Dieuwertje excelleert. Aan het eind van 4 vwo stond zij acht 10’en op haar rapport. Nu, in 5 vwo, volgt ze een profiel met scheikunde, natuurkunde én biologie en doet zij Duits, aardrijkskunde en geschiedenis ‘erbij.’

Dieuwertje is wat bij ons op school een ‘TOM-leerling’ wordt genoemd, omdat het reguliere onderwijs te weinig uitdaging biedt, hij of zij naast school op hoog niveau sport of heel goed klarinet kan spelen. Als Dieuwertje de toetsen maar maakt, hoeft ze niet alle lessen te volgen. Ook volgt ze alvast een aantal masterclasses op de universiteit. Dit jaar, een jaar voor haar eindexamenjaar, sluit ze Grieks, wiskunde en Duits al af. Na haar eindexamen wil ze graag studeren aan het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology (MIT). En als dat niet lukt, dan maar Cambridge.

Hoger op de lijst

Voor leerlingen als Dieuwertje is de afgelopen jaren veel meer mogelijk geworden. Moesten zij een jaar of tien terug nog met 29 andere leerlingen de uit hun hoofd opdreunen, vandaag de dag wordt ingezien dat dat voor deze leerlingen in ieder geval weinig zin heeft. Daarom kwam het ministerie van Onderwijs Cultuur & Wetenschap onlangs met het , een Kamerbrief met ruim twintig maatregelen om de beste leerlingen op maat te bedienen. Bedrijven zouden beurzen moeten geven aan toptalenten en leerlingen zouden vakken op hoger niveau of sneller af moeten kunnen ronden zodat zij ruimte overhouden voor extra lesstof. Ook zou staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs, VVD) graag zien dat zij hun middelbareschooldiploma cum laude kunnen halen. En dat excellerende leerlingen voortaan ook twee jaar eerder dan gebruikelijk eindexamen mogen doen.

Onderwijs op maat om hoger op de ranglijst te staan. Nou, vooruit dan maar





Die roep om excellentie komt niet uit het niets. blijkt namelijk keer op keer dat Nederland als het gaat om het niveau van de zwakste leerlingen. Zo halen vrijwel alle leerlingen in groep 6 het basisniveau op het gebied van leesvaardigheid, rekenen en natuuronderwijs. In het voortgezet onderwijs scoren Nederlandse leerlingen nauwelijks in de laagste categorieën op diezelfde onderdelen.

De winst is te behalen aan de top. Slechts 3 tot 7 procent van onze basisschoolleerlingen haalt het hoogste niveau op de getoetste vaardigheden. Ter vergelijking: in Groot-Brittannië is dit 18 procent. In het voortgezet onderwijs scoort een gemiddeld aantal leerlingen in de hoogste categorieën: in wiskunde en natuurwetenschap zijn het er iets meer dan gemiddeld, maar op leesvaardigheid iets minder. Niet genoeg om tot de wereldtop te behoren.

Die lijstjes zijn belangrijk voor het ministerie. Staatssecretaris Dekker liet in NRC Handelsblad optekenen: ‘Over vier jaar moet Nederland hoger op de ranglijst staan, daar mag u mij op afrekenen.’

Onderwijs op maat om hoger op de ranglijst te staan. Nou, vooruit dan maar.

Foto: Hollandse Hoogte

Wij zijn de 16 procent

Op het eerste gezicht lijkt de focus op excellentie dus politiek gestuurd. We moeten hoger in het ranglijstje komen te staan, het liefst concurreren met Aziatische landen. Om dat doel te bereiken moeten ‘toptalenten’ meer uitgedaagd worden.

Maar er is meer aan de hand, en daar kunnen we inzicht in krijgen wanneer we kijken naar het opleidingsniveau van de Nederlander in de afgelopen honderd jaar. Dat opleidingsniveau is hieronder weergegeven.

