Iedereen kent Giro555. Maar hoe werkt de organisatie?

Maite Vermeulen
Correspondent Migratie
Het belteam van de Nationale Actie Filipijnen door Giro555 in het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum op 18 november 2013. Foto: Bas Czerwinski/ANP

Giro555 is een bekend merk. Maar de organisatie achter het gironummer – de Samenwerkende Hulporganisaties – kent bijna niemand. Hoe werkt de club, die verantwoordelijk is voor het inzamelen, verdelen en verantwoorden van het geld dat wij op 555 storten?

Giro555 is misschien wel een van de bekendste merken van Nederland. In haar 25-jarig bestaan stortten Nederlanders bijna 800 miljoen euro op het gironummer, voor humanitaire rampen over de hele wereld: van de Hoorn van Afrika, tot Haïti, tot Syrië, de Filipijnen en nu West-Afrika (ebola). Nederlanders die normaal niet aan goede doelen geven, storten wél een tientje op 555.

Het kantoor van Giro555 is een stuk minder glamoureus dan dit track record doet vermoeden. Sterker nog: Giro555 heeft helemaal geen eigen kantoor. Momenteel huist de organisatie in het kantoor van hulporganisatie Cordaid, in Den Haag. Op de tweede verdieping, door wat smalle gangen, en dan een piepklein kamertje in met twee bureaus. Voor de deur staat een kartonnen poster van de inzamelingsactie voor de Filipijnen – die is te groot om in het kantoor te passen. Welkom bij Giro555.

Of beter gezegd: welkom bij de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO), de organisatie achter Giro555. Een organisatie waar weinig Nederlanders van gehoord hebben, blijkt uit naamsbekendheidsonderzoek van de organisatie zelf. Toch is dit de club die verantwoordelijk is voor het inzamelen, verdelen en verantwoorden van het geld dat wij op 555 storten. Wat is dit voor organisatie? En hoe gaan ze te werk? Een kijkje in de keuken.

Heel weinig overhead

Allereerst een stukje geschiedenis. In 1984 en 1987 hield een aantal Nederlandse hulporganisaties eerste voor de hongersnood in Afrika. Dat beviel, en er werd de samenwerking wat structureler te maken, door in 1989 de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) op te zetten. Oxfam stelde zijn gironummer beschikbaar – 555 was geboren.

Tot de tsunami in Zuid-Azië in 2004 waren de SHO een informeel gezelschap, zonder juridische grondslag. Maar de inzamelingsactie voor de tsunami was zo’n groot succes – er werd meer dan 200 miljoen opgehaald – dat het plotseling wel wat vreemd was dat de hulporganisaties dat geld in een achterkamertje verdeelden. Er werden Kamervragen gesteld en in 2006 werden de SHO officieel een stichting, met een bestuur bestaande uit de directeuren van de die lid zijn en een onafhankelijke Raad van Toezicht.

Elke achttien maanden verkiest het bestuur een nieuwe en vicevoorzitter uit zijn midden. Die vicevoorzitter is ook de zogenoemde wanneer geld wordt ingezameld draagt deze persoon (een van de directeuren dus) de verantwoordelijkheid voor deze

Momenteel zijn tien hulporganisaties lid van de SHO. De organisatie heeft een kop-staartstructuur: aan de kop wordt gezamenlijk geld ingezameld, aan de staart wordt gezamenlijk verantwoord waar het geld aan is uitgegeven. In de uitvoering daartussen werkt elke organisatie voor zich. Daardoor maken de SHO heel weinig Er zijn slechts drie parttime medewerkers (financiën, persvoorlichting en sociale media/communicatie), die de back- en frontoffice van de SHO draaiende houden. Vandaar het kleine kantoor.

De voorwaarden voor succes

Giro555 gaat lang open. Volgens SHO-voorzitter René Grotenhuis is een inzameling bedoeld om ‘Nederlandse publieke betrokkenheid te kanaliseren.’

We zitten in een vergaderruimte van Cordaid, die van tevoren geboekt moest worden – zelf heeft Giro555 geen vergaderzaal. De afweging om 555 wel of niet te openen, is volgens Grotenhuis gestoeld op vier voorwaarden. Allereerst moeten er veel slachtoffers zijn. ‘Maar we hanteren geen vaste dodengrens,’ stelt Grotenhuis. Ten tweede moet de ramp al in de media zijn, het liefst ‘trending.’ Vervolgens testen de SHO of er geefbereidheid is bij burgers, met een kleine steekproef: zou u geven als we open zouden gaan? Tot slot wordt gekeken of de hulporganisaties het geld kunnen besteden – of het logistiek en technisch haalbaar is om hulp te bieden in het rampgebied.

