Hoe de personendemocratie cliëntelisme in de hand werkt
Weinig politici begrijpen het bedienen van de eigen achterban zo goed als voormalig CDA-Kamerlid Annie Schreijer. Als zij in een debat of een krant terloops meldde dat aan haar keukentafel werd gemord, dan wist elke CDA’er hoe laat het was. Dan was de hele Twentse boerenstand boos en gemobiliseerd – en door Annie van koffie en boterhammen voorzien – en moest een aangekondigde milieumaatregel of bezuiniging op landbouwsubsidie subiet worden opgeborgen. Anders gooiden Annie en haar achterban de kont tegen de krib en dat kon stemmen kosten. Veel stemmen.
Verdediging van de groep waaruit je voortkomt, het beschermen van het eigen deelbelang of de regio, geeft een parlementariër vaste grond onder de voeten
Annie en haar achterban zijn kostbaar goed in het CDA. Nadat ze uit de Kamer vertrok werd ze tot lijstduwer bij de Europese verkiezingen gebombardeerd. Het CDA hield de vijf zetels die ze al had, één ervan werd echter ingenomen door Annie, die maar liefst 113.000 voorkeursstemmen kreeg. Tot grote schrik van de CDA-leiding, die wel haar stemmen maar niet haar keukentafelgemor wilde, besloot Annie het namelijk niet bij symboliek te laten maar ook in het Europese parlement haar achterban trouw te bedienen.
Cliëntelisme zit in de vezels van het Nederlandse politieke bestel. Limburgers voor Limburg, vakbonders voor de bonden, Jos van Rey voor zijn vrienden, Groningers voor de Hanzespoorlijn, boeren voor de landbouwsubsidies, vrouwen voor de kinderopvang, Ad Koppejan voor de Hedwigepolder en allochtonen voor migrantenleed.
Hoewel Nederland geen kiesdistricten kent en Kamerleden voor hun verkiezing niet afhankelijk zijn van hun eigen achterban, heeft de verzuiling wel haar sporen nagelaten. Verdediging van de groep waaruit je voortkomt, het beschermen van het eigen deelbelang of de regio, geeft een parlementariër vaste grond onder de voeten en respect bij collega’s en de parlementaire pers: hij weet tenminste waarover hij het heeft en trekt stemmen. Veel stemmen.
Het zwaard van electorale inhaligheid
Aan het gedrag van de twee opgestapte PvdA-Kamerleden, Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk, is dan ook niet zoveel Turks. Het past naadloos in de Nederlandse traditie van cliëntelisme. En laten we wel wezen, als de twee heren Brabantse boeren waren geweest die op luide toon, wapperend met hun voorkeursstemmen, het kabinet op het landbouwbeleid hadden gekapitteld, dan was er ook niet zoveel aan de hand geweest.
Dan had de voorzitter van de PvdA waarschijnlijk gezegd dat het goed is dat er PvdA’ers zijn met hart voor het platteland, dat de armoede onder de boeren niet mag worden vergeten en had de fractievoorzitter nog eens onderstreept dat hij altijd ruimte geeft aan een afwijkend geluid. Ruimhartig en zelfs een beetje trots was hen ook een symbolische tegenstem gegund bij de landbouwbegroting.
Aan het gedrag van de twee opgestapte PvdA-Kamerleden, Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk, is niet zoveel Turks. Het past naadloos in de Nederlandse traditie van cliëntelisme
Het probleem is veel meer dat de clientèle van de twee Kamerleden – nationalistische Turken die sympathiseren met de Turkse president Erdogan – helemaal niet thuishoort in de PvdA. Beide heren hebben, volgens Diederik Samsom, opvattingen over vrijheid, tolerantie en emancipatie die al twee jaar lang ‘telkens schuurden.’
De PvdA is, met andere woorden, gevallen in het zwaard van de electorale inhaligheid. Maar ook hierin, in de kortzichtige omhelzing van cliëntelistische politiek, zijn de sociaaldemocraten bepaald niet uniek. Het is wijdverbreid en goed genesteld in alle politieke partijen. Bovendien wordt het niet minder.
Je zou zelfs kunnen zeggen dat cliëntelisme, verpakt in het politicologenjargon van de ‘personalistische politiek,’ aan een stille opmars bezig is. Je hoeft geen Nederlands-Turkse parlementariër te zijn om trots je persoonlijke, hechte band te etaleren met ‘Henk en Ingrid,’ de ouderen, de moslims, de antimoslims, de automobilisten, de boeren, ‘de hardwerkende Nederlander’ en de dieren.
Hoeveel sexyer is het niet om de verdediger van Zwarte Piet te zijn, en dat beloond te zien in het stemgedrag van Piets aanhang, dan om de drager te zijn van zoiets sufs en mufs als het ‘algemeen belang.’
Natuurlijk, de meeste parlementariërs hebben oprechte, liefdevolle intenties als zij een wijk adopteren, een noodlijdende zorginstelling de hunne maken, een spreekuur voor de meest kwetsbaren openen of aanhoudend aandacht vragen voor de Twentse boerenstand. Alleen, in een politieke democratie waar ‘nabijheid’ wordt gepredikt als bewijs van geschiktheid, is het niet gek dat cliëntelisme vaker de kop opsteekt.
Het gelijk van Balkenende
In 1998 is de voorkeursdrempel van 50 procent van de kiesdeler verlaagd tot 25 procent. De eenvoudige, in retrospectief nogal naïeve gedachte was dat de politiek geloofwaardiger werd als burgers politici makkelijker rechtstreeks zouden kunnen kiezen.
Toen dat effect uitbleef stelde D66 in 2005 voor de voorkeursdrempel nog eens te halveren tot 12,5 procent, terwijl het Burgerforum kiesstelsel zelfs voorstelde om deze geheel af te schaffen. De toenmalige regering-Balkenende verwierp beide voorstellen, omdat cliëntelisme op de loer lag.
Inmiddels, bijna twintig jaar in het bezit van een relatief lage voorkeursdrempel, hoef je geen Motivactiononderzoek te laten doen om vast te stellen dat Balkenende een keer gelijk had.
De politiek is er niet geloofwaardiger op geworden en burgers zijn zich niet meer verbonden gaan voelen. Wel zie je nerveuze politici op zoek naar achterbannen, incidentenpolitiek, afsplitsingen en fragmentatie. Ernstiger is het nog als politieke partijen, zoals nu de PvdA, ongeschikte politici juist toelaten omdat hun clientèle zo electoraal aantrekkelijk is.
Als er al een les te leren valt uit de affaire met de Turkse Kamerleden, dan is het in ieder geval niet dat er een Turks probleem is geïmporteerd, noch dat dit typisch PvdA is. Wel maakt het zichtbaar dat een personendemocratie kan overhellen naar een clientèledemocratie. Misschien is het tijd om een stem op een partij en op een programma, in plaats van op een politicus, te herwaarderen.