De post-postmoderne mens: op de hoogte van alles, verplicht tot niets

Rob Wijnberg
Oprichter

Klimaatverandering, slavernij in sweatshops, wapens gefinancierd van ons spaargeld: ons handelen als consument veroorzaakt grotere problemen dan ooit. Waarom voelen we ons daar niet permanent schuldig over? Een essay, over de post-postmoderne mens en zijn onvermogen te veranderen.

richtte zijn blik omhoog, met de openbaring in de hand: daarboven, vanuit het hogere, werd hem de transcendente Waarheid gegeven die Verlossing beloofde uit het onveranderlijk Van vooruitgang, maatschappelijke ladders of dubbeltjes die kwartjes werden, had hij nog nooit gehoord – slechts het hiernamaals bood hoop op een beter leven.

richtte zijn blik omlaag, met een schop in het zand: daarbeneden, in de aardse werkelijkheid, kon de objectieve Waarheid worden gevonden. Het metafysische werd rationeel en het heilige wetenschappelijk: mits hij diep genoeg zou graven, zouden de feiten zich tonen. De Verlichting wisselde hoop op Verlossing in voor geloof in Vooruitgang. Het hiernamaals, dat werd het nageslacht.

richtte zijn blik naar zichzelf, via een spiegel aan de wand: daarbinnen, in de subjectieve ervaring van de werkelijkheid, werd de geconstrueerde Waarheid gemaakt. De metafysische en objectieve Grote Verhalen werden afgezworen: individuele vrijheid, creativiteit en zelfontplooiing werden de nieuwe heilige graal.

En wij, dan?

Wij turen de wijde wereld in via een verrekijker, met een boodschappentas aan de arm en oogkleppen op genaamd de natiestaat.

De verrekijker

De verrekijker, dat is de informatierevolutie. Nooit eerder kon zo ver de wereld in kijken als nu. Was onze belevingswereld pakweg zestig jaar geleden nog beperkt tot familie, zuil en land, nu strekt ze zich permanent en met een druk op de knop uit tot de verste uithoeken van de wereld. De opkomst van de 24 uursnieuwsvoorziening, het wereldwijde web en toegankelijk (hoger) onderwijs heeft een generatie voortgebracht die geïnformeerder is dan alle generaties ervoor tezamen.

Die verrekijker heeft niet alleen ons wereldbeeld vergroot, hij heeft ons ook inzichten gegeven in de consequenties van ons handelen die twee generaties terug nog ondenkbaar zouden zijn geweest.

De verrekijker heeft ons inzichten gegeven in de consequenties van ons handelen die twee generaties terug ondenkbaar waren

Zo weten we nu bijvoorbeeld dat onze CO2-uitstoot verregaande gevolgen heeft voor de planeet als geheel. Iedere keer dat we nu in een auto stappen, een vliegtuig pakken of een biefstuk bakken worden we geconfronteerd met het feit: deze rit, vlucht of maaltijd bedreigt ergens in de wereld een ijsbeer, koraalrif of oogst.

Hetzelfde geldt voor ons alledaagsere consumptiepatroon. We weten nu dat dat desastreuze effecten kan hebben op anderen duizenden kilometers verderop. Van de kleren die we dragen worden sweatshops in stand gehouden waar Van het spaargeld op onze bankrekeningen worden wapens gefinancierd waarmee bevolkingsgroepen aan de andere kant van de wereld worden gebombardeerd.

‘Gayané’, door Laure Fissore

De post-postmoderne mens draagt, kortom, bijna overal waar hij gaat – de bank, de supermarkt of het vliegtuig – een voorheen niet-bestaande schuldvraag met zich mee.

Maar met dat besef van schuld is niet automatisch ook een evenredig gevoel van verantwoordelijkheid gegroeid.

