Hoe bouw je nieuwe huizen voor vier miljoen daklozen?
Tyfoon Haiyan maakte een jaar geleden vier miljoen Filipijnen dakloos. Nu, een jaar later, proberen overheid, hulporganisaties en de lokale bevolking voor iedereen een nieuw onderkomen te bouwen. Maar hoe begin je aan zo’n immense taak?
Stel je voor: alle inwoners van de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Tilburg, Groningen, Almere, Breda, Nijmegen, Enschede, Apeldoorn, Haarlem en Amersfoort worden in één klap dakloos. Alle huizen zijn verwoest.
Dat was zo ongeveer de situatie in de Filipijnse regio de Oostelijke Visayas, nadat tyfoon Haiyan – lokaal bekend onder de naam Yolanda – een jaar geleden over het gebied trok. Vier miljoen mensen zonder huis. Ga er maar aanstaan.
Nu, een jaar na de tyfoon, is huizenbouw nog steeds prioriteit nummer één van overheid, hulporganisaties en lokale bevolking. Vergelijk het met de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Toen werden 86.000 huizen volledig verwoest, 42.000 huizen zwaar beschadigd en 365.000 huizen licht beschadigd. Toen duurde het zeker een jaar of zes voor alles hersteld was.
Met fotograaf Pieter van den Boogert bekeek ik de aanpak op de Filipijnen. Want waar begin je, als zo ontzettend veel mensen een nieuw onderkomen nodig hebben?
Vier miljoen mensen een nieuw huis, in vijf stappen.
Stap 1: Puinruimen
Om nieuwe huizen te bouwen, moet eerst de troep opgeruimd worden. In Tacloban, de bestuurlijke en economische hoofdstad van het getroffen gebied, creëerde Yolanda in een paar uur tijd evenveel afval als de stad normaal in twintig jaar doet.
De Santo Niñovuilnisbelt, even ten noorden van de stad, is sinds de tyfoon van een vlakte in een berg veranderd. Een zanderige heuvel, die in de middaghitte een zoet rottende geur uitwasemt. Van onder het zand steken stukken plastic omhoog: de rood-blauw-gele confetti van een ramp.
In het afgelopen jaar is hier 1,15 miljoen kubieke meter puin gestort. Elke dag een vrachtwagen of 250. Het leverde na de ramp veel werkgelegenheid op: voor een vergoeding van het United Nations Development Programme (UNDP) ruimde de lokale bevolking het puin, kruiwagen voor kruiwagen.
Stap 2: Tenten en zeilen
Nog voor al het puin geruimd is, moeten mensen een dak boven hun hoofd krijgen. Het eerste wat hulporganisaties en overheid uitdelen na een ramp, zijn dan ook zeilen en tenten. Soms zijn die opgesteld in kampen, zoals in barangay (wijk) 88, waar nog altijd zo’n driehonderd tenten bij elkaar staan. Maar andere mensen zetten de tenten op tussen de overblijfselen van hun huis, bijvoorbeeld om hun akker te kunnen blijven verbouwen.
De tenten zijn er niet op gemaakt langer dan een maand of zes mee te gaan. De tenten die er nu, na een jaar, nog staan, zijn dan ook veelal beschimmeld, aan het lekken, en haast doorschijnend geworden.
Stap 3: Barakken
Meteen na de tyfoon begonnen overheid en hulporganisaties met de bouw van zogenoemde bunkhouses:rijen barakken van spaanplaat. Het zijn overduidelijk noodgebouwtjes, maar de bewoners proberen er iets van te maken. Van opengeknipte plastic flessen zijn kleurrijke plantenbakjes gemaakt, van plastic zakjes slingers.
Elk gezin (vijf, zes personen) heeft één kamertje. Achter de barakken is een stuk grond waarop kookplaten, waslijnen en toiletten zijn neergezet. Smerige rioolgootjes lopen dwars over het terrein.
De barakken zijn meestal gebouwd op private grond, die toevallig beschikbaar was na de ramp. Het ‘IPI Bunkhouse’ bijvoorbeeld, waar zo’n 2300 mensen wonen, staat op grond van International Pharmaceuticals Inc., een groot farmaceutisch bedrijf. Wanneer dit bedrijf de grond nodig heeft, hebben de bewoners een probleem. De overheid is in constante onderhandeling met het bedrijf, om de bewoners niet van het terrein af te gooien.
In de schaduw van een golfplaten dak geeft een hulporganisatie een informatiebijeenkomst. De printjes van de overheidsplannen die zijn uitgedeeld worden als waaiers gebruikt tegen de hitte. Op een whiteboard staan in het Waray, de lokale taal, een aantal vragen geschreven. ‘Wanneer krijg je een ander huis? Tot wanneer is de hulp er?’ De bewoners hebben geen idee.
