Het kunstproject van Nelle Boer kweekt slechts wantrouwen

Femke Halsema
Correspondent Samenleving & cultuur

Meer dan vijftig jaar geleden meldt de Texaanse journalist John Howard Griffin zich bij een dermatoloog. Hij wil een ‘neger’ worden. Griffin had in de oorlog in Frankrijk Joodse kinderen helpen onderduiken en was diep geraakt door het racisme en antisemitisme waarvan zij slachtoffer waren. Eenmaal terug in de Verenigde Staten werd hij gevoelig voor het lot van de zwarte Amerikanen en raakte hij verontwaardigd over de racistische behandeling die zij kregen.

De dermatoloog gaat akkoord en Griffin begint medicijnen te slikken, bedoeld tegen de ziekte vitiligo die witte vlekken op de huid veroorzaakt, samen met een dagelijkse gang naar de zonnebank. Hij scheert zijn hoofd en verwijdert zijn lichaamshaar.

Zes weken lang reist Griffin als zwarte door het zuiden van de Verenigde Staten. Het boek dat hij daarover na afloop schrijft, verschijnt in 1961 en slaat in als een bom. Nauwkeurig beschrijft hij hoe het dagelijkse leven van een zwarte man eruitziet. Winkels zijn voor hem gesloten, pensions waar hij wil slapen weigeren hem grof, werk vindt hij nauwelijks en overal ontmoet hij de ‘hate-stare.’ Hij schrijft daarover het volgende: ‘Nothing can describe the withering horror of this, you feel lost, sick at heart before such unmasked hatred, not so much because it threatens you, as because it shows humans in such an inhuman light. You see a kind of insanity, something so obscene the very obscenity of it terrifies you.’

De blanken die wel vriendelijk tegen hem zijn, leggen een obsessieve belangstelling aan de dag voor zwarte seksualiteit, ervan uitgaand dat deze beestachtig en ontembaar is.

Een historisch document

Het boek maakte discussies los onder de blanke Amerikanen die door een andere blanke gewezen worden op hun racisme. Het leidde ook tot kritiek, niet in de laatste plaats onder zwarte intellectuelen. Waarom moet er een blanke man aan te pas komen om de Amerikanen te doordringen van de gruwelijke vernedering die zwarten dagelijks ondergaan? In de jaren voor Black Like Me had James Baldwin in essays en romans bijvoorbeeld precies hetzelfde thema aangesneden.

Ondanks de kritiek dat Black Like Me een was, werd het een historisch document. Het werd verplichte kost op Amerikaanse scholen en had groot effect op de politieke discussies over de rassensegregatie.

Het is sindsdien vaker gedaan. De beroemdste ‘undercover’-actie na die van Griffin, is zonder twijfel Günter Wallraff, die twee jaar lang als de Turkse gastarbeider in Duitse fabrieken werkt. Hij beschrijft de uitbuiting en de dubbele standaarden voor blanke en migrantenarbeiders. Het boek heeft grote maatschappelijke gevolgen. Bazen en bedrijven worden veroordeeld en er ontstaat in Duitsland discussie over de omgang met gastarbeiders.

Wel of niet liegen?

Er is ook een verschil tussen de werkwijze van Griffin en Wallraff. Griffin neemt zich voor om niet te liegen. Hij wordt een zwarte man, maar als mensen hem zouden vragen naar zijn werkelijke identiteit, dan zou hij die onthullen. Hem treft vooral dat zijn huidskleur zo bepalend is, dat niemand die hij in de zes weken van zijn reis ontmoet aan zijn aangenomen identiteit twijfelt. Wallraff bedriegt opzettelijk, om zo toegang te krijgen tot de fabrieken, en zelfs tot de hoogste echelons van de Duitse christendemocraten. Zijn terechte verweer daartegen is dat de misstanden die hij blootlegde zijn bedrog rechtvaardigden.

Het ‘kunstproject’ van Nelle Boer, waarover De Correspondent vandaag bericht, die zich op internet en in kranten uitgaf voor de Nederlands-Marokkaanse politicoloog Nizar Mourabit, is een flauwe echo van deze twee grote journalisten. Boer merkt tot zijn verrassing dat het weinig moeite kost om als Mourabit met ingezonden artikelen toegang te krijgen tot het publieke debat. Zijn stukken over jihadisten waarmee hij bevriend zou zijn en over zijn verlangen als Nederlander en niet als Marokkaan te worden gezien, gaan erin als zoete koek.

Wat wil Boer eigenlijk bereiken?

Afgezien van de lichte kortstondigheid van zijn project, is er nog een pertinent verschil met Wallraff en Griffin. Boers personage Mourabit is een verzinsel dat alleen op internet bestaat en hij gebruikt leugens om toegang tot de media te krijgen. Nu is Boer een kunstenaar en geen journalist. Maar wel één die maatschappelijke verandering met zijn project wil bewerkstelligen, die bijvoorbeeld, zoals hij zelf zegt, ‘een brug wilde slaan’ tussen Syriëgangers en het Nederlandse publiek. Dan wordt het wel discutabel dat hij geen jihadisten kent en zelfs nog nooit een Marokkaan heeft gesproken.

Nog kwalijker is het dat hij Annabel Nanninga van GeenStijl op het blog Frontaal Naakt, daar triomfantelijk geplaatst, toedicht een rel te hebben uitgelokt tijdens een Gazademonstratie. Achteraf zegt hij geen idee te hebben gehad waarover hij schreef. Dan maak je je schuldig aan verdachtmakingen. Dat GeenStijl mensen vaak suggestief en zonder bewijs in een kwaad daglicht stelt is geen excuus om je van dezelfde methoden te bedienen.

De vraag is wat Nelle Boer eigenlijk wilde bereiken met zijn kunstproject. Dat een intellectuele Marokkaan die aardige stukken schrijft gemakkelijk toegang krijgt tot de media? Dat op blogs waar de meningitis hoogtij viert, iedereen die het vuurtje over Marokkanen nog eens opstookt met open armen wordt ontvangen? Dat Twitter soms een open riool is?

Niets wat we niet al wisten. Er wordt geen maatschappelijke misstand blootgelegd, enkel wordt de goedgelovigheid van sommige media aan de kaak gesteld. Maar moeten we blij zijn als het effect van zijn actie is dat Nederlands-Marokkaanse intellectuelen die zich met goede stukken melden, voortaan stevig worden gescreend? Dat stukkenschrijvers dan worden gewantrouwd, omdat er een Zwolse kunstenaar achter schuil zou kunnen gaan? Mij lijkt dat weinig om trots op te zijn.