Oorlogsfilm Fury vertelt veel, maar maakt weinig voelbaar

Niels Mathijssen
Historicus, gespecialiseerd in beeldvorming

Met veel realistische wreedheid deconstrueert de film Fury de mythe van de Tweede Wereldoorlog als ‘the good war.’ De tegenstelling van het “goede” Amerika versus het “slechte” Duitsland kan inderdaad de prullenbak in. Maar al dat geweld maakt de soldatenervaring nog niet voelbaar.

In de openingsscène van de film Fury rijdt een SS’er te paard door een slagveld vol nasmeulende tanks. Uit het niets springt een soldaat op de SS’er. De twee belanden op de grond en na een aantal flinke tikken steekt de soldaat een mes in het oog van de nazi, die daarop het leven laat. Vervolgens ontdoet de soldaat het paard van zijn hoofdstel en laat hij hem vrij – Fury kent een begin met veel symbolisme.

Deze eerste kennismaking met de hoofdpersoon van de film, Don ‘Wardaddy’ Collier (Brad Pitt), is tekenend voor de rest van de film. Veel oorlogsgeweld en veel duisternis. De dialogen zijn weinig diepgravend en het plot niet bijster origineel. Fury moet het voornamelijk hebben van het realisme van de vele gevechtsscènes.

Maar precies in die realistische weergave schuilt de grootste tekortkoming van de film. Het geweld mag dan wel levensecht verbeeld zijn, nimmer wordt het invoelbaar. Daardoor beklijft op geen enkel moment de oorlogsellende die de soldaten voor de kiezen krijgen.

Een oorlog zoals alle andere

Het verhaal van Fury, over vijf Amerikaanse soldaten die zich aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in hun tank een weg door nazi-Duitsland vechten, zou geen zachtzinnige vertelling worden. De betreffende Amerikaanse M4 Shermantanks hadden een relatief dun pantser en vatten gemakkelijk vlam, in tegenstelling tot de Duitse Tiger- en Panthertanks. Duitse tankformaties hadden daarnaast meer vuurkracht en waren lange tijd tactisch superieur. De vuistregel die de Amerikanen aanhielden, was dat er vijf Shermans nodig waren om één Panther uit te schakelen. De overlevingskansen van een Amerikaanse tanksoldaat waren dus gering.

Het conflict zelf was in essentie een strijd tussen goed en kwaad. Deze morele tegenstelling wordt vaak onterecht op het dagelijks leven van de soldaten geprojecteerd

Regisseur David Ayer wil met Fury niet alleen de grimmige oorlogservaringen van een tankbemanning laten zien. Hij wil een andere kant tonen van ‘the good war,’ zoals de Tweede Wereldoorlog in Amerika bekendstaat. Onlangs zei Ayer op een in Londen hierover: ‘Het conflict zelf was in essentie een strijd tussen goed en kwaad. Deze duidelijke morele tegenstelling wordt vaak ook op het dagelijks leven van de soldaten geprojecteerd, wat niet juist is.’ De Tweede Wereldoorlog was met andere woorden even gruwelijk als elke andere oorlog. Ook Amerikaanse soldaten begingen wreedheden en oorlogsmisdaden.

In Fury is daaraan geen gebrek: na een fel gevecht dwingt Wardaddy het jongste lid van zijn tankbemanning, Norman, om een Duitse soldaat in de rug te schieten. In de wurggreep van Wardaddy vuurt Norman uiteindelijk het fatale schot af. Later wordt er een SS-commandant standrechtelijk geëxecuteerd.

Dit soort wreedheden ontbreekt inderdaad in veel andere films over de Tweede Wereldoorlog. Vietnamfilms zouden een inspiratiebron kunnen zijn. Uit films uit de jaren zeventig en tachtig als Apocalypse Now (1979, Francis Ford Coppola), Platoon (1986, Oliver Stone) en Full Metal Jacket (1987, Stanley Kubrick) doemt namelijk een veel negatiever beeld van het Amerikaanse leger op. Oorlog is in deze films vooral waanzin, met Amerikaanse soldaten die moreel compleet de weg kwijt zijn. Het tegenovergestelde van ‘the good war’ dus.

De herontdekking van de Tweede Wereldoorlog

Opmerkelijk genoeg zijn er in deze twee decennia nauwelijks films verschenen over de Tweede Wereldoorlog. Pas in de jaren negentig kwam daar verandering in. De Koude Oorlog was geëindigd en de militaire overwinning op Irak in de Golfoorlog bevestigde de status van de Verenigde Staten als supermacht. Met de vijftigjarige herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog als inspiratiebron ontstond er hernieuwde aandacht voor de strijd tegen nazi-Duitsland en Japan.

