Voorspelling: het omroepbestel zal (wéér) niet veranderen
Van de plannen van staatssecretaris Sander Dekker (VVD, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) om de publieke omroep te hervormen komt niets terecht. Er zal wel een Kamerdebat of twee aan worden gewijd. Een paar maatregelen en de grootste bezuinigingen halen daarna de eindstreep, nadat ook de Eerste Kamer commentaar heeft gegeven. Maar een werkelijke hervorming – het openstellen van de publieke omroep voor onafhankelijke producenten en makers en het schrappen van commercieel amusement?
Vergeet het maar.
Niet dat de plannen slecht zijn. Helemaal niet. De staatssecretaris heeft goed geluisterd naar de Raad voor Cultuur, die eerder al voorstelde om de oneigenlijke, onderlinge concurrentie tussen publieke omroepverenigingen op ledenaantallen en kijkcijfers te verminderen ten gunste van samenwerking, grotere kwaliteit en het opbouwen van een betere relatie met het publiek.
Van mij mag het zelfs nog wel radicaler: twee reclamevrije netten in plaats van drie, omroepverenigingen die gewone productiehuizen worden en net als andere producenten hun programmavoorstellen indienen bij onafhankelijke netredacties. Het is het dagbladmodel, lichtjes geïnspireerd op de BBC, waarbij het bestuur van de publieke omroep figureert als moderne media-uitgever. Deze heeft zeggenschap over geld, bedrijfsvoering en innovatie, maar geen redactionele bemoeienis.
Het Nederlandse omroepbestel is de verzuilde polder in essentie
Dit zal niet gebeuren, zoals ook de gematigder hervorming van Dekker zal stranden. In plaats daarvan wordt er doorgeworsteld totdat publieke televisie uiteindelijk als een te kostbaar medium tegenover commerciële zenders, onlinecontent en on demand-platforms het loodje legt.
Wat verwachten we eigenlijk van een publieke omroep?
Dekkers ophanden zijnde politieke fiasco heeft twee oorzaken.
De eerste is dat politieke partijen niet weten wat ze willen met het publieke bestel. Neem bijvoorbeeld de VVD, de partij van staatssecretaris Dekker zelf. Al heel lang vindt de VVD dat licht en commercieel amusement niet thuishoort bij de publieke omroep. Vertier, oordeelde Kamerlid Atzo Nicolaï meer dan een decennium geleden, hoort bij de commerciëlen, hoge cultuur en kwaliteitsjournalistiek zijn het kenmerk van publieke tv.
Diezelfde partij vindt tegelijkertijd dat de publieke omroep meer reclame-inkomsten moet binnenhalen, zoals VVD-Kamerlid Matthijs Huizing vorig jaar voorstelde. Nu hoef je geen adverteerder te zijn om te kunnen bedenken dat een wasmiddelenfabrikant zijn producten liever aanprijst voor en na Ranking the Stars dan rond een zwaarmoedige, maar o zo belangwekkende documentaire over leven met een handicap of een gedegen journalistieke reportage over IS. Zware, inhoudelijke kost komt de kooplust nu eenmaal niet zo ten goede.
De VVD is niet de enige die slingert tussen elitarisme en populisme, tussen verheffing en economisch rendement
De VVD is niet de enige die slingert tussen elitarisme en populisme, tussen verheffing en economisch rendement. Ook de andere klassieke machtspartijen, CDA en PvdA, eisen nu eens hogere kijkcijfers en een groter marktaandeel, om met groot gemak de volgende keer te beweren dat het enkel om de kwaliteit moet gaan. En de ene keer willen ze dat het bestel politieker wordt, de volgende keer juist niet.
In 2006 behaalde D66-staatssecretaris Medy van der Laan een forse zeperd nadat zij aankondigde dat de publieke omroep zich enkel nog met ‘opinie en debat’ zou bezighouden. Haar voorstellen, die bleken te zijn verzonnen door de mediawoordvoerders van VVD, CDA en D66, werden door diezelfde partijen weer met genoegen neergesabeld nadat de publieke omroep stevig had geprotesteerd.
Besluiteloosheid troef
Zoals de wind waait, zo waait het jasje: bij omroeppolitiek is besluiteloosheid troef. Dat komt, in de tweede plaats, door de grote macht van omroepverenigingen. Nog langer geleden, voor de eeuwwisseling, maakte staatssecretaris Rick van der Ploeg (PvdA), gesecondeerd door Kamerlid Marjet van Zuijlen (PvdA), voorzichtig aanstalten om de verzuiling in het publieke bestel te doorbreken.
Als een Sander Dekker avant la lettre, wilde hij het monopolie van de omroepverenigingen verkleinen. Hij had buiten de macht van de VARA, in casu Marcel van Dam, gerekend. Wat hij overhield was, behalve politieke littekens, een nauwelijks uit te leggen compromis. Van Zuijlen verliet de politiek.
Het Nederlandse omroepbestel is de verzuilde polder in essentie. Overleg volgt op overleg, er wordt gelobbyd bij het leven en omroepverenigingen deinsden er in het verleden ook niet voor terug om openlijk politieke macht uit te oefenen. Zo adviseerde de voorzitter van de KRO vlak voor de verkiezingen in 2010 zijn leden per brief om geen PVV of GroenLinks te stemmen, omdat beide partijen de omroepverenigingen wilden opheffen.
Omroepvoorzitters kwamen dikwijls uit de hoogste echelons van politieke partijen of onderhielden er anderszins warme banden mee. Met de omroepfusies, die door de bezuinigingen zijn afgedwongen, is het partijpolitieke gehalte van de bestuurders van omroepverenigingen verminderd.
Of de politieke invloed daarmee is afgenomen, valt nog maar te bezien. Politici zijn erg afhankelijk van welwillende omroepen voor hun politieke zendtijd en houden de contacten dan ook graag warm. Ondertussen slingert het omroepbestel als een log gevaarte voort, wordt hier eens een piketpaaltje uit de grond getrokken om dat een meter verder er weer stevig in te slaan en verandert er weinig.
Misschien heb ik ongelijk. Het is maar een voorspelling, een waarzegger ben ik – bepaald – niet. En als ik fout zit, dan zal ik dat met liefde toegeven.