoofdstuk in de ‘oorlog tegen terreur’ geschreven: de Verenigde Staten hebben het vuur geopend op de Islamitische Staat (IS) in Syrië en Irak. Naast zes Arabische landen vechten België, Australië, Frankrijk, Canada, Groot-Brittannië, Denemarken en Nederland mee. Laatstgenoemde stuurt zes F-16’s voor bombardementen en 380 militairen. Ook Turkije mengde zich afgelopen week in de strijd.
De strategie die het Westen nu al bijna anderhalf decennium ontplooit tegen het moderne terrorisme is een uitzichtloze en eindeloze
Wie de berichten in de krant, de speeches van wereldleiders en de commentaren van deskundigen de laatste weken heeft gelezen en aangehoord, zal waarschijnlijk de indruk hebben gekregen dat het hier een duivels dilemma betreft. Doen we niets tegen IS, dan krijgt deze gewelddadige groep radicalen vrij spel - met talloze executies en een gruwelijk islamitisch kalifaat tot gevolg. Grijpen we in, dan is de kans op een waterbedeffectenorm: wat je op de ene plek neerslaat, komt op een andere plek net zo hard terug - inclusief de kans dat het overslaat naar Europa of de Verenigde Staten zelf.
En inderdaad, aan de oppervlakte is dat waar we mee te maken hebben. Maar dat is een kant van het verhaal. De andere kant is dat de strategie die het Westen nu al bijna anderhalf decennium ontplooit tegen het terrorisme in het Midden-Oosten, een uitzichtloze en eindeloze is. Een strategie die tot in lengte van dagen zal blijven bestaan uit hetzelfde recept: steeds weer nieuwe radicale groeperingen die ons consequent voor hetzelfde ‘duivelse dilemma’ blijven stellen. Een langetermijnvisie die iets aan de oorzaken van het dilemma verandert, schittert door afwezigheid.
Hoe meer olie, hoe meer westerse bezorgdheid
Wie zo’n langetermijnvisie zou willen schetsen, kan niet anders dan beginnen bij het feit dat het Midden-Oosten een van de olierijkste gebieden ter wereld is. Dit gegeven maakt dat kolonialisme, gewelddadige coups en geografische herschikkingen als een rode draad door de recente geschiedenis van deze regio heen lopen.
Daar komt bij dat de enorme hoeveelheid aanwezige olie een van de voornaamste redenen is en blijft waarom terreur in deze regio überhaupt zo hoog op onze politieke - en daarmee journalistieke - agenda staat.
Natuurlijk, olie is niet de enige reden. Het feit dat Europese jihadisten meevechten in de strijd en wellicht nog radicaler terugkeren dan ze vertrokken, is een legitieme zorg. De morele plicht genocides te voorkomen is absoluut een factor van belang. En dan is er nog de padafhankelijkheid: na zoveel interventies in de regio - in Irak, in Afghanistan, in Libië - kun je niet zomaar rechtsomkeert maken en voortaan doen alsof de terreurdreiging niet langer ons probleem is.
Geen enkele verklaring voor onze bezorgdheid om groepen als IS of Al-Qaeda is volledig zonder ook de olie in de regio er achteraan te noemen
Maar al deze verklaringen zijn niet volledig zonder óók de olie in de regio erachteraan te noemen. In Noord-Korea spelen zich as we speak misdaden tegen de menselijkheid af die minstens zo gruwelijk zijn als die van IS: de morele plicht genociden te voorkomen speelt hier geen rol. Terreurgroepen als de LRA in Congo en de Centraal-Afrikaanse Republiek bedreigen de lokale bevolking minstens zo erg als de Taliban: presidentiële speeches optelevisie worden er niet aan gewijd. Of dichter bij huis: in Griekenland hebben neo-nazistische knokploegen zeven procent van de stemmen gekregen - toch wordt daar niet ingegrepen.