We weten dat de aarde door ons toedoen opwarmt, maar hebben onze energievoorziening We weten dat onze spijkerbroek en telefoon slavernij in stand houden, maar zijn nog niet massaal overgestapt op fair trade. We weten dat ons economische systeem maar hebben de belastingsparadijzen nog niet opgedoekt en de financiële sector nog niet verkleind. We weten dat ons spaargeld in drones en gevechtsvliegtuigen verdwijnt, maar zijn nog niet in opstand gekomen bij de ingang van de bank.

En dat komt grotendeels door de boodschappentas aan onze arm.

De boodschappentas

De boodschappentas, dat is het hedendaagse kapitalisme. Een economisch systeem dat volgens als ‘vergeetmachine’ functioneert: het heeft het onrecht op afstand geplaatst. De wereld is dus, via de verrekijker die onze informatievoorziening is, dichterbij dan ooit, maar wordt door het economische systeem tegelijkertijd als verder weg dan ooit ervaren.

Hoe ons voedsel in de grote supermarktketens precies wordt geproduceerd, weten we niet. Hoe de financiële markten en hun complexe, risicovolle producten precies werken, weten we niet. Hoe de kledingfabrieken in India er precies van binnen uitzien, weten we niet. Hoe de multinationals de belastingen op hun winsten precies omzeilen, weten we niet.

Het mondiale kapitalisme heeft het economische en sociale onrecht geoutsourced,in verhullend jargon verpakt, in de nevelen van pr en marketing gehuld, in ondoordringbare juridische kluwens doen verdwijnen – en er zodoende een ver-van-ons-bedshow van gemaakt.

Zo faciliteert het, aldus Schinkel, een permanent economisch vergeten:we maken ons als betrokken burger (cultureel herinneren) wellicht druk over onrecht, maar zien alles door de vingers als consument (economisch vergeten).

Het mondiale kapitalisme heeft het economische en sociale onrecht geoutsourced

Schinkel: ‘Terwijl we benadrukken dat moslims vrouwen onderdrukken (culturele herinnering), zien we niet dat voor het goedkope textiel meisjes in India uitgebuit zijn (economische vergeetachtigheid). Terwijl we prat gaan op onze inzet voor mensenrechten (culturele herinnering), denken we niet aan de wegrottende handen van de cashewplukkers als we een keurig plastic bakje cashewnoten in het supermarktmandje doen (econonomische vergeetachtigheid). En terwijl we de mond vol hebben van onze traditie van tolerantie en van democratie (culturele herinnering), tanken we onze auto vol zonder idee van het racisme en de dictatuur waarmee olie geproduceerd wordt (economische vergeetachtigheid).’

‘Anatoli’, door Laure Fissore

Die economische vergeetachtigheid is van grote invloed, omdat onze consumentrol die van de burger heeft overgenomen. Anders gezegd: ook ons burgerschap is verconsumentiseerd.

Als we stemmen op een politieke partij, doen we dat als consument, vergelijkbaar met hoe we een wasmachine kopen: we vullen een stemwijzer in op grond van onze ‘wensen’ en kiezen de partij die vervolgens ‘als beste uit de test’ komt. Niet voor niets draait het tijdens verkiezingen ook vooral om de burger als consument, wiens koopkrachtplaatjes en hypotheekrenteaftrek centraal staan.

Ook als we geven aan een goed doel, doen we dat als consument, vergelijkbaar met hoe we ons door reclame laten verleiden: er wordt een ‘campagne’ voor een ramp of ziekte opgetuigd, er worden BN’ers ingezet als ‘ambassadeurs,’ er wordt in de vorm van een entertainmentshow om een bijdrage gevraagd, er wordt zelfs een materiële beloning als tegenprestatie in het vooruitzicht gesteld (een lot in de loterij,

En ja, zelfs als we pleiten voor een ideaal of goede zaak, doen we dat als consument, vergelijkbaar met hoe we boeken en hotelkamers recenseren: we gaan naar de site of Facebookpagina van ons protest naar keuze en ‘vinden het leuk’ of ‘delen het in onze timeline #goedezaak.’

