De nieuwe ‘war on terror’ speelt zich af in Afrika (en wij weten van niets)
De Verenigde Staten voeren buiten het oog van de wereld al jaren oorlog in Afrika. Lokale legereenheden worden getraind en betaald. Drones houden alles vanuit de lucht in de gaten. En de Amerikanen hebben overal op het continent eigen mensen zitten. Een kijkje in deze nieuwe war on terror.
Op vrijdagmiddag 18 juli was het Oegandese dorpje Kiwawu in rep en roer. Vaders, moeders en kinderen liepen uit en verdrongen zich langs de kant van de grote doorgaande weg. Daar stond hij, midden op de weg: het kleine vliegtuig dat om halfelf ’s ochtends een noodlanding gemaakt had op het asfalt. Dat er geen gewonden bij gevallen waren, mocht een wonder heten.
Een Oegandese die het zag gebeuren, zei tegen de cameraploeg van de Chinese zender CCTV Africa dat het toestel ternauwernood een rijdende taxi kon ontwijken.
Wat was er gebeurd? Het vliegtuig met aan boord acht Amerikaanse mariniers was op weg van de Oegandese vliegbasis Entebbe naar Juba in Zuid-Soedan. Onderweg hadden ze pech gekregen, zodat ze een noodlanding moesten maken.
De beelden uit Oeganda laten iets opvallends zien, of eigenlijk: niet zien. Nergens op het vliegtuig staat een logo of camouflage-element dat duidt op militair gebruik. Je denkt: een doodeenvoudig passagierstoestel. Wat brengt de Amerikanen eigenlijk in Afrika en waarom werken ze met geheimzinnige vliegtuigjes?
AFRICOM, wie kent het niet
Om te begrijpen wat de Verenigde Staten in Afrika doen, moeten we terug naar 1998. In augustus van dat jaar bliezen moslimterroristen de Amerikaanse ambassades van Kenia en Tanzania op, met meer dan tweehonderd doden tot gevolg.
Wat volgde, was een geleidelijke militarisering van de regio. In 2002 opende president George W. Bush een militaire basis in het strategisch gelegen staatje Djibouti. Een slimme keuze, want vanuit daar zijn broeinesten als Jemen en Somalië gemakkelijk te bereiken. In de twaalf jaar daarna is de basis in Djibouti steeds belangrijker geworden. Van een paar honderd man is het aantal militairen er gegroeid naar zo’n vierduizend.
Wat zegt zo’n cijfer? Dat niet alleen in Oost-Afrika, maar ook elders op het continent, de Verenigde Staten aan een stille opmars bezig zijn. Aanvankelijk vooral om oliebelangen veilig te stellen, inmiddels ook om terreur te bestrijden. De ogen van de wereld zijn al geruime tijd gericht op Irak, Afghanistan en Pakistan, maar de ‘war on terror’ heeft zich daar nooit toe beperkt.
Elke islamistische organisatie die banden heeft, of zegt te hebben, met Al-Qaeda, is sinds de aanslagen op de Twin Towers ‘fair game.’ Ook in Afrika. Of het nu gaat om Al-Shabaab (Somalië), Boko Haram (Nigeria en omgeving) of Al-Qaeda in de Islamitische Maghreb (Sahelregio), een dreiging is een dreiging.
In 2008 is daarom Africa Command in het leven geroepen, kortweg AFRICOM. AFRICOM coördineert alle Amerikaanse militaire activiteiten in Afrika, en huist – opvallend genoeg – in Stuttgart. Volgens de eigen website moet de organisatie ‘defensiecapaciteiten’ vergroten, reageren op crises en ‘transnationale dreigingen’ terugdringen. De bestrijding van Al-Qaeda en aanverwante organisaties is daarbij ‘top priority,’ zo laat een woordvoerder per mail weten.
