Onopgemerkte mensen, vereeuwigd door een onopgemerkte fotograaf
Vivian Maier, kindermeisje, verzorgster, gouvernante, kon niets weggooien. Aan het eind van haar leven had ze vijf opslagboxen in Chicago gevuld met schoenen, kleren, bonnetjes, krantenknipsels, treinkaartjes – de neerslag van een mensenleven.
Een verzamelaar was ze, een hoarder. En ook: een fotograaf. Toen Maier in 2007 – de gepensioneerde nanny was inmiddels 81 jaar oud – de huur voor die opslagruimten niet meer kon opbrengen, werd de inhoud ervan geveild. Daartoe bleken ook zo’n 150.000 foto’s en negatieven en honderden 8mm-films te behoren. Historicus John Maloof kocht ze op en ontdekte een fotograaf die qua onderwerpkeuze, stilering en talent niet onderdeed voor de grote straatfotografen uit de twintigste eeuw: denk Helen Levitt, Diane Arbus, Robert Frank en Henri Cartier-Bresson.
Sindsdien wordt er door historici, conservatoren en schrijvers gestaag gewerkt aan het beschrijven, ontsluiten en in de markt zetten van Maiers werk. Maier zelf overleed in 2009, dus alle roem is niet alleen recent maar ook postuum.
De vrouw was dertig jaar kindermeisje; ze is door tal van families ‘opgemerkt’
Maiers leven is ‘ongemerkt voorbij gegaan,’ las ik deze week op de muur van het Amsterdamse fotografiemuseum Foam. Een beetje een vreemde formulering – de vrouw was godbetert dertig jaar lang kindermeisje en is in die hoedanigheid door tal van families ‘opgemerkt’ – maar we get the point: onopgemerkt door het grote, internationale publiek.
Met de tentoonstelling Vivian Maier, Street Photographer wil Foam Nederland kennis laten maken met deze geniale gek. Want een gek was ze, zo blijkt ook uit de documentaire Op zoek naar Vivian Maier, die eerder dit najaar werd uitgezonden door AVROTROS Close Up: een einzelgänger, lief, streng en uiteraard obsessief – anders leg je niet zo’n omvangrijk archief aan.
Voor Maiers aantrekkingskracht zijn talloze redenen te bedenken.
- Er zijn de foto’s zelf, waarin we grootheden uit de fotografiegeschiedenis herkennen, die een Mad Men-achtige uitstraling hebben en die nostalgie opwekken.
- Er is het jongensavontuurachtige verhaal van de veilingvondst.
- Ook heeft Maier veel van haar negatieven nooit ontwikkeld; voer voor kunsthistorici en -critici die nadenken over de vraag in hoeverre een kunstenaar zelf ook echt de ‘maker’ moet zijn van een werk.
- En dan is er nog een aantal prikkelende juridische kwesties, zoals de vraag waar het copyright op de foto’s ligt en wie het recht heeft geld te verdienen aan haar werk, dat inmiddels al voor duizenden euro’s over de toonbank gaat.
De belangrijkste aantrekkingskracht van Maier zit ’m niet in de tragiek, maar in de troost
Maier was een verborgen genie en een geniale gek. Het zijn twee gegevens die je als tragisch kunt opvatten, zoals de muurtekst, de documentaire en veel van de stukken die over haar zijn verschenen, plegen te doen.
Maar toen ik de tentoonstelling bezocht bedacht ik dat wat haar werk en persoon aantrekkelijk maken niet die tragiek is, maar de troost die er op allerlei verschillende en zelfs paradoxale manieren van uitgaat.
Neem het verhaal van het kindermeisje dat een wereldfotograaf bleek te zijn. De boodschap die je daar, afhankelijk van je stemming, uit kunt destilleren is dat iedereen potentieel een verborgen talent heeft, dat zelfs anonieme nanny’s uit de Verenigde Staten kunnen uitgroeien tot internationale helden. De troost: wie nog niet ‘ontdekt’ is, is niet per definitie ongetalenteerd.
Wie zó briljant is, is ook vaak gek; wie niet briljant is, is tenminste wel normaal
Tegelijkertijd is er de troost van de geniale gek. Ja, Maier maakte fantastische foto’s – ‘ze schoot wel heel vaak raak,’ verzuchtte mijn lief toen we de documentaire bekeken. En ja, ze maakte er ongelofelijk veel, hetgeen haar archief des te interessanter, completer en waardevoller maakt. Maar ze was ook niet helemaal goed bij haar hoofd: dat obsessief fotograferen van haar was behalve bewonderenswaardig waarschijnlijk ook pathologisch. De troost: wie zó briljant is, is ook vaak gek, dus wie niet briljant is, is tenminste wel normaal en gezond.
En dan zijn er natuurlijk nog de foto’s zelf. Ik was al hooked bij het openingsbeeld van de tentoonstelling, waarop een meisje van een jaar of vier, vijf (leeftijden inschatten is nooit mijn forte geweest) voor een etalageraam met handschoenen staat. Ze heeft een viezig gezichtje, warrig haar, draagt een streepjesshirt met gaatjes. Haar armen over elkaar geslagen tuurt ze, peinzend of wegdromend, net langs de camera.
De houding heeft iets stoers, maar ook iets schattigs, en spiegelt waarschijnlijk die van veel museumbezoekers (ik werd me toen ik haar zag meteen bewust van mijn eigen museumpose).
Daar staat ze, gered uit het meedogenloze doorrazen van de tijd, voor eeuwig een kleuter in New York.
Allemaal levens die ‘onopgemerkt’ voorbij zijn gegaan, maar dankzij Maier nu toch te zien zijn
Zoals dat meisje, zo zijn er nog veel meer kinderen – en ook volwassenen, en etalages, en noem maar op – die door Vivian Maier zijn vereeuwigd. Allemaal levens die ‘onopgemerkt’ voorbij zijn gegaan, maar die dankzij haar toch maar mooi te zien zijn, in 2014 in Amsterdam.
Knokige kinderknieën, huilende baby’s, mooi gekapte dames, een dood paard: iemand heeft ze gezien, verzameld, bewaard.
Dat is misschien wel de belangrijkste troost die Vivian Maier ons biedt: de troost van de fotografie, die de tijd even stilzet en kleine, korte, ogenschijnlijk onbeduidende momentjes redt van de vergetelheid.