Klimaatverandering vraagt om een wereldwijde volksbeweging
Het dogma van economische groei zit oplossingen voor het klimaatprobleem in de weg, schrijft journalist en activist Naomi Klein in haar nieuwe boek This Changes Everything. Alleen een massale volksbeweging kan het tij keren. Hoe precies? Door deze vijf strategieën te volgen.
In december 1973 verscheen premier Joop den Uyl op televisie om het volk toe te spreken. Hij keek ernstig. Nederland was een maand eerder slachtoffer geworden van een olieboycot van Arabische olieproducerende landen. Zij wilden westerse regeringen straffen voor hun steun aan Israël tijdens de Jom Kippoeroorlog.
De Nederlandse regering vreesde economische stagnatie en kwam in actie. Den Uyl introduceerde de autoloze zondag, informeerde de bevolking dat benzine alleen nog op de bon te krijgen was en dat de maximumsnelheid omlaag ging. Minister van Economische Zaken Ruud Lubbers raadde burgers aan de verwarming laag te zetten en vroeg naar bed te gaan om brandstof te besparen. De bevolking werkte mee, want: het was crisis.
Later bleek het met die ‘crisis’ reuze mee te vallen – de olie raakte nooit echt op. Maar het overheidsoptreden was veelzeggend. Als de economische groei wordt bedreigd omdat de toevoer van fossiele brandstoffen stokt, zijn regeringsleiders bereid om zeer impopulaire maatregelen te nemen. ‘We zullen ons blijvend moeten instellen op een levensgedrag met een zuiniger gebruik van grondstoffen en energie,’ zei Den Uyl.
Op het dossier klimaatverandering zien we zelden zulk overheidsingrijpen. Dat is vreemd. We weten inmiddels dat we te maken hebben met een probleem van planetaire proporties. Een probleem dat ons nu al veel geld kost. In de afgelopen vijf jaar zorgden weerrampen als gevolg van klimaatverandering al voor 500 miljard dollar aan schade, zo becijferde OxfamNovib.
En de problemen die nog zullen komen zijn bekend: toenemende weersextremen, tegenvallende oogsten, een stijgende zeespiegel en de verspreiding van ziektes die gedijen in een warmer klimaat, met als klap op de vuurpijl, sociale onrust en massale migratie als gevolg van het voorgaande.
En toch doen overheden niet wat nodig is.
In haar boek over klimaatverandering, This Changes Everything, zoekt de vooraanstaande Canadese journalist/activist Naomi Klein de oorzaak van onze collectieve inertie bij het kapitalisme. Overheden kunnen niet doen wat nodig is, schrijft Klein, omdat ze zichzelf en elkaar gevangen houden in de wurggreep van economische groei. Het is nu eenmaal erg moeilijk om het gebruik van grondstoffen te beperken en radicaal in te grijpen om de CO2-uitstoot terug te brengen, als je speelruimte wordt bepaald door koopkrachtplaatjes, handelsverdragen, het bbp en bedrijven die zo ongeveer alle milieuregulering aanvechten.
Actie van onderop
De verandering zal dus van onderop moeten komen, stelt Klein. ‘Klimaatverandering heeft van onze leiders nooit die crisisbehandeling gekregen, ondanks het risico dat het heel wat meer levens zou kunnen kosten dan omgevallen banken of gebouwen,’ schrijft ze. ‘Het is duidelijk dat wat als crisis wordt gedefinieerd evenzeer een uiting is van macht en prioriteiten als van onomstotelijke feiten. Maar we hoeven niet aan de kant te blijven staan: politici zijn niet de enigen die de macht hebben een crisis af te kondigen. Volksbewegingen kunnen dat ook.’
Klein heeft alle onvrede over economische ongelijkheid, sociaal onrecht en achteloze uitbuiting van de planeet samengebracht in één coherent betoog, met een oproep tot actie als toetje
Zo’n beweging is er nog niet. Bill McKibben, een prominent Amerikaans klimaatactivist, zei vorige week in gesprek met The New Yorker dat de klimaatbeweging alles heeft – wetenschappers, lobbyisten en beleidsmakers – behalve de massale steun die hoort bij een echte volksbeweging. De wereldwijde ‘mars’ voor het klimaat vorige week, waar McKibben en Klein nauw bij betrokken waren, kan dus worden gezien als de eerste serieuze manifestatie van deze nieuwe beweging.
Naomi Klein heeft doelbewust het handboek voor de klimaatbeweging-to be geschreven. Ze heeft in feite het werk afgemaakt wat Occupy heeft laten liggen, namelijk alle onvrede over economische ongelijkheid, sociaal onrecht en achteloze uitbuiting van de planeet samenbrengen in één coherent betoog, met een oproep tot actie als toetje.
