Maar wat als úw kind naar het vmbo moet?

Johannes Visser
Correspondent Onderwijs
Illustratie: Wijtze Valkema (voor De Correspondent)

Het is het doemscenario van menig ouder: uw kind krijgt een lager advies dan u voor uw kind in gedachten had. Bijna de helft van de basisscholen ervaart dan ook druk om een hoger niveau-advies te geven. Een aantal dat alleen maar toeneemt, nu de eindtoets minder belangrijk wordt. De gevolgen? Meer zittenblijvers, vollere bijlesklassen en drukke examentrainingen.

U heeft een prima baan, verdient bovenmodaal, vond Boyhood een prachtige film, kijkt iedere avond braaf De Wereld Draait Door én Pauw, schuift uw kind af en toe een column van Youp van ’t Hek toe en staat op de zaterdagmorgen met alle andere ouders langs de lijn van het voetbal- of hockeyveld. De verwachting is dat uw kind net als u vwo gaat doen, of het gymnasium. Om vervolgens naar de universiteit te gaan.

Maar dan blijkt uit de Citotoets dat uw kind na groep 8 het beste naar het vmbo kan. Wat nu?

U ziet de dromen van uw kind (of toch die van u?) in rook opgaan. U kent het vmbo van televisie en alleen in combinatie met het woord ‘incident.’ Het eerste papiertje dat uw kind haalt zal een strafblad zijn. U zult bij het examenfeest geen sushi en prosecco, maar Doritos en serveren. Het vmbo, waar leerlingen geen geodriehoek maar een steekwapen in hun etui meedragen, waar Hoe overleef ik mijn eerste zwangerschap op de boekenlijst mag. Daar moet uw kind nu heen, als het al langs de detectiepoortjes komt.

De kans is groot dat u het er niet bij laat zitten. U schrijft een e-mail aan de juf, die u niet ondertekent met voor- en achternaam, maar met uw titel en uw achternaam. Drs. Verbree. Ir. Hoogendoorn. Prof. dr. Meppelink. Op de eerstvolgende ouderavond trekt u een colbertje aan en u steekt vast een visitekaartje in uw binnenzak.

Aan het eind van het vijfminutengesprek, dat nu al twintig minuten duurt, zwicht de juf: uw kind krijgt ondanks de tegenvallende Citoscore een havo/vwo-advies.

U haalt opgelucht adem.

En u bent niet de enige. dat in augustus van dit jaar verscheen, blijkt dat 44 procent van de scholen druk ervaart om een hoger advies te geven dan de juf of meester voor ogen heeft. Scholen geven bovendien aan dat ze bij 10 procent van de adviezen ouderlijke druk ervaren om hoger te adviseren. Eén derde van de scholen claimt dat die druk de afgelopen tien jaar is toegenomen.

Weet de leraar het beter?

En de verwachting is dat die druk de komende jaren verder zal toenemen, omdat de eindtoets, veelal de Citotoets, vanaf dit schooljaar een minder belangrijkere rol speelt bij het schooladvies. Voorheen maakten leerlingen van in februari een eindtoets en konden docenten op basis van het resultaat hun schooladvies geven.

Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had graag gezien dat die eindtoets verplicht zou worden, maar er kwam kritiek van ouders, docenten en schoolleiders. Zo zou de Citotoets niet alle vaardigheden toetsen die op school worden aangeleerd. Engels maakt bijvoorbeeld geen deel uit van de toets. Ook zouden leerlingen met dyslexie en faalangst flink benadeeld worden en zou een leerling met een off-day de dupe zijn van zo’n momentopname. En moeten we kinderen van elf, twaalf jaar überhaupt wel willen toetsen?

Het compromis: vanaf dit schooljaar maken alle leerlingen een centrale eindtoets, maar die wordt pas in april afgenomen.

Terwijl scholen al voor 1 maart hun advies moeten uitbrengen.

Want ja, de docent zou zijn leerlingen toch wel beter in kunnen schalen dan een gestandaardiseerde toets?

Illustratie: Wijtze Valkema

Het goede van de toets

Nee, luidt het antwoord van onder anderen socioloog Herman van de Werfhorst, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam.

de invloed van sociale verschillen op het advies dat de leraar zijn leerlingen na acht jaar basisonderwijs geeft. Uit het onderzoek blijkt dat zelfs wanneer hun IQ en Citoscore van hetzelfde niveau zijn, leerlingen met hoogopgeleide ouders twee keer zoveel kans hebben op een havo/vwo-advies als leerlingen met laagopgeleide ouders.

Tot eenzelfde conclusie komt het Gronings Instituut voor Onderzoek van Onderwijs (GION) in het rapport Het instituut toont aan terwijl kinderen van hoogopgeleide ouders vaker een hoger advies krijgen dan de eindtoets aangeeft.

Van de Werfhorst concludeert in dan ook: ‘Feitelijk zien we dan ook dat centrale toetsing de sociale ongelijkheid vermindert. Kinderen uit laagopgeleide milieus kunnen gemakkelijker stijgen als een centrale toets objectieve informatie verschaft, en minder getalenteerde kinderen uit hogere milieus komen niet ‘vanzelf’ op het vwo.’