Onze rol als consument heeft onze rol als burger overgenomen – behoeftebevrediging is ons morele kompas

Als consument vergeten we dus niet alleen economisch, we leven economisch – met behoeftebevrediging als belangrijkste morele kompas.

Daarom willen we wel duurzame energie, maar niet als dat ten koste gaat van het bbp. Daarom willen we wel eerlijkere producten, maar niet als dat ten koste gaat van gebruiksgemak of portemonnee. Daarom willen we wel sociale gelijkheid, maar niet als dat gepaard gaat met hogere premies of lagere koopkracht. Daarom willen we wel minder oorlog en wapens, maar niet als dat zich vertaalt naar lagere rentes en dividenden. En daarom willen we wel duurzaam eten, maar niet als dat ten koste gaat van kiloknallers of kassakorting.

De hamvraag is dan: waarom wakkert dit geen permanent schuldgevoel aan? Waarom kunnen we schijnbaar prima leven met het feit dat we werkelijke vooruitgang laten verdwijnen in onze boodschappentas?

Het antwoord vinden we in de hedendaagse functie van de natiestaat.

De oogkleppen

De natiestaat, dat zijn de oogkleppen die ons ervan weerhouden het verband te zien tussen de problemen in de wereld en ons eigen handelen. Dit negentiende-eeuwse construct, ooit opgetuigd als mal voor gewest- en provincieoverstijgende solidariteit, functioneert inmiddels juist als beperking van de mondiale solidariteit die de eenentwintigste eeuw van ons vraagt.

Het bbp stelt zich nooit de vraag of de ijsschots op de Noordpool schade ondervindt van groei

Zo maakt de natiestaat, ten eerste, van alle politiek lokale politiek door die te beperken tot nationale grenzen. Het bruto binnenlands product bijvoorbeeld, fundament van de moderne politiek, stelt zich nooit de vraag of de ijsschots op de Noordpool, de fabrieksarbeider in China of schade ondervindt van zijn groei: het is immers een binnenlands product. Zoals ook de politicus zelf nooit rekenschap hoeft af te leggen aan diegenen die door de fictieve grenzen van de natie buiten zijn verantwoordelijkheidssfeer zijn geplaatst: hij vertegenwoordigt het nationale volk.

‘Constantin’ door Laure Fissore

Op deze manier helpt de natiestaat de post-postmoderne mens bij het ontkennen van zijn schuld, en dus verantwoordelijkheid, voor de mondiale problemen waaraan hij in toenemende mate debet is – en houdt zo de status quo in stand. Het maakt van de consument, wiens handelen mondiaal is, wiens verantwoordelijkheid ophoudt bij de grenzen van het vaderland.

Bovendien schept de natiestaat niet alleen de voorwaarden voor het ontkennen, maar ook voor het afschuiven van deze verantwoordelijkheid. Want alleen bij gratie van een ‘binnenland’ bestaat ook de illusie van een ‘buitenland,’ waarop wij onze schuld kunnen projecteren: het zijn ‘zij’ daarbuiten – de immigrant, de vreemde cultuur, de vreemde religie, de multinational, de hoge heren in Brussel, het systeem – die aan de problemen debet zijn, niet ‘wij,’ de binnenlanders, op dit schuldvrije stukje land.

Hoe de post-postmoderne patstelling te doorbreken?

Aldus is de status van de post-postmoderne mens: op de hoogte van alles, verplicht tot niets.

Zijn verrekijker laat hem de wereld zien en doet beseffen: mijn handelen strekt verder dan ooit. Maar zijn boodschappentas doet hem het onrecht dat hij aanricht economisch vergeten: hij is pas in de tweede plaats burger en in de eerste plaats consument. Het mogelijke schuldgevoel, ten slotte, wordt onschadelijk gemaakt door de natiestaat, die hem in staat stelt zijn morele relatie met de wereld te beperken tot zijn vaderland.