Stap 4: T-shelters
De t-shelter is de laatste trend in de noodhulpwereld. De t staat voor temporary (tijdelijk) of transitional (overgangs-). Het idee is simpel: om zoveel mogelijk mensen zo snel mogelijk aan een menswaardig bestaan te helpen, kun je beter snel veel simpele huisjes neerzetten, om daarna permanente, betere woningen te bouwen. Als je direct voor iedereen huizen van beton zou willen neerzetten, moeten te veel mensen te lang wachten op een huis. Het idee is dat de t-shelters zo’n vijf jaar meegaan.
Hoe de t-shelters precies gebouwd worden, verschilt per hulporganisatie. Velen, zoals IOM en het Rode Kruis, bouwen met sawali of amakan, bamboematten die ter plaatse gevlochten worden. Anderen, zoals UN-Habitat, bouwen met multiplex. De een bouwt een keukentje, de ander niet. De een heeft een verandaatje, de ander niet. Maar grotendeels zijn de huisjes zo ongeveer hetzelfde: zo’n 20 vierkante meter, één ruimte, golfplaten dak. De bouw van één t-shelter duurt gemiddeld vier dagen.
Voor stedelingen, wier wijken volledig verwoest zijn, worden de t-shelters als dorpen in de heuvels geplaatst: tientallen, exact dezelfde huisjes bij elkaar. Op het platteland bouwen hulporganisaties de huisjes gewoon op de grond van de mensen zelf, naast hun akkers.
De gezinnen in de t-shelters komen meestal uit barakken. Hun plek in de barakken, wordt weer aan een gezin uit een tent gegeven. Zo doorlopen de meeste daklozen het proces, naar een steeds betere woning.
De vraag is natuurlijk: als zoveel hulporganisaties hun geld nu opmaken met de bouw van t-shelters, is er dan straks nog geld over voor ‘permanente’ huizen? Of worden deze huisjes permanent?
Niet alle huizen zijn volledig verwoest. Naast de bouw van nieuwe huizen, kan het dus ook lonen om mensen hun eigen huizen te laten opknappen. Door ‘shelter kits’ uit te delen, met daarin bijvoorbeeld golfplaten, hout en gereedschap, kunnen mensen zelf weer aan de slag met hun huis. Sommige organisaties, zoals IOM, delen ook geld uit en leren de lokale bevolking hoe ze steviger kunnen bouwen, zodat hun huizen in de volgende tyfoon wellicht minder beschadigd raken.
Bovendien kiezen niet alle organisaties ervoor om one-size-fits-all-huizen neer te zetten. In het piepkleine vissersdorp Sulangan, dat in een uithoek van het eiland Samar ligt, probeert de Nederlandse hulporganisatie Cordaid om de lokale bevolking te laten meedenken over het ontwerp van hun huis (binnen de beperkingen van het deels zelf ingebrachte budget). Samen met een architect bepalen de dorpelingen hoe hun nieuwe huis eruit zal zien – om het vervolgens ook zelf te gaan bouwen. Deze aanpak gaat trager dan de massaproductie van andere organisaties. Maar Cordaid gelooft dat de huizen vervolgens beter onderhouden worden – het zijn immers hun eigen huizen, niet die van een hulorganisatie.
Stap 5: Permanente bouw
Het ideaal is natuurlijk: betonnen huizen bouwen, die opgewassen zijn tegen nieuwe tyfonen. Maar dat is duur en tijdrovend. Toch probeert met name de Filipijnse overheid wel degelijk zo snel mogelijk nieuwbouwwijken neer te zetten.
Even ten noorden van Tacloban bouwen het Filipijnse mediaconcern GMA en UN-Habitat bijvoorbeeld twee nieuwe wijken naast elkaar. Bij elkaar moeten hier zo’n 1000 huizen komen. Nu is het nog een bouwput vol ijzeren frames, harde muziek en werklui op slippers.
Eén rijtje huizen is al af, geverfd in het harde blauw van het GMA-logo. Het huisje is niet groter dan de t-shelters, maar wel steviger. En er is een toilet, achter een witte deur in de hoek.
Als je op de veranda staat zie je op nog geen honderd meter afstand, voor de groene heuvels in de verte, de gigantische zandberg van de Santo Niñovuilnisbelt. Eroverheen rijdt een gele walsmachine.
Deze serie wordt mede mogelijk gemaakt door het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en het Postcode Loterij Fonds voor Journalisten van Free Press Unlimited.