‘Ook in 2014 kampen kinderopvangorganisaties nog met de gevolgen van vraaguitval. Sinds 2011 maken er zo’n 100.000 kinderen minder gebruik van kinderopvang.’ Aldus het Brancherapport Kinderopvang 2014.
Waar komt dit getal vandaan en waar zijn de klappen gevallen?
Nadere bestudering van de cijfers van de brancheorganisatie laat zien dat het gaat om vermindering van 95.000 kinderen (tussen de nul en twaalf jaar) die gebruikmaken van kinderopvangtoeslag. Het grootste deel van de vraaguitval is terug te zien bij kinderen tussen de nul en drie jaar die gebruikmaken van opvang in een regulier kinderdagverblijf: 61.000 kinderen. Ging in 2011 nog 43,8 procent van alle kinderen in deze leeftijdsgroep naar de crèche, in 2014 was dat nog maar 36,7 procent.
Interessant is ook dat de klap vooral viel bij de grotere opvangorganisaties, bij partijen met een omzet van meer dan drie miljoen euro. De crisis, werkloosheid en bezuinigingen hebben dus niet op alle vormen van kinderopvang een even vergaand effect: vooral de grotere kinderopvangondernemers hebben er last van.
Opvallend is verder dat de gastouderopvang in dezelfde leeftijdscategorie veel minder zware klappen krijgt dan de crèche: in 2011 maakte 7,9 procent (58.000) van alle kinderen tussen nul en drie jaar (737.000) gebruik van gastouderopvang tegenover 7 procent in 2014 (50.000 om 712.000 kinderen). Het verschil in absolute getallen: 8000 kinderen.
Wat is het verschil tussen een gastouder en een kinderdagverblijf? En hoe vind je die eigenlijk, een goede gastouder? Tijd voor een explainer.
Wat is een gastouder?
Het idee achter een gastouder is eenvoudig: een kind brengt de dag door bij een gastouder thuis in plaats van op de crèche. De geboden zorg is doorgaans goedkoper en flexibeler dan bij een kinderdagverblijf, al moet die nagenoeg aan dezelfde eisen voldoen.
Meestal vindt de opvang plaats in het huis van de gastouder, al dan niet meedraaiend in diens gezin, maar het kan ook in het huis van de ouders. In beide gevallen ziet de GGD toe op veiligheid en kwaliteit van de geboden zorg en moet de opvanglocatie – ook als dat je eigen huis is – eerst door de GGD goedgekeurd worden. In Leusden kost een dergelijke keuring 758 euro, in Stadskanaal 19 euro.
Een gastouder moet aan alle eisen uit de Wet kinderopvang voldoen, behalve aan de (na de Amsterdamse zedenzaak ingevoerde) eis dat er altijd twee volwassenen aanwezig zijn bij een groep. Als extra wettelijke eis geldt dat naast de gastouder ook alle andere volwassen personen die op het opvangadres wonen in bezit moeten zijn van een Verklaring omtrent gedrag.
Waarom wel/niet voor een gastouder kiezen?
Een rondvraag onder ouders van kinderen die gebruikmaken van gastouderopvang leert dat een vast gezicht, de huiselijke sfeer en de overzichtelijke groepen als de grote voordelen gelden. Een deel van de ouders koos direct voor gastouderopvang, een ander deel na slechte ervaringen op een kinderdagverblijf. Andersom – ouders die van een gastouder naar een kinderdagverblijf verhuizen – komt nauwelijks voor. De kostprijs wordt niet expliciet als reden opgegeven, maar zou mee kunnen spelen: op jaarbasis kan het verschil makkelijk meer dan duizend euro bedragen.
Vooral voor baby’s is opvang door een gastouder rustiger: per gastouder mogen maximaal twee kinderen tot één jaar worden opgevangen, waar op een kinderdagverblijf de verhouding vier baby’s (plus een peuter) per leidster is. Het idee achter deze, voor een baby en verzorger gunstigere verhouding is dat een gastouder geen achterwacht heeft, waar dat op de crèche wel zo zou zijn.
