Over een paar weken vertrek ik naar China, waar ik onder andere voor De Correspondent zal schrijven. Er doen veel verhalen de ronde over de staat van de journalistiek in China. Volgens de één bloeit die als nooit tevoren, volgens de ander draait de nieuwe regering de journalistiek de duimschroeven extra hard aan. De werkelijkheid is, zoals gewoonlijk, complexer: in China zijn journalistiek en staat in een permanent kat-en-muisspel verwikkeld.

In het Westen worstelt de journalistiek met de opkomst van gratis online media. Maar in China zorgt het internet de laatste jaren juist voor een opleving van de onderzoeksjournalistiek. Digitale netwerken stellen journalisten uit het hele land in staat elkaar te helpen bij het onderzoeken van gevoelige onderwerpen, zoals de wijdverbreide corruptie in de politiek.

Journalisten plaatsen reportages die niet in traditionele media mogen verschijnen rechtstreeks op sociale media. En af en toe leidt hun werk tot onverwachte successen. Zo leidde de online berichtgeving van onderzoeksjournalist in mei 2013 tot het ontslag van de corrupte topambtenaar Liu Tienan. Luo ontving vorige maand in Duitsland een prestigieuze Integrity Award van Transparency International voor zijn werk.

Het gevolg is overigens minder florissant: deze zomer is in China een nieuwe wet aangenomen waarin staat dat iemand die een ‘online gerucht’ verspreidt dat meer dan 5.000 keer wordt bekeken of 500 keer wordt doorgestuurd, het risico loopt aangeklaagd te worden voor laster.

Examen marxistische journalistiek

Verder zullen in 2014 250.000 Chinese journalisten voor het eerst een examen moeten afleggen over ‘marxistische journalistiek’ en ‘theorieën over socialisme met Chinese karakteristieken.’ De aankondigingen passen in een trend van opmerkelijke maatregelen die er vooral op gericht lijken een signaal af te geven: ook in een snel veranderend, steeds moderner China moeten de media nog altijd de ‘spreekbuis’ van China’s Communistische Partij zijn. Het zijn de autoriteiten die bepalen wat nieuws is en wat niet.

Maria Repnikova promoveerde aan de Universiteit van Oxford op de verhouding tussen de staat en de journalistiek in China. Ik sprak haar tijdens een recent bezoek dat ze bracht aan de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen te Amsterdam. Repnikova kan de recente golf van inperkende maatregelen wel plaatsen: ‘In China volgen periodes van strengere en minder strenge controle op de media elkaar vaak op. Nieuwe leiders willen hun macht consolideren aan het begin van hun regeerperiode. Het kan zo weer versoepelen.’

In 2014 zullen 250.000 Chinese journalisten voor het eerst een examen moeten afleggen over ‘marxistische journalistiek’

Wel waren de onderzoeksjournalisten die ze sprak beledigd over het examen dat ze moeten doen. Ze vinden dat de nieuwe regels de relatie tussen de media en de staat neerzetten als paternalistisch en ouderwets.

In de praktijk zijn de verhoudingen tussen de instellingen die verantwoordelijk zijn voor censuur en de journalistiek juist al jaren bijzonder dynamisch, vooral waar het een kleine, harde kern van onderzoeksjournalisten (enkele honderden van die 250.000) betreft. Zij zijn allang geen ‘spreekbuis’ meer en hebben een aanzienlijke invloed als onafhankelijke onderzoekers, juist op onderwerpen waar ze de macht proberen te controleren.

Tips uitwisselen in geheime chatgroepen

In een interview met Marina Svensson van de Zweedse Lund Universiteit, zei Wang Keqin, een van China’s bekendste onderzoeksjournalisten, dat hij in tien jaar maar liefst tweeduizend kilo aan papieren dossiers had ontvangen van burgers die liever met hun verhaal naar hem kwamen dan dat ze via een officiële weg hun recht gingen halen. Zijn bronnen legden duizenden kilometers af om hem te spreken, maar dankzij sociale media is het de laatste jaren veel makkelijker geworden om in contact te komen met journalisten als hij.

Journalisten onderhandelen continu met autoriteiten over wat ze wel en niet mogen schrijven over een bepaald onderwerp. ‘In China is er heel veel contact tussen staat en media,’ legt Repnikova uit. ‘Dagelijks krijgen journalisten telefoontjes en sms’jes over de manier waarop ze over bepaalde gebeurtenissen moeten berichten.’