This Changes Everything is het lezen meer dan waard: het is een vlijmscherp, veelomvattend en hoopgevend boek, ondanks de apocalyptische omvang van het probleem ter sprake. In dit stuk richt ik mij op de vijf strategieën die gezamenlijk een goede indruk geven van de richting die we volgens Klein op moeten, willen we dit probleem daadwerkelijk oplossen.
1. Doe de vuile aandelen van de hand
De fossiele brandstofbedrijven moeten kapot, dat is een rode draad in het boek. Ze hebben de mond vol van duurzaamheid en van de hoogwaardige technologie die ze gebruiken om naar olie en gas te boren. Maar we weten zeker dat de hoeveelheid olie, gas en kolen die ze van plan zijn uit de grond te halen, het klimaat volledig zullen destabiliseren. ‘Ja,’ schrijft Klein, ‘zeer geavanceerde technologie maakt dit allemaal mogelijk, maar het is geen innovatie, het is waanzin.’
We moeten het (resterende) maatschappelijke draagvlak van de fossiele industrie afbreken, aldus Klein
Bedrijven als Shell, BP en ExxonMobil hebben – zeker na de olieramp in de Golf van Mexico – geen al te best imago. Maar ze zwemmen in het geld en het hooggeschoolde personeel. Ze zijn een doodnormale gesprekspartner van overheden en veel wetenschappers vinden het prima om onderzoek voor ze te doen.
Daar moet verandering in komen, schrijft Klein. We moeten het (resterende) maatschappelijke draagvlak van de fossiele industrie afbreken. Daar kan iedereen aan meedoen, want via onze spaarrekeningen en onze pensioenfondsen zijn we (bijna) allemaal aandeelhouder van de fossiele industrie.
Het geld dat vrijkomt als grote aandeelhouders en investeerders onder publieke druk hun fossiele belangen verkopen, kan worden geïnvesteerd in de klimaatvriendelijke energievoorziening van morgen. Dat de steenrijke familie Rockefeller, die een fortuin verdiende in de olie, deze stap al heeft gezet, is van grote symbolische waarde.
2. Blokkeer lokaal de fossiele energieprojecten
Boringen in de diepzee, oliewinning uit teerzanden, gaswinning uit ‘brandbaar ijs’ op de bodem van de oceaan – de industrie houdt maar niet op. En dat terwijl we nog tientallen jaren verder kunnen met de reeds bekende, conventionele voorraden aan olie, gas en kolen – lang genoeg om schone alternatieven op grote schaal te ontplooien.
Tijd dus om de steeds extremere fossiele energieprojecten een halt toe roepen, want voordat we het probleem kunnen oplossen, moeten we stoppen het nog erger te maken.
In Nederland is het moratorium op schaliegasboringen, afgedwongen na sterk lokaal verzet, een goed voorbeeld van wat Klein ‘Blockadia’ noemt: wereldwijd lokaal protest tegen nieuwe fossiele energieprojecten. De veelbesproken strijd in de Verenigde Staten tegen de Keystone XL-pijpleiding is een ander goed voorbeeld – een besluit over de aanleg van de pijp die ruwe olie uit Canada naar de Golf van Mexico moet vervoeren, is al jaren uitgesteld.
Klein veegt alle voorbeelden bij elkaar om te laten zien dat lokaal verzet tegen één kolencentrale of tegen één olieterminal wel degelijk uitmaakt.
Het deed me denken aan There Will be Blood, het olie-epos van Paul Thomas Anderson, met Daniel Day-Lewis in de hoofdrol van de oliemagnaat Daniel Plainview. In een veelzeggende scène komt Plainview erachter dat hij een cruciaal stuk land, dat hij nodig heeft voor een pijpleiding naar de zee, niet bezit. Zijn plan voor expansie hing nu juist af van die pijp.
‘What is this!?’ briest hij tegen zijn makelaar, die het had moeten regelen. ‘Why don’t I own this!?! WHY DON’T I OWN THIS!!!’ Plainview belichaamt de mentaliteit van het fossiele kapitalisme: dat het allemaal niet opkan, dat we altijd nog de teerzanden in Canada kunnen ontginnen. Blokkades voor nieuwe projecten zijn een manier om deze mentaliteit te breken, betoogt Klein.
3. Ontwikkel een alternatief ideologisch denkraam
Dat zijn eerste stappen: blokkades opwerpen en geld uit de fossiele industrie elders investeren. Om de politieke ruimte voor klimaatbeleid te vergroten moet de klimaatbeweging bovendien een alternatief wereldbeeld neerzetten, schrijft Klein, ‘dat het kan opnemen tegen het [kapitalistische, JM] wereldbeeld waardoor de ecologische crisis is veroorzaakt.’