‘De actie voor Syrië vorig jaar was voor ons een harde les,’ zegt Grotenhuis, verwijzend naar de actie die een teleurstellend bedrag van vijf miljoen euro opleverde. Verdeeld over tien organisaties kan zo’n bedrag weinig uitrichten in de context van zo’n grote ramp. Bovendien eindigen niet veel acties van Giro555 onder de 20 miljoen euro. ‘Het was en is een enorme ramp, maar terugkijkend hadden we Giro555 moeten openen,’ zegt Grotenhuis. ‘De voorwaarden voor succes waren er niet. Er was veel over Syrië in het nieuws, maar niet over de humanitaire situatie. Mensen zagen alleen maar jihadisten. Daar ga je niet aan doneren.’

Als er geen publieke betrokkenheid is, is er geen rol voor Giro555, meent Grotenhuis. ‘Natuurlijk is dat frustrerend, en cynisch. ‘Als het maar sexy is, in de media, dan doen ze pas wat,’ horen we dan. Maar dat is nu eenmaal het lot cq. noodlot van Giro555. En geen gezamenlijke actie betekent niet dat de organisaties niet zelf veel hulp bieden in een gebied.’

Mierenhoop

Bij een nationale actie verandert het kleine, rustige kantoortje in Den Haag in een mierenhoop. De coördinatie van de huidige actie ligt bij Cordaid, en vele medewerkers van alle hulporganisaties – vooral van communicatie en marketing – laten hun normale taken gedurende zo’n actie vallen, om zich te richten op Giro555.

Giro555 is nog nooit geopend zonder voortijdig overleg met de media, met name de NOS. De organisatie is afhankelijk van gratis reclametijd op radio en tv, en van de mogelijkheid om een tv-avond te organiseren rondom een inzamelactie – zoals nu voor volgende week vrijdag gepland staat voor ebola. Samen met de NOS worden slogan en beelden voor de campagne gekozen.

‘Als het om een ramp als Haïti gaat, is het een kwestie van een kort telefoontje,’ zegt Grotenhuis. ‘Maar voor Syrië kwamen we er maar niet uit. Na drie gesprekken wilden alleen de VARA en de EO meewerken aan een tv-avond.’

Ook nu, voor ebola, blijkt de communicatie lastig. Het is moeilijk om BN’ers te vinden die zouden willen afreizen naar ebolagebied, en er is een gebrek aan Lege scholen (ouders houden hun kinderen uit angst voor besmetting thuis) verkopen nu eenmaal niet zo goed als de grote bergen puin van een aardbeving.

Nog geen magic bullet

Als het geld eenmaal is ingezameld, wordt het via een verdeeld over de tien organisaties. Daar stopt de samenwerking: er wordt niet gecoördineerd over de beste besteding van het geld. ‘Gelukkig niet,’ voegt Grotenhuis toe. ‘Soms jeuken mijn vingers om te coördineren, maar de vraag blijft: wie mag dan wie coördineren? Iedereen wil coördineren maar niemand wil gecoördineerd worden.’ Hij benadrukt dat er in het veld wel coördinatie plaatsvindt door ‘Daar zijn de noden, daar moet gecoördineerd worden.’

Wel wordt de besteding van het geld aan het eind van de rit gezamenlijk verantwoord. ‘Zonder daarbij Nederlandse vlaggetjes te planten,’ zegt Grotenhuis. Hij bedoelt daarmee dat het Giro555-geld op kan gaan in het budget van de grotere, internationale koepelorganisaties zoals CARE International of Unicef International.

Volgens Grotenhuis is het heel moeilijk te communiceren dat je – ook met grote ingezamelde bedragen – het probleem in een rampgebied niet meteen kunt oplossen. ‘Mensen verwachten dat je met 200 miljoen euro iedereen op Haïti toch wel een nieuw huis kunt geven. Maar dat is gewoon niet zo. Hoe communiceer je dat alle organisaties hun stinkende best doen en geld efficiënt hebben besteed, maar dat het niet binnen ons vermogen ligt om het probleem op te lossen? We hebben de magic bullet nog niet gevonden.’