De donkere geschiedenis van de pil die de vrouw bevrijdde
Twee nieuwe boeken over de geschiedenis van de pil laten zien dat de totstandkoming ervan net zo veel met sociaal-culturele omstandigheden te maken had als met individuele genialiteit. Toch kunnen beide boeken het niet laten op zoek te gaan naar de ‘echte ouders’ van het revolutionaire anticonceptiemiddel.
Ze behoort tot de belangrijkste uitvindingen van de twintigste eeuw: de pil. Het anticonceptiemiddel kwam in 1960 in Amerika op de markt. Andere westerse landen volgden snel. Door de mogelijkheid het moederschap uit te stellen konden vrouwen en masse gaan studeren en werken. Doordat de kans op ongewenste zwangerschappen praktisch nul werd, kon de seksuele revolutie losbarsten. Resultaat: seks voor het huwelijk, losse seksuele contacten en seks als iets waar ook de vrouw van kon genieten. Het aantal geboren kinderen daalde en de vrouw emancipeerde – althans in de westerse wereld.
De pil is inmiddels zo vanzelfsprekend – in Nederland alleen al slikt 37 procent van de vrouwen tussen de 18 en 45 haar elke dag – dat je bijna zou vergeten hoe bijzonder ze ooit was. Dat is natuurlijk het lot van alle belangrijke uitvindingen, van de elektriciteit tot de telefoon tot het internet.
Maar hoewel we van die uitvindingen vaak wel weten hoe ze ongeveer tot stand kwamen en dankzij wie, is de ontstaansgeschiedenis van de pil een stuk minder bekend.
Twee nieuwe boeken willen daar verandering in brengen. De totstandkoming van de pil blijkt een verhaal dat net zozeer van toevalligheden, bluf, twijfelachtige ethiek en ironie aan elkaar hangt als van wetenschappelijk vernuft, doorzettingsvermogen en inventiviteit. Innovatie is vooral een collectief proces. Toch kunnen beide boeken het niet laten om de ‘echte’ uitvinders aan te wijzen.
Breinaalden, bloedzuigers en bakstenen
‘Al zo lang als mannen en vrouwen proberen om baby’s te krijgen, proberen ze ook al om geen baby’s te krijgen,’ schrijft Jonathan Eig in The Birth of the Pill: How Four Crusaders Reinvented Sex and Launched a Revolution. De oude Egyptenaren gebruikten krokodillenstront, Casanova tipte een halve citroen als pessarium. En hoewel anticonceptie officieel verboden was in grote delen van de wereld, waren er aan het begin van de twintigste eeuw veel mensen bekend met condooms (omslachtig), coïtus interruptus (onprettig) en periodieke onthouding (onbetrouwbaar).
Abortus was eveneens verboden maar gebeurde wel, onder meer met behulp van de breinaald, de trap (waar je jezelf vanaf gooide), terpentine, bloedzuigers en stenen (waarmee je jezelf op je buik sloeg). In de Verenigde Staten eindigde aan het begin van de vorige eeuw naar schatting een op de drie zwangerschappen in zo’n levensgevaarlijke (illegale) abortus.
Het was, kortom, niet al te fraai gesteld met de bloemetjes en de bijtjes.
Dat vond ook de Amerikaanse feministe Margaret Sanger (1879-1966), een van de vier hoofdpersonen uit Eigs boek. Sanger geloofde dat vrouwen pas echt vrij zouden zijn als ze zelf controle hadden over hun vruchtbaarheid. In haar zoektocht naar een ‘magische pil’ die dat zou kunnen bewerkstelligen, kwam ze in 1950 terecht bij Gregory Pincus (1903-1967). Pincus was in de jaren dertig van Harvard gestuurd vanwege zijn controversiële studies naar in-vitrofertilisatie en deed nu in zijn eigen wetenschappelijke instituut onderzoek naar hormonen.
Pincus wist wat Sanger zocht: progesteron, het hormoon dat tijdens de zwangerschap de ovulatie onderdrukt, zodat een zwangere vrouw niet nogmaals bevrucht kan worden. Zijn theorie: als je dat hormoon toedient aan een vrouw, zal haar lichaam denken dat het zwanger is en dus niet meer ovuleren. Medicijnfabrikant Searle stelde een synthetische variant van progesteron beschikbaar – en Pincus ging aan de slag.
Pincus’ onderzoek werd gefinancierd door de feminist Katharine McCormick (1875-1967), een schathemeltjerijke weduwe. De gerespecteerde katholieke arts John Rock (1890-1984), van Harvard, maakte het viertal compleet. Gezamenlijk testten zij in de jaren vijftig de theorie van Pincus. Eerst op konijnen, daarna op de patiënten van Rock die vruchtbaarheidsproblemen hadden (de theorie was dat het tijdelijk stopzetten van de ovulatie hun vruchtbaarheid een boost zou geven).
Psychiatrische patiënten als proefkonijn
Progesteron bleek te werken, al waren de doses die Pincus administreerde, bijna 10 mg per pil, zo hoog dat de proefpersonen veel last hadden van bijwerkingen – misselijkheid, gewichtstoename, enzovoorts.
In de zoektocht naar een middel om vrouwen te bevrijden, werden talloze vrouwen voorgelogen en gedwongen tot proefkonijnschap
Voor testen op grotere schaal werden vrouwen uit een nabijgelegen psychiatrische kliniek gerekruteerd. Later breidde het onderzoek uit naar Puerto Rico, waar medische studentes te horen kregen dat weigering om aan het experiment deel te nemen hun cijfers negatief zou beïnvloeden.
Puerto Rico kampte in de jaren vijftig met een enorme bevolkingsgroei, en met name arme vrouwen waren wanhopig op zoek naar een methode om hun vruchtbaarheid in bedwang te krijgen. Toen de studentes ondanks de dreigementen massaal wegliepen van het experiment, werd overgeschakeld op moeders in sloppenwijken.