En een flink deel van de verklaring is dat we in onze energiebehoefte niet afhankelijk zijn van Noord-Korea, Congo of Griekenland - en wel van het Midden-Oosten. Een open deur wellicht, maar wel een open deur die de moeite waard blijft in te trappen nu afgelopen week weer is gebleken dat het kabinet de - toch al magere - doelstelling van 14 procent duurzame energie in 2020 niet dreigt te gaan halen. Een feit dat zelden expliciet in verband wordt gebracht met, maar in de praktijk alles te maken heeft met onze kans van slagen in de strijd tegen terreur.
Hoe meer olie, hoe minder economische ontwikkeling
Maar belangrijker nog dan de invloed van de olie op ons, is de invloed van de olie op de regio zelf. Het is namelijk geen toeval dat de landen waar terreur welig tiert en de regimes dictatoriaal van aard zijn, stuk voor stuk oliestaten zijn.
Bekijk eens deze kaart, waarop te zien is hoeveel procent van het bbp bestaat uit olie-inkomsten:
Voor de meeste landen geldt dat zeker een kwart van de economie uit olie-export bestaat en voor landen als Saoedi-Arabië, Irak en Libië is dat respectievelijk 45, 46 en 52 procent. Oftewel: maar liefst de helft van hun economie drijft op het zwarte goud.
Het gevolg is wat in de sociale wetenschap ook wel de hulpbronnenvloek wordt genoemd: het uitblijven van economische en democratische ontwikkeling. Overheden die genoeg hebben aan hun olieinkomsten zijn nauwelijks genoodzaakt te investeren in basale randvoorwaarden voor een functionerende economie, zoals infrastructuur, onderwijs en een rechtsstaat.
Bovendien zijn oliestaten nauwelijks afhankelijk van belastinginkomsten en hoeven ze zich dus ook niets gelegen te laten liggen aan de wensen van het volk. Met name Irak is daar een goed voorbeeld van: niet alleen de helft van het bbp maar ook 90 tot 95 procent (!) van alle overheidsinkomsten is uit de olie afkomstig. Zoals in democratieën de tegeltjeswijsheid geldt: No taxations without representation, zo geldt in oliestaten: No taxation, therefore no representation.
Hopeloosheid voedt religiositeit
De impact van zo’n hulpbronnenvloek kan moeilijk worden overschat. Olie maakt van het Midden-Oosten al decennia lang een economisch onderontwikkelde regio - met zwakke overheden, flinke armoede en substantiële werkloosheid.
Dat heeft op zijn beurt weer twee belangrijke gevolgen. Ten eerste kweekt het een vruchtbare bodem voor (extreme) religiositeit. Het is een uitgebreid gedocumenteerd feit: armoede en religiositeit hangen sterk met elkaar samen. In deze grafiek - waarin het inkomen per hoofd van de bevolking is afgezet tegen de mate waarin mensen zelf zeggen religieus te zijn - is dat goed te zien:
Kijk vooral even naar de bovenkant van de grafiek, waar zowel de armste als meest religieuze mensen wonen: het gros van de landen in het Midden-Oosten is er terug te vinden. Natuurlijk, het zou te kort door de bocht zijn om religie uitsluitend als product van armoede te bezien. Religie kent vele wortels. Maar het ontbreken van een productieve economie die kans biedt op een enigszins voorspelbaar middenklassenbestaan is er zeker een van. Of, je zou het ook andersom kunnen formuleren: secularisering is een welvaartsproduct.
Daar is een goede verklaring voor. Biedt het dagelijkse leven weinig hoop een betere leefomstandigheden, dan biedt religie nog de troost van goddelijke lotsbestemming - nu of in het hiernamaals. Zoals de Amerikaanse filosoof Richard Rorty het ooit formuleerde: ‘When life seems so desperate that you can’t imagine it ever becoming any better, people take refuge into another world.’