De waarden die het kapitalistische systeem kenmerken – individualisme, dominantie en hiërarchie – moeten we inruilen voor hun tegendeel: onderlinge afhankelijkheid, wederkerigheid en samenwerking. We moeten bovendien afrekenen met ‘het culturele verhaal dat de mens de aarde beheerst, en niet andersom.’
Wij zijn het product van een ideologie die ons te vaak heeft geleerd dat we weinig meer zijn dan individualistische, bevrediging zoekende, egoïstische eenlingen
Daarvoor moeten we ook onszelf opnieuw uitvinden. ‘Wij zijn het product van onze tijd en van de heersende ideologie,’ schrijft Klein. ‘Een ideologie die ons te vaak heeft geleerd dat we weinig meer zijn dan individualistische, bevrediging zoekende, egoïstische eenlingen.’ We wonen in de wereld die het neoliberalisme heeft gebouwd, wat in de praktijk betekent dat wij, ‘ondanks al ons gemopper, getwitter, geflashmob en ge-occupy, met zijn allen de instrumenten missen waarmee de vroegere hervormingsbewegingen zijn opgebouwd en ondersteund.’
Dat we als collectief problemen kunnen oplossen, is op de achtergrond geraakt toen het vrijemarktdenken zo ongeveer alle delen van ons leven in bezit nam. Juist toen we de sterke collectieve instituties nodig hadden, werden die stapsgewijs verzwakt door bezuinigingen (denk aan het hoger onderwijs) of gemarginaliseerd (denk aan de vakbeweging).
‘Om al deze redenen zal elke poging om de klimaatuitdaging het hoofd te bieden vruchteloos zijn,’ stelt Klein, ‘tenzij die poging wordt begrepen als onderdeel van een veel bredere ideologische strijd, van een proces waarin het collectief, de gemeenschap, gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, beschaving en burgerschap opnieuw worden opgebouwd en uitgevonden, na zo veel jaren van verwering en verwaarlozing.’
We moeten dus strijden voor de publieke zaak – ‘of dat nu een bedreigde bibliotheek is, een openbaar park, een studentenbeweging die kosteloos onderwijs eist, of een beweging voor de rechten van immigranten die strijdt voor waardigheid en meer open grenzen.’ De kleine en grote overwinningen in deze gevechten vergroten het zelfvertrouwen van de groepen mensen die de klimaatbeweging moeten gaan dragen, is de redenering. Of deze mensen zichzelf ook als klimaatstrijders willen zien, is overigens een kwestie waar Klein volstrekt aan voorbij gaat.
4. Dwing een basisinkomen af
Iedereen die voor een rechtvaardiger economisch systeem vecht, hoort wat Klein betreft bij de klimaatbeweging. Zo komt ze ook te spreken over een kwestie die correspondent Rutger Bregman hier al veelvuldig aan de orde heeft gesteld: het basisinkomen – in Kleins woorden een ‘erkenning van het feit dat het systeem geen volledige werkgelegenheid kan realiseren en dat het contraproductief is om mensen te dwingen werk te doen dat enkel de consumptie aanwakkert.’
Armoede is een belangrijke reden dat mensen überhaupt overwegen ‘hun gezondheid op te offeren zodat oliemaatschappijen teerzandolie kunnen raffineren en gasbedrijven nog een boorput kunnen slaan,’ schrijft Klein. ‘Niemand wil dat zijn water vervuild raakt of zijn kinderen astma krijgen. Maar je kunt erop rekenen dat radeloze mensen redeloze dingen doen – en daarom is het in ons aller belang dat we voor elkaar zorgen, zodat veel minder gemeenschappen voor die onmogelijke keuzes komen te staan.’
Dit betoog is relevant in het Westen, maar ook ver daarbuiten, omdat de grootste reserves van fossiele brandstoffen zich in de armste delen van de wereld bevinden. Wie geen geld heeft, zal al gauw akkoord gaan met ontginning van zijn land. ‘Het bestrijden van ongelijkheid op alle fronten moet worden opgevat als een van de belangrijkste strategieën in de strijd tegen de klimaatverandering.’
In westerse landen is een basisinkomen volgens Klein een goed idee omdat er dan meer tijd en energie vrijkomt om te investeren in die delen van onze samenleving waar veel welvaart te halen is zonder al te veel fossiele brandstoffen te verbranden. Denk aan: de gezondheidszorg, het onderwijs en de kunsten.
5. Leg verbanden tussen ogenschijnlijk ongerelateerde problemen
Klimaatverandering is ‘een crisis die zich van nature langzaam voltrekt en bijzonder plaatsgebonden is,’ schrijft Klein. We moeten dus goed opletten om het te zien gebeuren, want vaak is de verandering alleen ‘zichtbaar in het vroege bloeien van een bepaalde bloem, een ongewoon dun laagje ijs op een meer, de latere aankomst van een trekvogel.’ Wie ziet zoiets nog?
