Is de slimme thermostaat van Google het begin van een groene revolutie?
Wie wil googelen heeft internet en dus stroom nodig. Daarom gaat Google de energiemarkt op. Het bedrijf heeft de capaciteiten om die radicaal te veranderen en te vergroenen. Regelt deze megacorporatie naast onze zoekopdrachten, e-mailverkeer en navigatie straks ook onze energiedistributie?
‘Zet hem hoger, zet hem lager. Dat is alles.’
Zo maakt energiebedrijf Essent reclame voor de Nest, de slimme thermostaat die sinds deze maand in Nederland te koop is. De ontwikkelaar van de thermostaat, Nest Labs, is sinds dit jaar eigendom van Google.
‘Hij leert de temperaturen die je aangenaam vindt.’
Dat doet de thermostaat door de temperatuur te meten, de luchtvochtigheid, de lichtinval en beweging. De sensor is gevoelig genoeg om te detecteren of er een hond of een mens door de kamer loopt, zodat de kachel niet voor de hond alleen aanslaat.
‘Hij blijft leren.’
De gadget poogt zijn gebruiker ertoe te verleiden telkens iets zuiniger te stoken. Beloning: een groen blaadje in beeld, een lagere energierekening, een schoner milieu.
De Nest communiceert direct met internet. Daardoor kun je het apparaat via smartphone en tablet bedienen. Omgekeerd worden meetgegevens opgestuurd aan de centrale Nestservers. Het is een zeer prille vorm van een smart grid, of een slim net, waarbij er communicatie plaatsvindt tussen een huis en een informatienetwerk.
Waarom dat slim is? Hoe preciezer bekend is wie waar wanneer om stroom of warmte verlegen zit, hoe minder energie er door overtollige opslag of transport verloren hoeft te gaan. Dit is van extra belang bij de verdeling van zonne- en windenergie, die dan weer een overschot, dan weer een tekort oplevert.
It’s the data, stupid
De mensen achter de computers bij Nest Labs kunnen zien dat er uit Engeland en Amerika binnengesmokkelde thermostaten in Nederland aan de muur hangen, vertelden medewerkers van Nest Labs al aan The New York Times, NRC Handelsblad en nu ook aan De Correspondent.
Een leuk pr-verhaal, maar het geeft ook aan wat de waarde van iedere gebruiker is voor Nest Labs en Google.
Het wonderlijkste wapenfeit van de Nest, en daarmee van Google, is misschien wel het feit dat de eindgebruiker ruim tweehonderd euro of vijf jaar trouw aan een energiemaatschappij overheeft voor de mogelijkheid om zijn energieverbruikgegevens te delen.
Vergelijk dat met de ophef over privacy die de introductie van de slimme stroommeter in Nederland veroorzaakte. Het verschil: aan een Nest heeft een gebruiker zelf direct iets.
Verkoopcijfers voor Nederland geeft Nest Labs niet, maar in de VS had begin dit jaar al bijna 1 procent van de Amerikaanse huizen een Nest. Van hen weet het bedrijf dus waar zij wonen, hoe zij stoken, wanneer zij thuis zijn, wakker worden, naar bed gaan, op vakantie zijn.
In ruil voor stookgegevens wordt de koper op zijn beurt een knooppunt in een groeiend informatienetwerk. Google heeft al toegang tot alle door Nest Labs verzamelde data, bevestigt een woordvoerder van Nest Labs desgevraagd telefonisch, maar mag die gegevens op dit moment niet koppelen aan Google-accounts voor advertentieverkoop.
Zonne- en windenergie
Behalve 3,2 miljard dollar in Nest Labs, stak Google nog eens 1,5 miljard dollar in hernieuwbare energie, zoals het project in de fotoserie bij dit artikel. Het bedrijf ontplooit inmiddels zoveel afzonderlijke groene activiteiten dat duidelijk is dat het menens is. Ook milieuorganisatie Greenpeace is die mening toegedaan.
Als buitenstaander kan Google een aantal dingen doen die energiebedrijven niet kunnen of niet willen bedenken
Kan deze wereldwijde megacorporatie een energienetwerk dusdanig hervormen dat we straks allemaal op zelf geproduceerde wind- en zonne-energie draaien?
Het is onmogelijk te voorspellen, maar als buitenstaander op de energiemarkt kan Google wel een aantal dingen doen die energiebedrijven niet kunnen of niet willen bedenken.
Een miljoen dollar prijzengeld
Neem The Little Box Challenge, een door Google uitgeschreven wedstrijd om een omvormer uit te vinden die zo klein is als een tablet. Omvormers zijn nu nog zeker tien keer zo groot als een laptop.