Dit is de grote ironie in de geschiedenis van de pil: in de zoektocht naar een middel om vrouwen te bevrijden, werden talloze vrouwen voorgelogen, gedwongen tot proefkonijnschap en werden hun klachten over bijwerkingen niet serieus genomen. Small potatoes als je bedacht dat de pil verder wel deed wat ze doen moest, zo was de gedachte van het viertal.
Een epidemie van menstruatiestoornissen
Hoewel anticonceptie in veel Amerikaanse staten verboden was (net als in veel andere delen van de wereld), leek de tijd er in de jaren vijftig toch rijp voor. De babyboom was in volle gang en overbevolking stond wereldwijd op de agenda. ‘There was a growing sense,’ schrijft Eig, vaak net zo goed ingegeven door racisme, arrogantie en politiek als door oprechte zorgen, ‘that high birth rates in poor countries would devastate the world.’
De Katholieke Kerk was tegen elke vorm van geboortebeperking, maar de vrome John Rock vond dat de pil moest kunnen omdat de werkzame stoffen ‘natuurlijk’ waren. Hoe dan ook, in 1957 kwam Pincus’ pil op de markt onder de naam Enovid – niet als anticonceptiemiddel, maar als medicijn voor vrouwen met een onregelmatige menstruatiecyclus. Tot de bijwerkingen, zo meldde het verplichte label op de verpakking, behoorde tijdelijke onvruchtbaarheid.
Opeens bleek Amerika in de ban van een menstruatiestoornisepidemie: nog geen jaar later slikten een half miljoen Amerikaanse vrouwen het medicijn.
In 1960 vroeg Searle de Food and Drug Administration (FDA) toestemming om Enovid ook als anticonceptiemiddel op de markt te brengen. De FDA, niet in staat te bewijzen dat de pil niet werkte, gaf haar fiat.
Daarna ging het hard. In 1962 slikten 1,2 miljoen Amerikaanse vrouwen Enovid als anticonceptiemiddel, in 1965 was dit aantal al gestegen tot meer dan 6,5 miljoen. Pincus experimenteerde ondertussen door en bracht de dosering van progesteron in de jaren die volgden flink omlaag.
De optimistische jaren vijftig
The Birth of the Pill laat goed zien hoe bepalend de sociale en culturele omstandigheden waren voor de totstandkoming van de pil.
McCormick was zo rijk omdat haar man zijn fortuin alleen aan haar had nagelaten; zonder haar financiële steun was Pincus’ onderzoek nooit mogelijk geweest. Het feit dat Pincus een ‘free agent’ was, niet verbonden aan een prestigieuze universiteit die zo haar twijfels zou kunnen hebben bij zijn onderzoek, was van groot belang, evenals het feit dat de regels voor het testen van nieuwe medicijnen een stuk minder streng waren dan nu.
En, schrijft Eig, het waren de optimistische jaren vijftig: er heerste een ongebreideld vertrouwen in de mogelijkheden van wetenschap en technologie, de farmaceutische industrie was booming, de FDA kreeg de ene aanvraag na de andere te verduren.
Eigs boek maakt duidelijk dat wetenschappelijke innovaties, zoals de pil, eigenlijk niet zijn toe te schrijven aan één persoon. Pincus bouwde voort op kennis over hormonen die zijn voorgangers hadden opgedaan en werkte met tal van onderzoekers samen. Pincus en Rock waren niet de enige wetenschappers die op dit spoor zaten; ook andere farmaceutische bedrijven in Amerika en Europa waren op zoek naar een orale vorm van anticonceptie. Searle voelde die druk en moedigde het viertal aan om haast te maken.
Het is veelzeggend dat Pincus zijn ‘uitvinding’ nooit heeft gepatenteerd: hij wist dat hij slechts één node was in een groot, en wijdvertakt, innovatienetwerk.
Individuele genieën
Hoewel Eig zich hier bewust van is – van het belang van toevalligheden, de collectieve aard van innovatie – is The Birth of the Pill tóch een verhaal van ‘vier kruisvaarders’ die een revolutie ontketenden. Wat dat betreft is de Nederlandse titel van het boek, De man die seks uitvond, tekenend.
Het blijft lastig om de totstandkoming van zoiets belangrijks als de pil niet te zien als het product van individuele genialiteit
Hetzelfde geldt voor het eveneens onlangs verschenen De echte vader van de pil. Het verhaal van de man die de vrouw bevrijdde, van Karl van den Broeck. Dit boek vertelt het verhaal van de Turnhoutse, ‘diepgelovige’ gynaecoloog Ferdinand Peeters (1918-1998), die in de jaren zestig, onder de vleugels van de Duitse firma Schering, onderzoek deed naar de ideale samenstelling van een anticonceptiepil. Omdat Peeters’ versie – die Anovlar zou gaan heten – minder bijwerkingen had dan die van Pincus, schrijft Van den Broeck dat dit de eerste ‘klinisch bruikbare’ pil was.
Het blijft lastig om de totstandkoming van zoiets belangrijks als de pil niet te zien als het product van individuele genialiteit – hoe vaak we tegenwoordig ook te horen krijgen dat dit een romantisch concept is dat niet strookt met werkelijkheid. We zijn simpelweg niet bekwaam in het vertellen van verhalen zonder opmerkelijke hoofdpersonen.
Wat zowel The Birth of the Pill als De echte vader van de pil laat zien, naast de fascinerende samenloop van omstandigheden die tot dit revolutionaire product heeft geleid, is precies dat: de blinde vlek die het haast onmogelijk maakt om de reuzen te zien op wier schouders we zeggen te staan.