Hoe deze patstelling te doorbreken? Daarover is een bibliotheek vol te schrijven. Maar laat ik een poging tot het begin van een antwoord wagen.

1. Onderschat je eigen invloed niet

Ten eerste is het zaak onze invloed als individu vooral niet te onderschatten. Het nieuws, de politiek, de wereldproblematiek: ze lijken door de verrekijker vaak een toneelstuk waarin wij slechts fungeren als toekijkend publiek. Maar niets is minder waar: wij zijn de toeschouwers, de acteurs en de regisseur tegelijk. Of beter nog: wij zijn het toneelstuk.

De verrekijker toont ons vooral de ellende die ons handelen veroorzaakt, en heel veel minder de vooruitgang die het óók teweegbrengt

Dat betekent: zover als ons handelen strekt in negatieve zin, zover strekt ons handelen

Het probleem is alleen: de verrekijker toont ons vooral de ellende die ons handelen veroorzaakt en Dat brengt moedeloosheid en chronische onderschatting van het eigen kunnen met zich mee. ‘Wat kan ik daar, als individu, nou aan doen?’ klinkt het voortdurend in ons achterhoofd.

Op zo’n moment onderschatten we de neveneffecten van ons handelen: we kijken wel naar de directe, maar vergeten de indirecte consequenties. Wie, bijvoorbeeld, een zonnepaneel op zijn dak zet, helpt niet alleen zichzelf aan een lagere energierekening, maar brengt ook de totale CO2-uitstoot een beetje omlaag, maakt de invloed van de duurzame energiesector een beetje groter, de invloed van de fossiele industrie een beetje kleiner én zorgt ervoor dat de prijs van duurzame energie een beetje concurrerender wordt – waardoor de kans dat anderen je voorbeeld volgen weer een beetje groter wordt.

En heel veel kleine beetjes worden heel gauw grote beetjes.

2. Denk niet in oplossingen, maar in idealen

Daarnaast is het zaak niet ten prooi te vallen aan de twijfel die overgeïnformeerdheid vaak met zich meebrengt. Het is een al sinds mensenheugenis bekend fenomeen: hoe meer je weet, hoe meer je weet dat je niks weet. Daardoor slaat de onzekerheid over de juistheid van onze kennis toe: is de klimaatwetenschap wel echt waterdicht? Is de opwarming van de aarde echt zo’n groot probleem? Zijn de voorgespiegelde oplossingen wel echt oplossingen?

Deze vragen kun je over nagenoeg ieder probleem stellen, om steevast dezelfde conclusie te trekken: zeker weten doen we het niet.

Die onzekerheid maakt ons passief als we vasthouden aan het idee dat zekerheid en consensus noodzakelijk zijn om vooruitgang te bewerkstelligen. Gelukkig is die noodzaak er niet: ook zonder zekerheid en overeenstemming over probleem en oplossing is een betere wereld mogelijk.

Daarvoor is het wel nodig om niet uitsluitend in termen van problemen en oplossingen te denken, maar in termen van idealen: in wat voor wereld zouden we willen leven, ongeacht de onenigheid die inherent is aan de problemen die we – al dan niet – menen te hebben?

De afschaffing van de negentiende-eeuwse slavernij, bijvoorbeeld, was er nooit gekomen als het uitsluitend was gezien als een ‘probleem’ waarvoor een ‘oplossing’ moest worden gevonden. Integendeel, slavernij was in heel veel opzichten een buitengewoon aantrekkelijk economisch systeem: honderdduizenden mensenhanden die onbetaald de economie draaiende houden. Voor de status quo uit die tijd zou de afschaffing ervan een enorme achteruitgang hebben betekend.