Met The Little Box Challenge, die volgens Google ‘een gezonde minachting voor wat wij kennen als de grenzen van de techniek’ vereist, brengt het bedrijf universiteiten, start-ups en halfgeleiderproducenten bij elkaar. De aanmeldtermijn is onlangs verstreken; in januari 2016 wordt bekendgemaakt of er iemand gevonden is die Google ‘heeft geholpen de komende eeuw een revolutie teweeg te brengen in elektriciteit.’ Prijzengeld: 1 miljoen dollar.
Google kan wat energiebedrijven niet kunnen
Aan revolutionaire en ambitieuze taal heeft het bedrijf alvast geen gebrek. ‘[Werken bij ons betekent] het beschikbaar maken van oplossingen die de wereld van energie fundamenteel veranderen,’ meldt een vacature voor hardware-ingenieur van het Bottom Up Grid/Google Energy Access Team op LinkedIn.
Waar die twee laatste termen voor staan, is niet gedefinieerd, maar uit de benaming en de beschrijving valt op te maken dat ook dit gaat om zonne-energie voor mensen die er nu nog nauwelijks toegang toe hebben en die door burgers wordt geproduceerd.
De term Bottom Up lijkt rechtstreeks uit het dit jaar door de Wereldbank gepubliceerde rapport From the Bottom Up te komen, over kleinschalige hernieuwbare energie in Afrika.
Doordat energie niet de corebusiness is van Google, doet het bedrijf hier iets wat voor een klassiek energiebedrijf minder snel uit kan: stroom brengen naar arme, afgelegen delen van de wereld.
Maar Google heeft ook een ander doel: betere informatietoegang en daarmee toegang tot de ruime helft van de wereldbevolking die nog niet op internet zit. In deze minder bekabelde gebieden komt ook die kleine omvormer van pas.
Ook Googles technologische innovatieprojecten kunnen worden bekeken in het licht van energie-efficiëntie: een robotauto bijvoorbeeld geeft nooit te veel gas. Dronebouwer Makani, vorig jaar aangekocht door Google, kan van drones mogelijk windmolenvliegers maken.
De intentie om nieuwe markten te veroveren blijkt ook uit Loon, het luchtballon gedreven internet, gericht op die delen van de wereld die met kabels niet te bereiken zijn.
Een nieuw paradigma
Als vernieuwer op vreemd terrein volgt Google enige wetmatigheden die wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn beschreef in The Structure of Scientific Revolutions: een bestaand paradigma voldoet niet meer aan de eisen van de tijd, er ontstaat een crisis en er moet een speler van buiten (of een jonge revolutionair) aan te pas komen om die te verhelpen.
Google is voor zijn eigen voortbestaan afhankelijk van zo efficiënt en vertakt mogelijk gedistribueerde energie
Simpeler gezegd: innovatie komt van buiten.
Google is binnen de energiemarkt de globaalste speler. Als waardevolste merk ter wereld heeft het bedrijf bovendien het geld om knowhow in te kopen zoals Nest Labs, en kan het met grof prijzengeld in een wereldwijde wedstrijd een technische hindernis proberen te overwinnen.
Google heeft een ander motief dan energiebedrijven. Voor zijn eigen voortbestaan is het niet afhankelijk van energieverkoop, maar wel van zo efficiënt en vertakt mogelijk gedistribueerde energie: het bedrijf probeert de efficiëntie van zijn eigen servers al jarenlang te verhogen met behulp van informatietechnologie. Op de energie die de servers gebruiken kunnen naar schatting 200.000 huishoudens (!) draaien.
Dat kan ook verklaren waarom Google een samenwerking met General Electric heeft opgezet. Dat bedrijf maakt nu gebruik van Google Maps, om de distributie van zijn energie te optimaliseren.
Gaat Google zelf energie verdelen? Niet uitgesloten: sinds 2010 heeft het er in de VS de wettelijke mogelijkheid toe.
Google Energy
Gezien het belang van informatie bij de ontwikkeling van een slim energienet, is het niet vreemd als juist Google met een nieuw paradigma komt voor energiedistributie.
Wie Googles activiteiten op het gebied van energie bijeenbrengt, ziet een toekomstbeeld ontstaan waarin er meer wordt gegoogeld, ge-gmaild en op Google Maps wordt genavigeerd met behulp van zuinigere, groenere stroom.
Deze wordt efficiënter gedistribueerd door een slim net, met ruimte voor kleinere en grotere hernieuwbare energie-opwekkers. Dit alles mogelijk gemaakt door een megacorporatie, die zijn doel kan verwezenlijken met het verzamelen, interpreteren en aan advertenties koppelen van persoonlijke gebruikersdata.
Voetnoot voor liefhebbers van parallellen met de geschiedenis: internet werd uitgevonden door DARPA, het Defense Advanced Research Projects Agency. En wie staat er nu aan het roer van Googles energieprogramma? Ingenieur Arun Majumdar, een oud-directeur van ARPA-E, het energiezusje van DARPA.