Nu hoeft een hoge mate van religiositeit in een samenleving op zichzelf geen probleem te zijn. Sterker nog, het kan ook voor gemeenschapszin en solidariteit zorgen. Maar combineer het met armoede, uitzichtloosheid én een extreem grote jongerenpopulatie die geteisterd wordt door massale werkloosheid en je krijgt een gevaarlijke cocktail.
Een jongerenoverschot voedt sociale onrust
Want dat is de derde belangrijke factor in het Midden-Oosten die we in ogenschouw moeten nemen, willen we ook maar iets begrijpen van de aantrekkingskracht van terroristische organisaties als IS: het Midden-Oosten kampt met een jongerenoverschot. Of: een werkloze-jongerenoverschot.
Kijk eerst even naar deze kaart, waarop de gemiddelde leeftijd van de landen te zien is:
In een oogopslag wordt duidelijk hoe extreem jong deze regio is. Sub-Sahara spant weliswaar de kroon, met een gemiddelde leeftijd die in een flink aantal landen niet hoger is dan achttien tot twintig jaar. Maar het Midden-Oosten doet er niet veel voor onder: gemiddeld is de bevolking daar ergens de 23 en 27 jaar.
Leg vervolgens deze tabel ernaast, en het probleem wordt algauw duidelijk:
Het Midden-Oosten torent er met kop en schouders bovenuit als het gaat om jeugdwerkloosheid: gemiddeld zit bijna dertig procent van de jongeren tussen 15 en 24 jaar zonder betaald werk. Neem als voorbeeld het land dat nu door door onze straaljagers onder vuur wordt genomen: meer dan zestig procent van de bevolking in Irak is jonger dan 25 jaar en daarvan is ruim 30 procent werkloos.
Deze combinatie is wat de Duitse socioloog Gunnar Heinsohn het ‘jongerenoverschot’ noemt: een bevolkingsopbouw waarbij er véél meer jongeren dan banen zijn om ze van de straat te houden. Heinsohns these is dat zo’n jongerenoverschot al vrij snel leidt tot ‘sociale onrust, oorlog en terrorisme,’ vooral als het overschot bestaat uit jonge mannen.
Vindt zo’n jongerenoverschot ook nog eens plaats in een regio die niet alleen arm maar ook nog doortrokken is van extreme religiositeit, dan ligt radicalisering zeker op de loer
Is dat jongerenoverschot ook nog eens aanwezig in een regio die niet alleen arm maar ook nog doortrokken is van religiositeit, dan ligt radicalisering op de loer. Jongeren - Heinsohn wijst met name op de derde en vierde zonen in grote families - die geen baan kunnen vinden, geen uitzicht hebben op een beter bestaan en tegelijkertijd opgroeien in een omgeving waarin religie allesbepalend is, voelen zich snel aangetrokken tot de strijd van een radicale groepering die belooft Gods paradijs op aarde ( ‘kalifaat’ ) te stichten. Veel te verliezen hebben ze in immers niet.
Dat wil niet zeggen dat alle terroristen arm zijn. Integendeel: radicalen hebben niet zelden een gegoede achtergrond en zijn vaak zelfs (hoog-)opgeleid in het Westen. Maar economische uitzichtloosheid voedt wel de aantrekkingskracht van de terroristische ideologie. Het is geen toeval dat groeperingen zoals IS, naast het confisqueren van de oliebronnen, altijd als eerste basale maatschappelijke diensten verlenen om steun en vertrouwen onder de bevolking te winnen. Ze delen voedsel uit, verlenen eerste hulp en regelen het verkeer.
Laat er geen misverstand over bestaan: IS-strijders zijn radicalen die op brute wijze onthoofden en onderdrukken. Maar ook: radicalen die opereren in, en hun bestaansrecht ontlenen aan, een maatschappelijk vacuüm dat alleen kan ontstaan in een land waar de overheid, de rechtsstaat en de economie weinig om het lijf hebben.