Ondanks dit aantrekkelijke beeld is het aanzien van gastouderopvang niet altijd even positief. Zo liep het een flinke deuk op door fraudegevallen. Het bekendst zijn de opa en oma die als gastouders gesubsidieerd voor hun eigen kleinkinderen gingen zorgen. Wetswijzigingen in 2009 leidden ertoe dat deze subsidielekkage werd gedicht. Dat is ook terug te zien in de cijfers: het aantal kinderen bij gastouders daalde tussen 2009 en 2011 met meer dan 30 procent. Sinds 2012 is het marktaandeel redelijk stabiel. In 2014 werden 98.000 kinderen (van nul tot twaalf jaar) opgevangen door een van de 39.150 erkende gastouders.
Naast mogelijk misbruik van subsidies zijn er ook zorgen over het sterk wisselende opleidingsniveau van individuele gastouders. Ook hier volgde nieuwe wetgeving: gastouders moesten voortaan – zij het net iets lager dan een crèchemedewerkster – gediplomeerd zijn. En om de grip op de gastouderbranche te vergroten, mogen gastouders sinds 2010 niet meer zelf een zakelijke relatie aangaan met een vraagouder. Alles moet verlopen via een wettelijk verankerde bemiddelaar: het gastouderbureau.
Hoe vind je een gastouder?
Het vinden van een gastouder is niet moeilijk. Je kunt je aanmelden bij een gastouderbureau of gebruikmaken van (al dan niet betaalde) zoekmachines voor gastouders of oppassers in de buurt. Het is vervolgens een kwestie van kennismakingsgesprekken voeren en afgaan op je ouderinstinct.
Verder kun je het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen raadplegen. Dit register ontsluit alle inspectierapporten van de GGD, waar iedere officiële gastouder in moet staan. Dat wil zeggen: als er een rapportage te vinden is. De GGD komt niet altijd aan alle beoogde inspecties toe.
Verder kun je ook een kritische blik werpen op het gastouderbureau waar gastouders bij aangesloten zijn. Deze bureaus zijn een wettelijk verplichte schakel tussen ouder en gastouder. Zij horen de kwaliteit van de aangeboden zorg te garanderen en regelen de facturering naar de ouders en de betalingen van de gastouders.
De meeste gastouderbureaus beschikken over een eigen netwerk van gastouders en bieden de vraagouder ondersteuning in het selectieproces. Het is echter bijzonder moeilijk om online te kunnen bepalen wat een goed gastouderbureau is en wat niet.
Dus, wie levert waar voor je geld?
Ik leg mijn vraag voor aan een viertal ervaren gastouders uit verschillende windstreken. Ze hebben flink wat jaren ervaring als gastouder en veelal een pedagogische achtergrond. Samen delen ze ideeën voor de toekomst, leren ze van elkaar en bespreken ze de stand van zaken. Wat zijn de pijnpunten?
Drie pijnpunten
In Nederland zijn op dit moment meer dan zevenhonderd gastouderbureaus actief. Een zeer klein deel hiervan levert volgens mijn gesprekspartners waar voor je geld. Dit deel investeert fors in begeleiding, opleiding, ouderbetrokkenheid en de ontwikkeling van kinderen.
De rest functioneert voornamelijk als (kostbaar) bemiddelingsbureau voor vraagouder en gastouder en doet weinig aan het op peil houden van de kwaliteit van de aangesloten gastouders of aan pedagogische ondersteuning richting de ouders.
Als tweede obstakel worden de perverse prikkels in het systeem van gastouderbureaus genoemd. Hoe meer subsidiabele opvanguren worden gedraaid door de aangesloten gastouders en hoe lager de operationele kosten, des te hoger de opbrengst. In 2011 schatte het ministerie van Sociale Zaken dat gastouderbureaus jaarlijks voor 80 miljoen euro aan bemiddelingskosten in rekening brengen bij gastouders.
Het derde pijnpunt? Gastouders zijn afhankelijk van gastouderbureaus in de uitvoering van hun werk, in ieder geval voor de facturering en soms ook voor de aanwas van nieuwe vraagouders. Het komt vaak voor dat gastouders zich bij meerdere bureaus tegelijk inschrijven: dat verhoogt immers de kans op voldoende afname van je diensten.
