De balans na een week vol groene gebaren
Met een wereldwijde mars tegen fossiele brandstoffen, een VN-top over klimaatverandering en een duurzame bekering van de Rockefeller-broers leek afgelopen week de groenste week in de moderne geschiedenis. Maar was het wel zo’n groot succes? En wat kunnen we verwachten als de wereld het volgend jaar eens moet worden over een nieuw klimaatverdrag? Ik maak de balans op na een week vol groene gebaren.
Zondagavond varen afgeladen pontjes, vol actievoerders met spandoeken en groene hesjes, af en aan. Aan de noordoever van het Amsterdamse IJ is de Climate March in volle gang. De demonstratie, georganiseerd door groene actiegroep Urgenda, blijkt een bonte verzameling van vrienden van het klimaat. Greenpeace heeft iemand meegenomen in een ijsberenpak, leden van Milieudefensie zijn verkleed als pinguïn en er loopt een mevrouw met een zwartgeblakerde BABY born op haar rug in een poging uit te beelden wat er met onze kinderen zal gebeuren wanneer we overstappen op kernenergie.
Het is een vrolijk geïmproviseerde bedoening, de presentator van de avond probeert een op het podium gehesen kleuter te laten zeggen ‘Ik wil een toekomst!’ De kleuter weigert. Maar dat mag de sfeer niet bederven. Hier, in de schaduw van de voormalige Shell-toren, maken de demonstranten een statement: niemand kan zich nog van den domme houden over klimaatverandering; we weten dat het gebeurt, we zijn er zelf bij en we kunnen er nu nog wat aan doen.
De mars in Amsterdam vindt gelijktijdig plaats met andere klimaatmarsen in westerse hoofdsteden. Zo willen de demonstranten mondiale publieke druk zetten op de politici die twee dagen later, op dinsdag, bijeenkomen om in New York onder de vlag van de VN te praten over het klimaat.
Een historische gebeurtenis
Op uitnodiging van secretaris-generaal Ban Ki-moon, proberen wereldleiders als Barack Obama, Dilma Rousseff en David Cameron een nieuwe impuls te geven aan de voortpruttelende onderhandelingen over een wereldwijd klimaatverdrag.
De Rockefellers-beweging wordt steeds groter: bedrijven en investeerders, bijvoorbeeld pensioenfondsen, halen hun geld uit fossiele bedrijven
Alle leden van de VN moeten volgend jaar in Parijs het vervolg op de Kyoto-akkoorden tekenen. En vrijwel niemand is er gerust op dat het zal lukken.
Daarom is het groot nieuws wanneer een dag later de activisten en politieke steun uit onverwachte hoek ontvangen. De gebroeders Rockefeller, erfgenamen van de Rockefellers die honderd jaar geleden onvoorstelbaar rijk werden door het pertroleumbedrijf Standard Oil, kondigen aan dat hun Rockefeller Brothers Fund hun belangen in de fossiele industrie van de hand zullen doen. Een ronduit historische gebeurtenis.
In een persbericht kondigen de broers aan te zullen ‘diversteren.’ Ze volgen daarmee een beweging die steeds groter wordt: bedrijven en investeerders, bijvoorbeeld pensioenfondsen, halen hun geld uit fossiele bedrijven. Aangespoord door actievoerders vrezen beleggers dat ondernemingen als Shell en Esso binnenkort niets meer waard zijn omdat onder druk van steeds strenger wordende klimaatmaatregelen hun fossiele reserves niet meer verbrand of verkocht kunnen worden.
Afwezigen: China en India
Nader onderzoek van The New Yorker laat zien dat de keuze van de Rockefellers niet al te radicaal is. Ze beloven expliciet te stoppen met investeren in bedrijven die graven naar steenkool of olie winnen uit ‘teerzanden.’ Een slimme keuze, want de steenkoolindustrie is zowel in Amerika als in China op z’n retour, zodat de mondiale prijs van steenkool blijft dalen, en teerzandexploitatie is een zeer kostbare wijze om olie te winnen. Over divesteren uit andere, rendabele fossiele investeringen blijft het fonds vaag.
Dinsdag kleurde de top van het Empire State Building toepasselijk groen en begonnen de wereldleiders met een ronde toespraken op de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. De ronkende speeches van Obama, van de weduwe van Nelson Mandela en van Leonardo DiCaprio waren mooi, en aangrijpend - interessanter was echter de vraag wie er géén speech hield.
China’s president Xi Jingping schitterde in afwezig en stuurde zijn vicepremier. Een andere opvallende afwezige was de onlangs nieuw aangetreden premier van India, Narendra Modi.
Dat voorspelt weinig goeds. Bij de vorige belangrijke klimaattop in Kopenhagen in 2009 waren het ook al India en China die geen interesse hadden in strenge klimaatafspraken. De Verenigde Staten kregen toen in de media de schuld van het mislukken van de top, terwijl China achter de schermen tegen vrijwel alles nee zei. Zelfs een voornemen van de EU en de VS om hun eigen CO2-emissies terug te dringen, werd door de Chinese onderhandelaar gedwarsboomd. De Chinezen wilden toen niet dat het Westen een goede sier zou maken met groene maatregelen; Peking vreesde dat wanneer China straks net zo ontwikkeld zou zijn als het Westen, het onder publieke druk mee moest gaan doen met het terugdringen van de uitstoot.
Groene gebaren
Toch is er hoop voor de klimaattop in Parijs volgend jaar.
China heeft de meeste emissies van alle landen ter wereld, maar is inmiddels ook wereldwijd de grootste investeerder in windmolens en zonnepanelen. De talloze kolencentrales in het land verstikken langzamerhand de steden in smog en de leiders van het land komen in beweging. Vicepremier Zhang Gaoli beloofde in New York dat China de komende jaren ambitieuze maatregelen zal treffen. Het land wil 40 tot 45 procent van zijn emissies terugdringen ten opzichte van 2005.
We zagen deze week dus een hoop beloftes, een hoop groene gebaren.
Het is een goede zaak om van je te laten horen, om je eigen regering bij de les te houden, door bijvoorbeeld mee te lopen in een klimaatmars. Maar de sleutel tot een geslaagde top in Parijs in 2015 ligt in de handen van de Chinese communistische partij. En daar houden ze niet zo van demonstraties.