‘Dagelijks krijgen journalisten telefoontjes en sms’jes over de manier waarop ze over bepaalde gebeurtenissen moeten berichtgeven’

Ook trekken ze vrijwel nooit het grotere systeem in twijfel. Hoeveel er kan, hangt sterk af van je werkgever. Binnen de staatsmedia is de ruimte voor journalisten om kritisch te zijn erg klein, maar binnen sommige commerciële media is er meer ruimte voor onderzoeksjournalistiek.

De laatste jaren maken journalisten veel gebruik van het internet om de grenzen van de kritische journalistiek op te rekken. Marina Svensson onderzocht de manieren waarop nieuwe technologieën het makkelijker hebben gemaakt voor Chinese journalisten om te netwerken. Dat doen ze onder andere in afgeschermde chatgroepen. Daarin lekken ze bijvoorbeeld tips voor verhalen naar journalisten uit een ander gebied, die vervolgens op onderzoek uit gaan. Zo omzeilen lokaal geregistreerde journalisten de extra strenge censuur op plaatselijke verslaggeving.

Geavanceerde censuurtechnologie

Ook geven journalisten die bij lokale media werken bijzonder gevoelige informatie door aan nationale media met een sterke reputatie. Die zullen immers minder snel in ernstige problemen raken. De tweets en artikelen die hieruit volgen, verdwijnen vaak alsnog dankzij de steeds geavanceerdere censuurtechnologie, maar ze bereiken wel veel meer mensen dan in de tijd voor het internet.

Zo is er een kleine, maar zeer toegewijde groep onderzoeksjournalisten ontstaan die elkaar helpt hun waakhondfunctie uit te oefenen. Daarnaast gebruiken ze hun populaire sociale media-accounts (sommige journalisten hebben honderdduizenden of zelfs miljoenen volgers) ook regelmatig voor activistische doeleinden. Bekende journalisten begonnen campagnes tegen mensensmokkel en voor gratis schoollunch voor plattelandskinderen.

Er is een kleine, maar zeer toegewijde groep onderzoeksjournalisten ontstaan die elkaar helpt hun waakhondfunctie uit te oefenen

De beroemde Wang Keqin zet zich in voor mensen met hiv of aids en stoflongziekte, door erover te schrijven, door samen te werken met ngo’s en informatie te verspreiden onder zijn 500.000 volgers op China’s grootste sociale mediaplatform: Weibo.

Die online publieke aandacht kan beschermend werken voor journalisten. Toen journalist Ji Xiguang na het schrijven van een kritisch verhaal over prostitutie in Luoyang voor ondervraging bij de lokale politie moest komen, zette hij dit snel op Weibo. Het bericht werd 17.000 keer geretweet en burgers die bezorgd waren over Ji bestookten de politie met telefoontjes. Kort daarna kwam hij weer vrij. Maar met de komst van de geruchtenwet hebben de autoriteiten laten zien dat online populariteit niet immuun maakt. In de periode van januari tot augustus 2013 daalde de activiteit op Weibo met 20 procent ten opzichte van 2012.

Een voortdurend kat-en-muisspel

Met de recente maatregelen is er een nieuwe fase aangebroken in het kat-en-muisspel tussen de Chinese autoriteiten en de onafhankelijkere media. De rol die nieuwe technologieën in dit proces spelen is complex.

Aan de ene kant lijkt China bewijs te leveren voor de van critici als Evgeny Morozov dat technologie niet hoeft te leiden tot meer vrijheden en de positie van autoritaire regimes juist kan versterke: de Chinese staat ontwikkelt zich zelf op technologisch gebied en reageert steeds op veranderingen in de samenleving met nieuwe regelgeving. Het huidige regime dankt haar sterke positie aan het vermogen zich aan te passen aan nieuwe situaties, in dit geval de razendsnelle digitale ontwikkelingen.

Maar om al het getwitter van Chinese journalisten en activisten daarmee af te doen als ‘loze kakofonie zonder politieke consequenties,’ zoals Morozov het getwitter van Egyptische activisten omschreef, is ook weer te makkelijk. Zelfs nu veel van hun kritiek uiteindelijk weer van het internet verdwijnt, hebben journalisten dankzij nieuwe technologieën wel degelijk de mogelijkheid de agenda van de autoriteiten te bepalen. Door zich zo obsessief met onderzoeksjournalistiek en haar invloed op publieke opinie bezig te houden, bevestigt de staat juist ook het belang ervan.