De afschaffing van de negentiende-eeuwse slavernij was er nooit gekomen als het uitsluitend was gezien als een ‘probleem’ waarvoor een ‘oplossing’ moest worden gevonden

Dat die afschaffing er toch kwam, is te danken aan mensen met visie en idealen: mensen die zich niet lieten weerhouden door het ‘probleem’ slavernij en de onenigheid over de ‘oplossingen’ (‘Wie legt onze spoorlijnen aan als we geen slaven meer hebben?’), maar die een groter idee hadden over hoe de wereld rechtvaardiger zou kunnen zijn – ongeacht communis opinio en status quo.

Hetzelfde gaat op voor de hedendaagse problemen: je hoeft er niet van overtuigd te zijn dat de aarde opwarmt en de olie opraakt om in een economie gebaseerd op duurzame bronnen toch een beter alternatief te zien. Want onuitputtelijke, minder vervuilende, energiebronnen zijn hoe dan ook een vooruitgang ten opzichte van de eindige, vervuilende, dictaturen in het zadel houdende bronnen die we nu hebben: daar kan zelfs een klimaatscepticus niet omheen.

Wat we nodig hebben zijn, kortom, inspirerende vergezichten die ons mogelijke werelden voorspiegelen – in plaats van ons blind te staren op de onmogelijkheden die ieder probleem per definitie met zich meebrengt.

3. Van nationale politiek in Brussel naar internationale politiek in Den Haag

‘Phe?dre’, door Laure Fissore

Tot slot is het zaak langzaam maar zeker de oogkleppen genaamd de natiestaat af te zetten: politiek zou net zo mondiaal moeten zijn als ons persoonlijke handelen dat inmiddels ook is. De manier waarop we dat nu proberen, is allerminst toereikend: we hebben de internationale politiek uitbesteed aan supranationale organen in Brussel en Genève, alwaar de verschillende nationale staten hun nationale eigenbelang verdedigen.

We hebben de internationale politiek vernationaliseerd in plaats van de nationale politiek verinternationaliseerd.

Wil de politiek daadwerkelijk het hoofd kunnen bieden aan de effecten van globalisering, dan zal dit uiteindelijk moeten worden omgedraaid. Zoiets is niet zomaar bewerkstelligd: een twee eeuwen oud construct als de natiestaat is niet van de ene op de andere dag vervangen door een nieuwe politieke eenheid. Maar er zijn wel manieren te bedenken om langzaam maar zeker in die richting te bewegen.

Een stap zou kunnen zijn om over te gaan op een Bruto Internationaal Welzijn, waarin ook geluk, solidariteit en milieu-effecten zijn verdisconteerd

Een belangrijke eerste stap zou kunnen zijn om niet langer het bruto binnenlands product als dogma voor politiek beleid te hanteren, maar een criterium dat breder is dan alleen nationale economische groei. Een Bruto Internationaal Product, kortom, waarin niet alleen de economische effecten voor het thuisland worden berekend, maar waarin ook de effecten op de ons omringende economieën wordt meegewogen.

Een vervolgstap zou dan zijn om op termijn over te gaan op een Bruto Internationaal Welzijn, waarin ook immateriële factoren als geluk, solidariteit en milieu-effecten zijn verdisconteerd. De traditionele ‘doorberekening van de partijprogramma’s’ door het Centraal Planbureau in verkiezingstijd zou dan weleens heel andere inzichten – en kiezersvoorkeuren – met zich mee kunnen brengen.

Zo’n radicale cultuuromslag zal nu nog ongetwijfeld als onbereikbaar in de oren klinken: het betekent de facto dat we afscheid moeten nemen van de politiek zoals we die nu al meer dan een eeuw gewend zijn te bedrijven. Maar de afschaffing van de slavernij, de invoering van het vrouwenkiesrecht, ja zelfs de democratie als zodanig, waren ooit net zo vergezocht. Werkelijke vooruitgang is ver vooruit durven kijken.

De verrekijker hebben we al. Nu de mentaliteit nog.

Lees ook: