Is er leven na de tyfoon?

Maite Vermeulen
Correspondent Migratie
Foto: Pieter van den Boogert

Afgelopen weekend was het een jaar geleden dat tyfoon Haiyan over de Filipijnen trok. In het kielzog van de tyfoon kwamen de hulporganisaties. Hoe hebben de inwoners van Tacloban, de grootste getroffen stad, de hulp het afgelopen jaar ervaren? Een onderzoek in vier portretten.

Vraag iemand uit de Filipijnse stad Tacloban wie hij is en je hebt grote kans dat hij antwoordt: ik ben een Yolanda survivor. Tyfoon Yolanda – die wij Haiyan noemen – trok een jaar geleden over het gebied en legde huizen, palmbomen en infrastructuur plat.

Iedereen heeft een verhaal over verwoesting en verlies. Maar niemand noemt zichzelf Yolanda-slachtoffer. De nadruk ligt op overleven, op doorgaan.

Iedereen groeit op met natuurrampen. Sinds Yolanda zijn er vijf andere tyfoons over het gebied getrokken. Maar Yolanda was groter dan iemand ooit had meegemaakt.

En er kwam dan ook meer noodhulp dan de inwoners zich ooit hadden kunnen voorstellen. Met fotograaf Pieter van den Boogert probeerde ik tijdens ons bezoek aan Tacloban mensen te spreken over hoe zij de toestroom van hulporganisaties naar hun stad hebben ervaren.

Dit zijn hun verhalen.

Kristoff Gavane. Foto: Pieter van den Boogert

David Beckham kwam langs

We zitten in de auto bij Kristoff Gavane (20), zijn zus Caresse (24) en haar man Rafael (27). Het is al donker, sinds tyfoon Yolanda over Tacloban trok werkt nog maar weinig straatverlichting. Volgens Kristoff is dat een van de grootste problemen die de stad nu kent: men is bang om ’s nachts over straat te gaan. ‘Vóór de storm hielden we grote barbecues op straat. Nu is het sociale leven tot stilstand gekomen.’

‘Vóór de storm,’ dat is het hoofdthema van de toer die de drie jonge Filipijnen ons geven. Vóór de storm was hier het theater. Vóór de storm gingen we hier naar de kerk. Vóór de storm was dit het sjiekste hotel.

Wat er tijdens de storm gebeurde, daarover spreken de Filipijnen met een wonderbaarlijk gemak. Met een lach op het gezicht. ‘Zo gaan wij daarmee om,’ zegt Kristoff.

Hij was zelf op de universiteit toen de tyfoon kwam. In de kelder welteverstaan, met water tot aan zijn knieën. De rest van zijn gezin schuilde thuis, met 21 buren en twee honden. De drie labradors die nog buiten waren verdronken, net als lulo – opa – die in zijn winkeltje wilde blijven om zijn nieuwe vriezer te redden.

De drie labradors die nog buiten waren verdronken, net als opa, die in zijn winkeltje wilde blijven om zijn nieuwe vriezer te redden

Caresse herinnert zich vooral het geluid van de wind, als een woest beest. De ramen sprongen kapot, het dak vloog eraf, het huis stond onder water. Caresse: ‘Maar nog voor de storm was gaan liggen stond mijn vader aan het dak te timmeren.’

Het dochtertje van Caresse en Rafael werd drie dagen na de storm één. De twee hadden een zaaltje gehuurd voor een kinderfeestje, maar dat bestond niet meer toen de storm ging liggen. Ze hadden al plastic zakjes met snoep klaargelegd. Die dreven door het huis. Het was het eten voor de eerste dag.

En daarna moesten ze stelen. Net als iedereen. Ze vertellen er beschaamd over. ‘We gingen naar het winkelcentrum en haalden wat we konden. We moesten wel.’