Obama’s brandweer
Die strijd begon onder president Bush en is voortgezet en uitgebreid onder president Obama. Harde cijfers zijn er niet, maar de schatting is dat het aantal ‘activiteiten’ tussen 2008 en 2013 is verdrievoudigd: van ongeveer 170 naar 550. Daaronder vallen militaire operaties, maar ook logistieke klussen als het per vliegtuig verplaatsen van lokale legereenheden.
Was hij niet de president die oorlogen wilde beëindigen, in plaats van ze nieuw leven in te blazen?
Maar was Obama niet de president die oorlogen wilde beëindigen, in plaats van ze nieuw leven in te blazen? In een beleidsspeech in mei 2013 zei Obama: ‘Our systematic effort to dismantle terrorist organizations must continue. But this war, like all wars, must end.’
In feite zegt hij hier: ik wil terroristen bestrijden zonder ze de oorlog te verklaren. We leveren wel strijd, maar géén boots on the ground. Niet in Syrië, niet in Afrika.
Hoe doet een president dat? Kort gezegd op drie manieren: trainingen, militaire steun aan bevriende staten en technische snufjes zoals drones. Alles draait om flexibiliteit en kleinschaligheid. David H. Shinn, oud-ambassadeur in Ethiopië en Burkina Faso en kenner van AFRICOM, zegt het zo: ‘Zie het als een soort brandweer. Altijd paraat om te reageren op nieuwe crises.’
Hoe groot is die brandweer?
Na de kidnapping van de Nigeriaanse schoolmeisjes door Boko Haram dit voorjaar stuurde Obama een AFRICOM-team om het Nigeriaanse leger te helpen bij de zoektocht. Het laat zien hoe de Amerikanen in staat zijn om op elk moment uit te rukken.
De grootte van deze brandweereenheid is moeilijk te achterhalen. Omdat AFRICOM in de luwte van het nieuws probeert te blijven, moet je het hebben van legermagazines, antimilitaristische blogs en schaarse uitspraken van ingewijden. Hun Facebookpagina, goed voor 25.000 likes, blinkt vooral uit in nietszeggende pr-filmpjes. Heel af en toe laat de leiding zich in de kaarten kijken.
In 2012 bijvoorbeeld, toen het het pr-hoofd zich liet ontvallen dat AFRICOM in ‘nagenoeg elk land’ op het continent militaire of ‘ondersteunende activiteiten’ ontplooit, variërend van twee scherpschutters in Burundi tot een paar duizend man in Djibouti. Vijf- tot achtduizend militairen in totaal, is de schatting.
Van welke methodes dient Obama’s brandweer zich? Dat zijn er grofweg drie.
Methode 1: Troepen trainen
Nu kun je zeggen: een paar duizend man voor zo’n uitgestrekt continent, dat klinkt als klein bier. Maar dan zie je Obama’s troefkaart over het hoofd – het trainen van lokale legers. Dat is relatief goedkoop, kosteneffectief en richt weinig pr-schade aan. Koste wat kost wil het Witte Huis voorkomen dat de indruk ontstaat van een door Amerika gecoördineerde oorlog tegen de islam. Beter is het daarom het zware werk aan anderen over te laten. Bij grote, internationale missies zoals die in Libië, Mali en de Centraal-Afrikaanse Republiek bleef de Amerikaanse inzet beperkt tot logistieke steun achter de schermen.
Obama’s troefkaart: het trainen van lokale legers. Dat is relatief goedkoop, kosteneffectief en richt weinig pr-schade aan
Hoe doet Amerika dit? Allereerst lopen er in de praktijk trainingsprogramma’s voor militairen uit Senegal, Nigeria, Algerije, Ghana, Mauritanië en veel andere landen. Al in 2007 legde het Amerikaanse Congres er 500 miljoen dollar voor opzij. De trainingen moeten de landen voorbereiden op het bevechten van terroristen, en op vredesmissies in VN-verband.