Het duivelse schijndilemma
Samenvattend hebben we dus te maken met een regio die economisch en maatschappelijk onderontwikkeld is gebleven sinds het hofleverancier is van onze olie en kampt met een enorme groep jonge, werkloze jongeren die weinig hoop hebben op een betere toekomst, in een omgeving waarin orthodoxe religie als de voor de hand liggende uitweg geldt.
Bombardementen verwoesten niet alleen trainingskampen van terroristen - ze verwoesten ook levens, culturen en toekomstperspectieven
Voeg daar ook nog eens een periodiek bombardement van westerse straaljagers aan toe en het is niet moeilijk te begrijpen dat de ‘oorlog tegen terrorisme’ zoals het Westen die nu al ruim een decennium voert, weinig meer is dan een strijd zonder eind.
Dat zulke bombardementen het terrorisme op korte termijn misschien tegengaan, maar op de langere termijn altijd verergeren, is een feit waar zo’n beetje alle inlichtingendiensten ter wereld al jaren voor waarschuwen, maar waarvoor je in het publieke debat algauw wordt afgestraft als je het te berde brengt: zoiets zou immers suggereren dat wij ‘schuld’ hebben aan de terreurdaden van anderen. Maar vergis je niet: die bombardementen verwoesten niet alleen trainingskampen van terroristen - ze verwoesten ook levens, culturen en toekomstperspectieven.
Zou het Westen werkelijk gecommitteerd zijn iets te doen aan terreur, dan zou het debat erover in de eerste plaats niet moeten worden gereduceerd tot het duivelse schijndilemma waar het nu al dertien om draait: ingrijpen of niks doen?
De vraag is eerder: hoe verduurzamen we onze economie zodat we met onze oliedollars en -euro’s niet precies die dictaturen en groeperingen blijven financieren die we vervolgens met onze almaar stijgende defensiebudgetten denken te kunnen verslaan? En: hoe zorgen we ervoor dat het Midden-Oosten zich kan ontwikkelen tot een regio met een middenklasse die haar rechten op kan eisen en een jongerenpopulatie die voor zijn toekomst niet op wapens aangewezen is?
Wat is het alternatief? Terreur blijven financieren tot de olie op is? De surveillancestaat blijven uitbouwen tot de vrijheid die we zeggen te willen beschermen niet meer bestaat?
Dat zijn, inderdaad, geen kleine vragen. Oliestaten met kunstmatig getrokken grenzen zich laten ontwikkelen tot broeinesten van welvaart en democratie in plaats van terreur, is een kwestie van de langst denkbare adem.
Maar wat is het alternatief? Terreur blijven financieren tot de olie op is? De surveillancestaat blijven uitbouwen tot de vrijheid die we zeggen te willen beschermen niet meer bestaat? Het dreigingsniveau blijven verhogen totdat niemand meer op schoolreisje durft te gaan? Defensiebudgetten blijven verhogen tot het schuldenplafond is bereikt?
Dat klinkt misschien als retoriek, maar bedenk: veiligheidsmaatregelen - of het nu gaat om F-16’s sturen, militairen in uniform de trein uitjagen of Syriëgangers hun paspoort afnemen - zijn een gebed zonder eind. Want, zo merkte de Amerikaanse veiligheidsdeskundige Bruce Schneier al eens haarscherp op: veiligheidsmaatregelen zijn een piramide die eindeloos op-, maar nooit afgebouwd worden. Een politicus zal nooit voorstellen om een veiligheidsmaatregel terug te draaien: je kunt dan immers alleen nog ongelijk krijgen.
Een openluchtgevangenis is dus gauw gebouwd. Toch is dat het pad waar we ons nu al bijna vijftien jaar op begeven. Een pad zonder eindpunt, behalve dan: meer angst, meer schulden en meer controlestaat.
Wat hebben wij eigenlijk te verliezen?
Correctie: Eerder noemde ik het aantal van 130 Nederlandse militairen die zouden worden uitgezonden. Dat moet 380 zijn. Ook vergat ik de deelname van Groot-Brittannië en Denemarken te noemen.