De eerste hulporganisaties werden onthaald als helden, herinnert Kristoff zich. ‘Een Zuid-Koreaanse stichting deelde geld uit. Iedereen in de straat stond hun naam te scanderen!’ Maar naarmate er meer organisaties kwamen, raakten de inwoners ook gefrustreerd. ‘We snapten bijvoorbeeld niet waarom het hulpvoedsel eerst opnieuw verpakt moest worden, met de logo’s van de organisaties erop. Dat kost tijd! Terwijl er mensen honger lijden!’ De dag na de storm ging het gerucht dat er een tsunami zou komen. ‘Iedereen vluchtte de heuvels in, huilend, in paniek,’ vertelt Kristoff. ‘We zaten een nacht in de bossen, maar het bleek niet waar te zijn.’

Volgens Kristoff biedt de ramp ook mogelijkheden. Veel van zijn vrienden vonden een baan bij een non-gouvernementele organisatie.

In januari kwam David Beckham naar Tacloban. We rijden langs het Leyte Park Hotel waar hij verbleef. Scheve dakpannen liggen verspreid over het grauwe geraamte van het dak, maar in het zwembad liggen alweer gasten. Heeft het bezoek van Beckham iets veranderd? Kristoff: ‘Ja, alle kinderen willen nu een tattoo.’

Rachel Dialino, met haar drie kinderen, voor hun tent. Foto: Pieter van den Boogert

Wachten in een tent

Vóór Yolanda was de man van Rachel Dialino (24) chauffeur op een jeepney, een van de fel geschilderde bussen die als openbaar vervoer dienen op de Filipijnen. Maar sinds de tyfoon nemen de eigenaren van de jeepneys geen chauffeurs meer in dienst.

Vóór Yolanda woonde Rachel in een huisje. Van golfplaat weliswaar, maar toch een huis. Nu woont ze, met haar drie kinderen, al tien maanden in een tent. Er zit schimmel op het tentzeil, dat hier en daar bijna doorschijnend is geworden – de tenten zijn berekend op een gebruik van zes maanden, niet op een jaar. Het is ondraaglijk heet binnen.

De kinderen klampen zich aan haar vast. Haar middelste draagt een groot oranje basketbalhemd. Hij beschouwt ons met een serieuze blik, een kleine frons tussen de donkere oogjes. Rachel legt de baby aan haar borst, terwijl ze het zweet met een handdoekje van haar voorhoofd veegt. ‘Ze worden ziek van de hitte. Ik kan ze niet koelen.’

Tijdens de storm evacueerde ze haar drie kinderen naar een hotel in de buurt. Ze hadden gehoord van de autoriteiten dat er een op komst was. Maar niemand wist wat dat precies was. ‘Als ze hadden gezegd: er komt een tsunami, dan waren veel meer mensen gevlucht,’ zegt ze. Haar man bleef dan ook thuis om het huis te bewaken, en kwam er met verwondingen van af.

Hij zit nu in een cash for work-programma, van Oxfam. Hij bouwt boten. Maar over een maand is dat programma afgelopen en zit het gezin weer zonder inkomen. Het is wachten tot ze geselecteerd worden voor een zogenoemde transitional shelter. Het liefst zo ver mogelijk van de kust, zegt Rachel.

Marilyn en Danzel Amparado, voor hun huis in Tacloban. Foto: Pieter van den Boogert

Jaloers op de betonnen muren

Danzel Amparado (8) heeft op school een dino gekleid. Hij vertelt erover in verlegen Engels. ‘Zo eentje met een lange nek.’ Dan rent hij de straat op, naar zijn vriendjes die steen-papier-schaar spelen.

Zijn oma Marilyn kijkt hem lachend na. ‘Eindelijk speelt hij weer,’ zegt ze. Dat was na Yolanda wel anders. Zes maanden heeft Danzel niet gesproken. Geen woord. Als het regende huilde hij. Hij sprak pas weer nadat een kerkelijke hulporganisatie kwam dansen met de kinderen. Hij danste en danste, en sprak weer.