Bron: Dissertatie Nicole Tieben (2010). Illustratie: Momkai

Ik beperk me tot de toppen van de grafiek: het percentage leerlingen dat op het vwo zit. Dat percentage schommelt al sinds 1927, met een terugval in de naoorlogse jaren, rond de 16 procent. Juist die stabiliteit is opmerkelijk. Gegevens over de periode die in bovenstaande grafiek ontbreekt, van 1998 tot nu, leveren namelijk op:

Bron: Referentieraming OCW 2014. Illustratie: Momkai

We zien dat het vmbo krimpt en dat het percentage leerlingen op de havo en het vwo stijgt. Maar opvallender: het percentage vwo’ers ligt, zoals gedurende vrijwel de hele twintigste eeuw, niet meer rond de 16 procent, maar is langzaamaan . De verwachting is bovendien dat dit percentage nog verder zal toenemen.

Worden wij slimmer?

De logische vervolgvraag is dan of wij inderdaad slimmer worden. Die vraag is moeilijk te beantwoorden, omdat de criteria voor wat slim-zijn inhoudt met de jaren veranderen. Mijn ouders zijn betere hoofdrekenaars dan ikzelf, maar ik moet mijn moeder op mijn beurt uitleggen dat er een eenvoudigere manier is om het internet te starten dan via Word de map Favorieten te openen.

Hoe toets je zoiets dus?

Ik kan mijn leerlingen in 6 vwo een eindexamen van veertig jaar geleden laten maken en schrikken van de resultaten, zoals regelmatig gebeurt, maar als ik de groep die destijds dat eindexamen maakte het examen 2014-2015 voorleg dan zou mijn schrik weleens even groot kunnen zijn. Daar komt bij dat zestigers, nu ja, zestig zijn, en misschien niet meer zo helder van geest zijn als toen zij veertig jaar terug in de examenbanken zaten. We zitten met een praktisch probleem.

Wat we wel weten, is dat het iq van de mens per decennium zo’n 3 à 5 iq-punten toeneemt. Dit verschijnsel staat bekend als het Flynn-effect, naar de Nieuw-Zeelandse psycholoog James Flynn die het verschijnsel als eerste beschreef. Het gemiddelde van een iq-test wordt altijd op honderd gesteld, en wanneer men enkele jaren later nieuwe normen berekent dan blijkt het dat deze strenger worden: men moet meer vragen correct beantwoorden voor eenzelfde iq-score.

De omstandigheden zijn verbeterd

Er zijn veel theorieën over de oorsprong van het Flynn-effect. De grootste stijging is merkbaar op het vlak van visueel-ruimtelijke prestaties; dat zou komen door de opkomst van televisie, computer en mobiele apparaten. Een andere verklaring is dat mensen eenvoudigweg steeds meer gewend raken aan het maken van intelligentietests.

is dat slechte gezondheid en een arme leefomgeving een nadelige invloed hebben op intelligentie en dat die omstandigheden de afgelopen decennia sterk zijn verbeterd. Net zoals gezonde mensen langer worden, groeit ook hun intelligentie sterker. Niet voor niets stijgt het gemiddelde iq van kansarme kinderen het sterkst en ligt de iq-score van de slimste 10 procent, zo blijkt uit onderzoek naar de Deense bevolking, vrijwel even hoog als in de jaren vijftig. Ons gemiddelde iq neemt dus toe doordat de gezondheid en leefomgeving van de onderklasse sterk zijn verbeterd.

Bovendien blijkt uit dat het opleidingsniveau van leerlingen steeds minder afhankelijk is van het opleidingsniveau van hun ouders. Hadden kinderen van hoogopgeleide ouders in de jaren zeventig nog een zeven keer zo grote kans om naar havo/vwo te gaan, in de jaren zestig werd die verhouding één op zes en in jaren tachtig één op vier. Zou die lijn doorgetrokken worden, dan zou dat betekenen dat kinderen van hoogopgeleide ouders vandaag de dag nog twee keer zo’n grote kans hebben om hoger opgeleid te raken. van de aan de Universiteit van Amsterdam verbonden socioloog blijkt dat dit inderdaad het geval is.