En de representatie van Amerikaanse soldaten in oorlogsfilms werd niet langer gedicteerd door het Vietnamtrauma. Er was weer ruimte voor vaderlandslievende heldenverering. De eerste film waarin dit sentiment ruimschoots is vertegenwoordigd, is Saving Private Ryan (1998, Steven Spielberg). Deze film was een enorm succes, zowel het publiek als de filmcritici waren lovend. Dat kwam onder meer door de openingsscène van de film, waarin de landing van Amerikaanse troepen op Omaha Beach op 6 juni 1944 op zeer realistische wijze wordt verbeeld.

Youtube plaatst cookies bij het bekijken van deze video Bekijk video op Youtube
Bekijk de openingsscène van Saving Private Ryan

In 1998 verscheen ook The Thin Red Line van Terrence Malick, waarin de strijd tussen Amerika en Japan om het eiland Guadalcanal in de Pacific in 1942 centraal staat. Malick wisselt realistische gevechtsscènes af met beelden van het natuurschoon op het eiland.

Youtube plaatst cookies bij het bekijken van deze video Bekijk video op Youtube
Gevechtsscène uit The Thin Red Line

Maar angst en waanzin zijn nooit ver weg. Malick plaatst zo het standaardbeeld van de Vietnamoorlog binnen de context van de Tweede Wereldoorlog. Hij wisselt de ene mythe in voor de andere. The Thin Red Line werd een mager succes, zeker in vergelijking met Saving Private Ryan. Vreemd is dit niet, zo schreef Rolling Stone. ‘Spielberg tells us what we want to hear. [...] Malick tells us what we don’t want to hear.’

Geen toegang tot de psyche

Ondanks de tegenstellingen, hebben de films van Malick en Spielberg in hun realistische weergave van oorlogsgeweld een nieuwe standaard gesteld. Het realisme in Fury is in technisch opzicht van ongeëvenaard niveau en daarmee de perfectionering van deze standaard. Wat echter opvalt is dat het David Ayer, in tegenstelling tot Malick en Spielberg, geen moment lukt om die levensechte weergave te laten beklijven.

In de eerste zesentwintig minuten van Saving Private Ryan gebeurt dat wel. Bijvoorbeeld doordat ze gefilmd zijn met een handheld-camera en doordat het geluid van de score tijdelijk wegvalt na het inslaan van granaten. Bij The Thin Red Line wordt het geweld invoelbaar doordat het publiek de gedachten van een aantal soldaten hoort door middel van een voice-over. We zijn dan even in het hoofd van een personage, waardoor het geweld in de film veel meer onder de huid van de kijker gaat zitten.

Ongemakkelijk wordt de film geen moment, alle rondvliegende ledematen ten spijt

Zo niet bij Fury. Ongemakkelijk wordt de film geen moment, alle rondvliegende ledematen ten spijt. Zelfs in het laatste deel van de film, waarin een episch gevecht losbarst tussen de tankbemanning en een regiment SS’ers, krijgt de kijker geen toegang tot de psyche van de soldaten.

Opmerkelijk is dat in Fury zelf al wordt uitgelegd dat enkel een realistische weergave niet voldoende is om oorlogsgeweld invoelbaar te maken. In een scène in een Duits appartement vertelt Gordo over de verwoesting die de geallieerden aanrichtten in Normandië. Een slag die ook echt heeft plaatsgevonden. Samen met Canadese en Britse troepen vernietigden Amerikaanse soldaten een terugtrekkend Duits leger. Het resultaat was een slagveld vol dode soldaten, gewonde paarden en brandende pantservoertuigen.

De Amerikaanse generaal Dwight Eisenhower, die ook ter plaatse was, zei later dat alleen Dante de gruwelen van Falaise had kunnen beschrijven. Gordo beaamt dit aan het einde van zijn verhaal: ‘Your eyes see it, but your head can’t make sense of it.’ Voor Fury geldt helaas hetzelfde: wat de toeschouwer ziet, komt nooit helemaal aan. Ayer vertelt ons wat we willen horen.

Fury draait momenteel in de bioscoop.

Youtube plaatst cookies bij het bekijken van deze video Bekijk video op Youtube
Bekijk de trailer van Fury