Van het EU-front geen nieuws
In de nacht van 22 september begonnen Amerikaanse en Arabische oorlogsvliegtuigen aan een poging terreurorganisatie Islamic State uit te schakelen. Ook Nederland wil meedoen aan de strijd. Het zal zes F-16’s leveren en driehonderdtachtig militairen uitzenden. Die moeten Koerdische en Iraakse militairen bijstaan met training en advies.
Net als Nederland sloten andere Europese landen - Groot-Brittannië, België, Denemarken - zich bij de campagne tegen IS aan. Op eigen houtje. Zonder dat de Europese Unie zich uitsprak over de wenselijkheid van het militaire ingrijpen en de rol die ze daarin wilde spelen.
Zeker, op 25 september hield Herman Van Rompuy, de voorzitter van de Europese Raad, een toespraak bij de Verenigde Naties. Hij zei: ‘When the values we share are under pressure, when the order of things seems to be unraveling, we must act.’ Ware woorden. Maar over hoe we moeten handelen en over de vraag of het militaire ingrijpen waar de gelegenheidscoalitie nu aan is begonnen perspectief biedt op vrede in de toekomst, zweeg hij in alle talen.
De EU moet een ‘strong global actor’ worden en het gezamenlijke veiligheids- en defensiebeleid versterken. Eind juni stelde de Europese Raad dat nog als een topprioriteit vast. Maar op het moment dat ook Europese landen meedoen aan een militaire interventie waarvan de ongewisse gevolgen zich waarschijnlijk nog vele jaren zullen doen voelen, handelen de lidstaten naar eigen goeddunken en geeft de EU niet thuis.
Vice-premier Asscher over de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS De toespraak van Herman Van Rompuy bij de Verenigde Naties