Betere leefomstandigheden zorgen er dus voor dat wij slimmer worden. Meer dan vroeger is onderwijs een middel om te stijgen op de maatschappelijke ladder. Tot 1998 lag het percentage leerlingen dat het vwo bevolkte altijd rond de 16 procent, maar de laatste decennia is dat percentage gestegen tot ruim 20 procent. Wat zijn daarvan de gevolgen?

Foto: Hollandse Hoogte

Onderwijs als positioneel goed

Die vraag is te beantwoorden als we onderwijs zien als positioneel goed, en niet benaderen als human capital.

Watte?

Volgens de human capital theory brengt onderwijs mensen kennis en vaardigheden bij die vervolgens via lonen worden gewaardeerd. Benaderen we onderwijs echter als positioneel goed, dan gaat het er niet om hoeveel onderwijs je hebt genoten, maar hoeveel onderwijs je hebt genoten in vergelijking tot anderen.

De human capital theory is voornamelijk van kracht wanneer het onderwijs leerlingen in de eerste plaats opleidt tot specifieke beroepen. Immers, er bestaat een duidelijk verband tussen de kennis en vaardigheden die de opleiding heeft bijgebracht en de verwachte productiviteit van een werknemer.

Volgens onder anderen de eerder genoemde Van de Werfhorst is onderwijs meer een positioneel goed naarmate het meer algemeen vormend is en minder opleidt tot specifieke beroepen. Een vwo-diploma is weinig waard als iedereen er een heeft. Je kan een differentiaalvergelijking oplossen en een spotprent analyseren, je hebt een bepaald denkniveau, maar voor het vinden van een baan heb je er weinig aan als iedereen datzelfde niveau heeft.

Geen woord Chinees

En dus gaat het er niet om dat je hoogopgeleid bent, maar dat je hoger bent opgeleid dan anderen. Tot 1998 behoorde een vwo’er wat betreft opleiding altijd tot de bovenste 16 procent van de bevolking. Nu niet meer, en de verwachting is dat het percentage vwo’ers zal blijven stijgen. De roep om excellentie is daarom niet alleen politiek, maar komt net zozeer voort uit de strategische wens van de bevolking om beter ze zijn dan ‘t soepie.

Dekkers maatregelen om toptalenten in het onderwijs te stimuleren moeten ons niet alleen hoger op internationale onderwijsranglijstjes brengen. Ze voorzien ook in de behoefte van leerlingen, en hun ouders, om zich te onderscheiden van de rest, nu de voormalige onderklasse steeds slimmer wordt en hoger opgeleid raakt.

En dus heeft Dieuwertje de mogelijkheid om naast haar gymnasiumopleiding certificaten te halen op de universiteit. En dus zit Evert niet in een gewone vwo-klas, maar in een misschien zelfs een bètaplusklas, want En dus krijgt Ava niet alleen Frans en Duits, maar ook Russisch. En dus gaat Marije niet voor zevens op haar eindlijst, maar wil zij cum laude haar diploma halen. Om vervolgens niet zomaar naar een universiteit te gaan, maar naar een university college, waar zij honours-programma’s volgt en Chinees leert spreken.

En wanneer iedereen Chinees spreekt, beginnen we weer van voor af aan.

Doen bèta’s het beter op school? Het Cultuur & Maatschappij-profiel is een pretpakket voor leerlingen die andere profielen niet aankunnen. En leerlingen met een natuurprofiel halen sowieso hogere cijfers. Kloppen deze stereotypen die de ronde doen op mijn school? Ik nam de proef op de som aan de hand van twee datasets. Lees de explainer hier terug Hoe taal en cultuur van de middelbare school verdwenen Steeds minder middelbareschoolleerlingen kiezen voor taal en cultuur. Dat is het gevolg van een krachtige lobby door de overheid en het bedrijfsleven: bèta’s vinden sneller een baan en kunnen bovendien prima geesteswetenschappen studeren. Eén probleem: zijn er straks nog wel banen voor al die bèta’s? Lees het verhaal hier terug