Het is de war on terror die we uit Irak en Afghanistan kennen, maar dan lokaal uitbesteed. Een voorbeeld: sinds 2006 loopt het Flintlockprogramma, een jaarlijks trainingsprogramma waar volgens de website van AFRICOM zestien landen aan meedoen.
Dit jaar vond dat plaats in de snikhete woestijnstaat Niger, waar 600 Afrikanen opgeleid werden tot snel inzetbare commando’s. Ook Nederland was aanwezig met 45 commando’s. In buurland Nigeria is terreurorganisatie Boko Haram sinds 2011 sterk in opkomst, met grote gevolgen voor de regio.
Zonder risico is die aanpak niet. Luitenant-kolonel Isaac Zida, die onlangs de coup leidde in Burkina Faso, volgde een twaalfdaagse training in Florida. Wie garandeert, met andere woorden, dat de elitetroepen die Obama opleidt zich netjes zullen gedragen?
Methode 2: Stoottroepen
Een tweede methode is de steun aan partnerlanden. In Somalië ondersteunt een coalitie van Afrikaanse landen de strijd tegen Al-Shabaab. Oeganda en Burundi, de twee meest assertieve deelnemers, ontvangen daarvoor financiële steun van de Verenigde Staten. Om hoeveel geld het precies gaat, is onbekend, maar in 2013 zou Washington de salarissen hebben betaald van ongeveer 9.000 soldaten.
Een land als Oeganda levert zo de stoottroepen in Obama’s strijd tegen terreur. Dat is aantrekkelijker voor de Amerikanen dan wanneer ze zelf troepen moeten sturen, maar heeft ook een groot nadeel. Politieke allianties kunnen legitimiteit geven aan dubieuze regimes. Ter illustratie: Bij Freedom House scoort Oeganda op ‘politieke rechten’ een 6, waarbij 1 staat voor uitstekend en 7 voor abominabel.
Methode 3: Drones
Tot slot zijn er de onbemande vliegtuigjes, de drones. Ze stijgen dagelijks op van vliegvelden in Niger, Tsjaad, Ethiopië en Djibouti. Met Niger zijn de banden zelfs zo goed dat er deze zomer een tweede dronebasis geopend is. Vanuit hoofdstad Niamey kan AFRICOM de gehele Sahel bestrijken. Ondanks herhaaldelijk aandringen van de Nigerese president Issoufou zijn de drones tot op heden nog niet voorzien van raketten.
Laat niemand denken dat hun aanwezigheid permanent is, of ook maar iets om het lijf heeft
Daarnaast heeft AFRICOM naar verluidt mobiele militaire posten voor verkenningsvluchten in onder meer Burkina Faso, Zuid-Soedan, Kenia, de Centraal-Afrikaanse Republiek en de Democratische Republiek Congo. Van het begrip ‘militaire post’ moet je je niet te veel voorstellen: meestal gaat het om een handvol officieren en wat materieel op een achterafveldje van een commercieel vliegveld. Die kleinschaligheid is bewust: veel van de officieren zijn zogeheten special forces – zij moeten flexibel inzetbaar zijn. Laat niemand denken dat hun aanwezigheid permanent is, of ook maar iets om het lijf heeft.
Hoe groot de geheimzinnigheid is, ontdekte de Vlaamse documentairemaker Chris Michel in 2012, toen hij bij een hangar op de Oegandese basis Entebbe een klein Pilatusverkenningsvliegtuig zag staan. Het bleken er vier te zijn, allemaal geregistreerd bij een privébedrijf in Californië. Bij navraag ontkenden de Amerikanen dat de vliegtuigjes van hen waren. Een simpele zoekopdracht wijst echter uit dat de vliegtuigjes onderdeel zijn van Operatie Tusker Sand, die in 2009 begon.
