Om het dorp Nettersheim in de Eifel te bereiken moest ik in Keulen overstappen. De avond ervoor had ik in Osnabrück voorgelezen in het café van een bioscoop waar normaal gesproken jazz werd gespeeld, behalve aan het begin van de week, dan kwamen er schrijvers voorlezen. De boekhandelaar was zeer tevreden; na afloop had hij met zijn vrouw een pizza gedeeld en ik had hem nog geholpen met het dragen van mijn boeken die hij die avond niet had kunnen verkopen. Het restant was gelukkig niet erg zwaar.

De herfst was die dinsdag definitief begonnen, het regende zachtjes toen we Osnabrück verlieten en toen we in Keulen aankwamen regende het nog steeds, zij het iets harder. Ik had ruim een halfuur om over te stappen. Voor een bord pasta leek me dat te weinig, maar in een Italiaans café in het station bestelde ik een stuk amandeltaart.

De Regionalbahn uit Keulen naar Trier zou in Nettersheim stoppen. De trein was erg vol, ook de eerste klas. Ik hoefde nog net niet met mijn koffer op schoot te zitten. Buiten werd het steeds donkerder. Het heuvellandschap had iets verlatens, je kon je niet voorstellen dat hier ooit toeristen zouden komen.

Het station van Nettersheim, waar we na bijna anderhalf uur arriveerden, mocht nauwelijks een station heten, bovendien werd het verbouwd.

Men had mij laten weten dat het hotel tegenover het station lag, maar tegenover het station lagen zo te zien alleen een bos en enkele huizen, een hotel zag ik nergens.

Over een soort wandelpad dat vol lag met plassen – ik had andere schoenen moeten aantrekken – volgde ik een paar schoolkinderen. Uiteindelijk kwamen we uit op een geasfalteerde weg.

Er hing een briefje aan de deur met een telefoonnummer erop dat in noodgevallen gebeld kon worden. Dit leek me een noodgeval

Aan een dame vroeg ik: ‘Waar kan ik hier het hotel Nettersheimer Hof vinden?’

Ze aarzelde even. Toen wees ze in de richting van de heuvel. ‘Daar is het,’ zei ze, ‘je kunt het al zien liggen.’

Ik zeulde mijn koffer de heuvel op. Dit was weer eens wat anders dan reizen per taxi. De Eifel was zo gek nog niet.

Het hotel Nettersheimer Hof bereikte ik na ruim vijf minuten. Het was gesloten. Ik belde aan. Niemand deed open. Er hing een briefje aan de deur met een telefoonnummer erop dat in noodgevallen gebeld kon worden. Dit leek me een noodgeval. Ik belde en een dame nam op.

‘Ik sta voor uw hotel,’ zei ik.

‘Hebt u gereserveerd?’ vroeg ze.

‘Ja,’ zei ik.

‘We komen eraan,’ zei ze.

En nog geen tien seconden later ging de deur open. Alsof ze voor de deur op een stoel had gezeten, maar gewoon geen zin had gehad om open te doen.

Ze nam me mee naar een receptie en zocht mijn naam in een ouderwets kasboek. Ik had de indruk dat ze Duits sprak met een Frans accent, misschien was dat het lokale dialect.

In het hotel rook het naar oud frituurvet, maar het was er droog en betrekkelijk warm.

‘Alle eenpersoonskamers zijn bezet,’ zei ze. ‘Ik geef u een tweepersoonskamer.’

We gingen naar boven.

‘Een lift hebben we helaas niet,’ sprak ze, terwijl ze de trap op liep.

We stonden op een vermoedelijk net gerenoveerde verdieping. Het rook hier niet meer naar frituurvet, maar naar lijm of verf.

‘Onze kamers hebben geen nummers maar namen,’ zei de mevrouw. ‘Uw kamer heet Browny.’

Inderdaad stond op de deur van mijn kamer ‘Browny’ geschreven.

‘Hoe laat wilt u morgen ontbijten?’ vroeg ze.

‘Om negen uur,’ zei ik.

‘Dat kan, we serveren ontbijt van zeven tot tien. En als uw vannacht laat thuiskomt moet u de sleutel meenemen en dan kunt u met die sleutel naar binnen door de nachtingang. Die bevindt zich links van het hotel.’

‘Prima,’ zei ik. ‘Dat zal allemaal wel lukken. Rond middernacht ben ik weer thuis.’

‘Dan slapen wij al,’ zei ze.

Met die woorden liet ze me alleen.

In kamer ‘Browny’ was alles bruin op de douche na, dat was een soort glazen hok in het midden van de kamer. Misschien was dat modern. Of het spaarde ruimte.

Ik ging op het bed zitten en maakte mijn bril schoon. Ik had moeite de naam van het dorp te onthouden waar ik terecht was gekomen. Ik moest op mijn treinticket kijken. Nettersheim, daar was ik. Vanavond zou ik een dorp verderop voorlezen.

De kamer was echt niet onaardig. Een bureau ontbrak, maar je kon ook zittend op bed werken en bruin was best een mooie kleur voor een hotelkamer. Langzaam opende ik mijn koffer. Thuis ben je waar alles bruin is.

Thuis ben je waar je archief níét is In de winter moest de Hotelmens het vroeger met één onderbroek per week doen. Dat was geen probleem. Anders was het met parafernalia, daar kon hij er niet genoeg van hebben. Vanaf deze week liggen ze verzameld in een museum. Lees hier het feuilleton van vorige week