Een ode aan de twijfelaars (met een slag om de arm)
Al ruim een week ben ik gefascineerd door deze grafiek:
In een notendop is de grafiek een visuele weergave van de Socratische wijsheid ‘hoe meer je weet, hoe meer je weet dat je niks weet,’ maar dan onderverdeeld in drie fases. In fase 1 gaan onwetendheid en bescheidenheid hand in hand: je bent een leek en dat besef je ook. In fase 3 staan juist kennis en bescheidenheid zij aan zij: je bent een expert en weet juist dáárom hoe weinig je eigenlijk weet. Fase 2 is natuurlijk de interessantste, in de grafiek niet voor niets ‘Gevaar’ genoemd: je weet een beetje en dénkt daardoor dat je De Grote Deskundige bent.
Het grafiekje lijkt vooral komisch bedoeld, maar bevat wel degelijk een kern van waarheid. Een kern waar inmiddels heel wat wetenschappelijk bewijs voor is: mensen met minder dan gemiddelde kennis en vaardigheid overschatten vaak hun competentie en mensen met bovengemiddelde kennis en vaardigheid onderschatten die juist – ook wel het Dunning-Krugereffect genoemd.
Je hoeft niet lang te zoeken om dit fenomeen in levenden lijve tegen te komen. Hoe vaak zijn het niet de deskundigsten onder ons die zich het minst roeren tijdens de vergadering? Die zich het minst mengen in discussies op nieuwssites? Die het onzekerst zijn over hun eigen voorstellen of ideeën? En andersom: hoe vaak zijn het niet de onkundigen die met de mond vooraan en de vinger in de lucht staan?
[INSERT: een willekeurige discussie onder een willekeurig Facebookbericht.]
De twijfelachtige reputatie van twijfel
Nu is dit allemaal niet nieuw – Socrates en Confucius zagen dit verband meer dan tweeduizend jaar geleden al. Maar niettemin: hoe langer je naar het grafiekje kijkt, hoe meer fenomenen je ook in de hedendaagse wereld opeens verklaard ziet.
Dat er nog altijd maar zo weinig vrouwen aan de top zitten bijvoorbeeld: niet uitsluitend, maar zeker voor een flink deel een kwestie van steeds hoogopgeleidere vrouwen gecombineerd met een bovengemiddelde (vrouwelijke) onzekerheid over het eigen kunnen. Amerikaans onderzoek wees uit: mannen solliciteren al op een hogere functie als ze beschikken over 60 procent van de gevraagde competenties, vrouwen zien daar al van af als ze één van de competenties missen. ‘Vrouwen voelen zich pas zeker als ze perfect zijn,’ vatte The Atlantic deze zogenoemde Confidence Gap samen.
Anders gezegd, twijfel brengt je niet ver in onze samenleving. Twijfel heeft een, ik zou haast zeggen, twijfelachtige reputatie.
Als het zo is dat twijfel correleert met wijsheid, kennis en kunde, verdient twijfel dan niet wat meer krediet?
Twijfel trekt geen kijkers, genereert geen kliks, verkoopt geen kranten. Twijfel wint geen prijzen, veroorzaakt geen ophef, zwengelt geen discussie aan. Twijfel levert geen stemmen, geen bewondering, geen promotie op. Twijfel is niet daadkrachtig, niet betrouwbaar, niet recht-door-zee.
Het gevolg van deze negatieve reputatie van twijfel is dat stelligheid en zelfoverschatting in onze cultuur de dienst uitmaken. In het nieuws, in de politiek, in het bedrijfsleven: zij die ondeskundig genoeg zijn om niet aan zelfrelativering ten prooi te vallen bestijgen overal het snelst de maatschappelijk ladder. Trekken de meeste aandacht. Domineren het publieke debat. Besturen de bedrijven.
Maar als het zo is dat twijfel correleert met wijsheid, kennis en kunde, verdient twijfel dan niet wat meer krediet?
Ik bedoel: was de financiële crisis zo in alle hevigheid uitgebroken als er in de top van het speculerende bankwezen misschien wat meer twijfelaars hadden rondgelopen? Zou de Zwarte Pietendiscussie zo gespannen en vruchteloos zijn geweest als beide kanten wat meer twijfel over het eigen gelijk hadden gehad? Zouden Europese economieën er nog steeds zo beroerd voor staan als het IMF eerder naar de twijfelaars van het bezuinigingsevangelie had geluisterd? Zou ons asielbeleid nog steeds zoveel mensenrechtentikken op de vingers krijgen als de verantwoordelijke crime fighter iets meer twijfel en iets minder daadkracht had getoond?
Retorische vragen – laat daar geen twijfel over bestaan.
De herwaardering van twijfel
Het probleem is alleen: twijfel is ook lethargisch. Twijfel belet het handelen, stelt beslissingen uit, schuift alles op de lange baan. Twijfel gaat nooit voorop in demonstraties, stemt nooit uit overtuiging, bestormt nooit de status quo. Twijfel is niet motiverend, stellig, opzwepend. Twijfel gáát nergens voor en stáát nergens voor.
De vraag is dus: hoe te twijfelen zonder te verlammen?
Of, om nog eens dat grafiekje erbij te halen: hoe verlagen we de piek van de quasideskundige grootspreker en verhogen we de dip van de competente twijfelaar?
Het besef dat je nooit de Waarheid in pacht zult hebben, en van niets ooit alles af zult weten, wil niet zeggen dat je perspectief of overtuiging per definitie ontoereikend is
Stap 1 zou kunnen zijn om twijfel niet automatisch als onverenigbaar met overtuigdheid te zien. Of beter gezegd: om twijfel niet als ontmoediging maar juist als aanmoediging te ervaren ergens voor te staan. Want het besef dat je nooit de Waarheid in pacht zult hebben en van niets ooit alles af zult weten, wil niet zeggen dat je perspectief of overtuiging per definitie ontoereikend is. Het is tijdelijk en voor verandering vatbaar.
En stap 2 zou kunnen zijn om twijfel als maatschappij ook te herwaarderen: van een tekortkoming naar een deugd. Niet als een teken van zwakte, maar eerder als een teken van competentie en bagage. Stel je maar eens voor: dat een ‘draaiende’ politicus niet automatisch afgeschilderd wordt als ‘onbetrouwbaar.’ Dat een bestuurder die geen panklare oplossing voor een probleem paraat heeft niet direct wordt gezien als ‘ondoortastend.’ Of dat een talking head die in grijstinten spreekt niet als gevaar voor de kijkcijfers wordt beschouwd.
Ik vermoed dat de wereld er dan een stuk rooskleuriger uit zou zien.
Al weet ik dat natuurlijk niet zeker.