‘Eindelijk speelt hij weer,’ zegt ze. Zes maanden heeft Danzel niet gesproken. Als het regende huilde hij

Marilyn is daar dankbaar voor. Maar ze is ook boos. ‘De hulporganisaties delen de huizen in in categorieën,’ vertelt ze. ‘“Gedeeltelijk verwoest” en “totaal verwoest.” Omdat wij alleen “gedeeltelijk verwoest” zijn, krijgen we geen hulp. Ik heb dan wel muren, maar ik heb geen dak. Wat heeft dat onderscheid voor zin?’

Ze snapt wel dat de armste mensen de meeste hulp krijgen, zegt ze. ‘Maar wij zijn ook getroffen. Dat wij helemaal niets krijgen vind ik raar.’ Veel gezinnen blijven volgens haar langer dan nodig in de tenten wonen, om hulp te blijven ontvangen.

Maar het ergste vindt Marilyn nog dat de storm de gemeenschap heeft verwoest. ‘Omdat wij wel betonnen muren hebben, is er jaloezie,’ zegt ze. Vroeger kwamen de vrouwen uit de buurt in haar huis op naaicursus. Nu komen ze niet meer.

Ze moet huilen. ‘Ze zijn jaloers omdat wij een auto hebben. Maar die hebben we na de storm uit het water gevist, zonder wielen, zonder ruiten. We hebben geen geld om ’m te repareren. Waarom zijn mensen dan zo jaloers?’

Haar man verdiende zijn geld als chauffeur, dus hulp met het repareren van de auto zou het gezin weer aan inkomen helpen. Marilyn: ‘Maar alle organisaties bouwen vissersboten. Wij hebben geen boot nodig, maar nieuwe wielen.’

Algina Lacaba voor haar tijdelijke huisje. Foto: Pieter van den Boogert
Joel Lacaba op de bouwplaats van hun nieuwe, betonnen huis. Foto: Pieter van den Boogert

500 uur bouwen aan een nieuw huis

Het nieuwe huisje van Algina Lacaba (29) en haar man Joel (35) is vijf bij vijf meter en gemaakt van sawali, gevlochten bamboematten. Het dak is van golfplaat, het is koel binnen. De buren wonen in precies zo’n huisje, net als de rest van het kamp.

Vijf maanden brachten ze met hun drie kinderen, nichtje en moeder door in een tent, tot ze door een ngo werden geselecteerd om te verhuizen naar deze tijdelijke woningen. ‘Ik zou niet weten wat we zonder de hulporganisaties hadden moeten doen,’ zegt Algina. ‘Het leek wel of de Filipijnse overheid in slow motion reageerde. We hebben niks van ze gekregen.’

Binnenkort, misschien al in december, verhuist het gezin naar een betonnen huisje. Dat wordt betaald door het Filipijnse mediaconcern GMA. Joel stuurde een brief naar de tv-zender met hun verhaal. Hoe ze met een rugzak en hun kinderen naar een school renden voor veiligheid. Hoe de rugzak wegspoelde. Hoe ze alleen hun leven nog hadden.

De tv-zender selecteerde het gezin Lacaba voor hun huizenbouwproject, even ten noorden van Tacloban, in de veilige groene heuvels. Voor 500 uur werken in de bouw ontvangt het gezin het eenkamerappartementje.

Op de bouwplaats ontmoeten we Joel, bezweet, tussen de cementmolen en de graafmachine. Hij heeft er nu zo’n 150 uur opzitten. Elke dag werkt hij van 7 uur ’s ochtends tot 4 uur ’s middags. Hij loopt op slippers. ‘Als we hier straks wonen, zet ik een groente-en-fruitstalletje voor de deur,’ zegt hij. ‘Om geld te verdienen.’

Lees hier wat voorafging in deze serie over noodhulp:

Deze serie wordt mede mogelijk gemaakt door het en het