Omdat de gastouderbureaus het pedagogisch plan voor de gastouder leveren, kan het dan ook voorkomen dat een gastouder in een groep van maximaal zes kinderen met zes allerlei verschillende pedagogische plannen moet werken. Een deel van de gastouderbureaus vraagt exclusiviteit van de gastouder. Keerzijde hiervan is dat een gastouder volledig afhankelijk is van dat ene bureau.
Hoe kan het beter?
Volgens mijn gesprekspartners is er dringend behoefte aan verbetering van het gastoudersysteem. Allereerst het verplichte gastouderbureau: in plaats van honderden commerciële vraag- en aanbodmakelaars zou de markt voor gastouderbureaus drastisch moeten worden ingeperkt, zowel inhoudelijk als geografisch.
Mijn gastouders zien het liefst per regio een centraal gastouderbureau waar vraag en aanbod bij elkaar worden gebracht, in plaats van tientallen commerciële bureaus die met elkaar concurreren om een marktaandeel. Groot verschil met nu: dit centrale bureau valt onder de directe verantwoordelijkheid van een overheid. Wat voorkomen moet worden is dat financiële belangen voor gastouderbureaus belangrijker worden dan het organiseren van goede zorg.
Tweede punt van aandacht is het opleidingsniveau van de gastouders. De lijst van erkende opleidingen begint voor gastouders op mbo-2-niveau (vergelijkbaar met een verzorgingsassistent). Leidsters op een kinderdagverblijf moeten minstens mbo-3-niveau hebben. De gastouders met wie ik spreek willen dat de minimale opleidingseisen worden opgeschroefd naar het niveau van een kinderdagverblijf om zo ondermaatse gastouders uit de sector te weren.
Een andere suggestie die ze hebben, heeft betrekking op het pedagogisch beleidsplan. Zou het niet beter werken als een gastouder dit zelf opstelt – al dan niet met hulp van gelijkgestemde collega’s in een kennisnetwerk – in plaats van een standaarddocument van het gastouderbureau te ontvangen?
Derde punt van zorg is dat de regelgeving in de strijd tegen fraude volgens de gastouders kafkaëske vormen aanneemt. Zo mag een gastouder niet een eigen kind in haar groep (of in die van een collega-gastouder) opvangen. In plaats daarvan mag zo’n kind alleen naar een regulier kinderdagverblijf worden gebracht. Nog een: in tegenstelling tot kinderdagverblijven zijn investeringen die gastouders in de inrichting doen niet fiscaal aftrekbaar. Reden in beide gevallen: afsluiten van een mogelijke frauderoute.
Hoe verder?
Of gastouderopvang een betere vorm van opvang voor je kinderen is dan een kinderdagverblijf, dat hangt vooral af van de individuele gastouder, het kind en de ouders. Toch lijk t deze kleinschalige vorm van opvang minder kwetsbaar voor de grillen van conjunctuur en daarmee stabieler voor je kind.
En mochten de tekortkomingen in het huidige gastouderstelsel kunnen worden aangepakt, dan biedt het – zeker voor de allerjongste kinderen – een uitstekend alternatief voor het kinderdagverblijf. Maar of zij de weg naar Den Haag weten te vinden? Hopelijk wel maar waarschijnlijk is het niet – en daar wreekt zich de kleinschaligheid.
Soms moet je een kwelgeest voor de leraren van je kind zijn Hoogopgeleide ouders worden regelmatig neergezet als een stel veeleisende lastpakken die hun kind per definitie te hoog inschatten. Daar is ongetwijfeld aanleiding voor, maar dat is niet iets waar je standaard vanuit mag gaan. Ja, ik ben een ouder die zich zorgen maakt over een mogelijk vmbo-advies. En ik wil dat de school me serieus neemt. Hier op De Vreedzame School krijgen leerlingen conflictles Hoe ga je als school om met leerlingen die mondiger, assertiever en ontvlambaarder zijn dan andere leerlingen? Het lesprogramma De Vreedzame School denkt er een antwoord op te hebben. Ik ging kijken op een van de zeshonderd Nederlandse scholen die met het lesprogramma werken.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!