De klimaatbeweging kan snel gaan groeien als ze telkens het verband legt tussen ‘ogenschijnlijk ongelijksoortige gevechten’
Op andere momenten deelt het klimaat harde klappen uit, rampen die ons allemaal kunnen treffen maar die we niet noodzakelijkerwijs met elkaar verbinden. Dat moeten we vaker gaan doen, zegt Klein.
Twee eeuwen lang zijn we er in het Westen in geslaagd de nevenschade van ons economisch systeem op anderen en op de aarde af te schuiven, maar nu zijn volgens Klein de grenzen bereikt. ‘Ongekend hevige branden leggen huizen in de buitenwijken van Melbourne in de as, het water van de hoog opgestuwde Theems laat huizen in de omgeving van Londen onder water lopen, en superorkaan Sandy verandert de metro van New York in een kanalenstelsel. De barrières die zelfs de meest bevoorrechte groepen in de samenleving hebben opgericht om de natuur buiten de deur te houden, beginnen onmiskenbaar te bezwijken.’
(Dit is een cynisch dieptepunt in een boek dat verder zo zijn best doet, en slaagt, om hoopgevend te zijn. Kennelijk hebben we steeds heftiger rampen nodig om ons ten volle bewust te worden van het probleem.)
We moeten het geheel willen overzien. Het is niet alsof uitwoning van de aarde niet de enige tekortkoming van het kapitalisme is, zegt Klein: kijk maar naar de economische ongelijkheid, kijk maar naar de publieke sfeer die verpietert.
De klimaatbeweging kan snel gaan groeien als ze telkens het verband legt tussen ‘ogenschijnlijk ongelijksoortige gevechten’ – ‘bijvoorbeeld door erop te wijzen dat de logica van mensen die zeggen dat je eerder op pensioenen, voedselbonnen en gezondheidszorg moet korten dan de belastingen voor de rijken verhogen, dezelfde logica is die liever het fundament van de aarde opblaast om het laatste wolkje gas en de laatste druppels olie te bemachtigen dan de overstap naar hernieuwbare energie maakt.’
Als we falen, falen we tenminste samen
Bij vlagen is Kleins betoog benauwend. Ze heeft het klimaatprobleem groter gemaakt door te stellen dat ons hele economische systeem een destructieve bende is. De enige actie die dan nog zinvol is, is tegen het systeem gericht – en gaat in This Changes Everything gepaard met nogal wat oorlogsmetaforen. Wie daar niet in mee wil gaan, is misleid door het neoliberalisme – Klein zegt dat nergens letterlijk, maar het is wel het logische eindpunt van haar redenering. Een laagdrempelige uitnodiging om je bij een beweging aan te sluiten, kun je dit niet noemen.
Het verfrissende aan This Changes Everything is dat Klein de oplossingen niet zoekt in de individuele sfeer. Ze zegt niet alleen dat minder consumeren en verantwoord winkelen niet genoeg is
Toch zegt Klein iets wat iedereen al lang weet: een economie die eindige brandstoffen nodig heeft om te groeien, loopt hoe dan ook een keer tegen zijn grenzen aan. Het verfrissende aan This Changes Everything is dat Klein de oplossingen niet zoekt in de individuele sfeer. Ze zegt niet alleen dat minder consumeren en verantwoord winkelen niet genoeg is en dat we het structureler moeten aanpakken, maar ook dat we er niet alleen voor staan. ‘The end of the world as we know it, after all, is not something anyone should have to face on their own.’
De toenemende klimaatrampen en de toenemende weerstand die de fossiele industrie oproept door steeds extremere projecten te starten, zou iedereen genoeg reden moeten geven om in actie te komen en zich op de een of andere manier te verbinden aan de klimaatbeweging. Klein haalt tot slot nog een klassieke truc uit om twijfelaars te overtuigen: mochten we er niet in slagen catastrofale klimaatverandering te voorkomen, dan wordt de wereld alsnóg beter – rechtvaardiger, eerlijker, schoner – door het uitvoeren van deze progressieve agenda.
Den Uyl zei dat in 1973 ook al, trouwens. ‘We zullen ons blijvend moeten instellen op een levensgedrag met een zuiniger gebruik van grondstoffen en energie. Daardoor zal ons bestaan veranderen. Bepaalde uitzichten vallen daardoor weg. Maar ons bestaan hoeft er niet ongelukkiger op te worden.’
Dat bleek te kloppen: de winter van de oliecrisis die geen crisis was, kwam bekend te staan als de tijd waarin de ‘ouderwetse gezelligheid’ korte tijd in Nederland terugkeerde.