Nu al krijgt een kwart van de leerlingen een hoger advies dan kan worden verwacht op basis van de score op de eindtoets, terwijl slechts 11 procent een lager advies krijgt. Scholen die niet met een eindtoets werken adviseren over het algemeen hoger dan scholen die dat wel doen. Daar komt nog eens bij dat in de nieuwe regelgeving leerlingen die op de eindtoets hoger scoren dan het schooladvies, alsnog een hoger advies kunnen krijgen.

Voor leerlingen die op die toets lager scoren is dit niet het geval. in augustus van dit jaar dan ook: ‘Met de nieuwe regelgeving waarbij de eindtoets naar een later tijdstip wordt verplaatst en het basisschooladvies voorafgaand aan de eindtoets moet worden gegeven, is te verwachten dat het verschil tussen eindtoets en basisschooladvies zal toenemen.’

En daar zullen vooral de kinderen van drs. Verbree, ir. Hoogendoorn en prof. dr. Meppelink

Kan de vlag uit?

Wat is het gevolg van die overadvisering? Als de eindtoets in groep 8 het werkelijke niveau van een leerling zou aangeven, zou dat moeten betekenen dat al die kinderen met een ‘te hoog’ advies in no time zouden afstromen naar hun werkelijke niveau. Dat is deels het geval. Overgeadviseerde leerlingen blijven veel vaker zitten (15,6 procent) dan ondergeadviseerde leerlingen (6,3 procent) en stromen vaker af, terwijl ondergeadviseerde leerlingen in het voortgezet onderwijs juist vaker opstromen (25 procent).

Toch stelt de Onderwijsinspectie dat leerlingen juist gebaat zijn bij een advies dat hoger ligt dan de eindtoets aangeeft. Dit omdat bijna driekwart (72,8 procent) van de leerlingen met een ‘te hoog’ advies in het derde leerjaar nog steeds op, en in een enkel geval zelfs boven dat niveau zit.

Het lijkt erop dat die docenten die dapper weerstand boden tegen de overheersing van de eindtoets, en ouders die een andere toekomst voor hun kind zagen dan die toets deed vermoeden, gelijk krijgen.

Maar laten we de vlag niet te snel uithangen.

Draaien we de statistiek om, en stellen we dat ruim een kwart van de leerlingen met een hoger advies dan de eindtoets aangeeft na twee jaar voortgezet onderwijs alweer een niveau lager zit, dan klinkt het al een stuk minder rooskleurig.

En kijk ik naar mijn eigen vak, Nederlands, dan moet je hard je best doen om aan het eind van klas 1 of 2 een onvoldoende te staan. Eén avond woordjes leren kan verhullen dat je denkt dat ‘alinea’ een pastagerecht is. komt de nadruk veel minder op reproductie en veel meer op vaardigheden te liggen en worden de bokken geleidelijk van de schapen gescheiden.

Daar komt nog eens bij dat zittenblijvers in de gegevens van de Onderwijsinspectie niet zijn meegenomen. Leerlingen met een dubbeladvies, bijvoorbeeld leerlingen met een havo/vwo-advies, heeft de inspectie wél meegeteld. Wie in groep 8 een eindtoets maakt op havo-niveau, havo/vwo-advies krijgt en in klas 3 havo doet, is volgens de maatstaven van de Inspectie een overgeadviseerde leerling die nog steeds op dat ‘te hoge’ niveau zit.

Die 72 procent is dus geflatteerd, maar de stelling dat leerlingen beter af zijn met een hoger advies dan de eindtoets in groep 8 aangeeft, blijft overeind. Het GION concludeerde zelfs dat het verschil tussen een onder- en een overgeadviseerde leerling met dezelfde Citoscore in klas 4 bijna twee niveaus kan verschillen. De ondergeadviseerde leerling eindigt op het vmbo, de overgeadviseerde leerling op het vwo.

Alle reden dus om met uw visitekaartje in de aanslag ten strijde te trekken op de ouderavond.

Illustratie: Wijtze Valkema

Havo is geen optie

Maar naast de vraag óf je de derde klas haalt, is het ook de vraag hóé je die derde klas haalt.

In de hedendaagse dystopie Havo is geen optie vertelt die zelf meer dan tien jaar bestuurlijk betrokken was bij een middelbare school in Wassenaar, over het fictieve Waterland College in het villadorp Berkheij. Zoals een van de personages over die school opmerkt: ‘Op het Waterland zitten niet veel hoogbegaafde kinderen, maar wel heel veel ouders van hoogbegaafde kinderen.’ Niet alleen is havo geen optie, ook moeten al die overgeadviseerde vwo’ers uit de roman van paps en mams. Een maatschappijprofiel leidt immers op tot werkloosheid.

Door middel van ontelbare bijlesuren worden leerlingen door de toetsen gesleept, een intensieve examentraining moet ervoor zorgen dat ze het eindexamen halen. Wanneer een leerling een 1 krijgt omdat hij tijdens zijn toets zijn mobiele telefoon bij zich heeft, wordt de school zelfs een proces aangedaan.

De verwachte stijging van het aantal overgeadviseerde leerlingen brengt niet alleen een grotere sociale ongelijkheid met zich mee. Die stijging leidt, wanneer het niveau van het vwo niet daalt, ook tot meer zittenblijvers, meer leerlingen die afstromen, vollere bijlesklassen en drukke examentrainingen. Alle zeilen moeten immers worden bijgezet om

En zo vindt iedere school zijn Waterland.