‘Slagveld van de toekomst’
Wie wil weten hoe de Amerikanen de toekomst zien, hoeft maar te luisteren naar James B. Linder, bevelvoerder over de ongeveer zevenhonderd commando’s van AFRICOM. In juni publiceerde The New York Times een fascinerend profiel van hem. Hij zei daarin onder meer: ‘Afrika is het slagveld van de toekomst.’ En: ‘Ik zie Al-Qaeda in de Islamitische Maghreb, de problemen in Libië, Al-Shabaab in Somalië, Boko Haram in Nigeria, Ansar al-Sharia in Tunesië, Benghazi en Darna.’
Het laat zien waar de prioriteit van de VS ligt: in de noordelijke Sahelregio. De gordel die van Mauritanië via Mali en Tsjaad tot aan Soedan loopt, bestaat voor een groot deel uit woestijn. Het is ungoverned territory. Vruchtbare grond, kortom, voor fundamentalisten. Sinds een jaar heeft AFRICOM er bovendien een zorg bij: veel West-Afrikaanse terreurgroepen hebben strijders naar Syrië gestuurd. Bij terugkomst zullen de jihadi’s er niet voor terugdeinzen hun opgedane kennis in de praktijk te brengen. Geïnspireerd door Islamitische Staat riep Boko Haram deze zomer een kalifaat uit in Noord-Nigeria.
In het interview zei Linder nog iets anders: moderne oorlogen draaien om mensen, niet om land. Het gaat om de hearts and minds van de lokale bevolking. Vandaar dat de trainingen vaak gepaard gaan met programma’s voor de locals – van een inentingsprogramma in Mauritanië tot de aanleg van veldhospitalen in Liberia.
Wat heeft de gemiddelde Nigeriaan hieraan?
Zo onopvallend mogelijk hebben de Verenigde Staten dus door middel van training van lokale troepen, steun aan partnerlanden en drones de war on terror ook naar Afrika verlegd. Is de gemiddelde Nigeriaan of Oegandees daar eigenlijk mee geholpen?
Eghosa Osaghae is politicoloog aan Igbinedion University in Zuid-Nigeria. ‘Als de Amerikanen hier zijn om terreur te bevechten, dan is dat prima,’ zegt Osaghae. ‘Maar de situatie is gevoelig. Vooral in islamitische gebieden staan de VS bekend als een christelijk land in oorlog. Niet tegen terrorisme, maar tegen de islam. Daarom moeten ze erg voorzichtig zijn.’
Op dit moment zullen de meeste Afrikanen het commandocentrum niet kennen, maar volgens Osaghae gaat dat veranderen. ‘AFRICOM zit in de opbouwfase. Het is nog niet zichtbaar, zoals de Fransen dat in West-Afrika zijn. Het is dus nog te vroeg om een eindoordeel te vellen.’
Mirjam de Bruijn, werkzaam aan de Universiteit Leiden en een frequent bezoeker van de Sahelregio, ziet dat anders. De Amerikaanse bemoeienis noemt ze contraproductief. ‘In de Sahel worden Toearegs en andere groepen al decennialang gemarginaliseerd. Ze voelen zich niet gekend door de staat. Militaire interventies van de VS of Frankrijk versterken dat gevoel van marginalisering alleen maar.’
Volgens De Bruijn moet de kracht van woorden niet onderschat worden. Spreken van een war on terror zoals de Amerikanen graag doen, genereert vooral nieuwe problemen. ‘Kijk naar Idriss Déby, de president van Tsjaad. In zijn speeches heeft hij het de laatste jaren steeds vaker over terrorisme. Dat geeft hem de gelegenheid om zich internationaal te presenteren als een partner in de strijd. Terwijl het een enorme despoot is.’
Uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid voor het extremisme bij de Afrikaanse regeringen zelf. De economische ongelijkheid, de politieke uitsluiting van minderheden zoals de Toearegs – het zijn problemen die je niet oplost met drones en elitetroepen. AFRICOM kan brandjes blussen zoveel het wil, maar als de rot al in de fundering zit, heeft blussen wellicht weinig zin.